28 676 NAVO

Nr. 160 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2012

Hierbij informeren wij u, mede namens de minister-president, over de conceptagenda van en de Nederlandse inzet voor de NAVO-top, die op 20 en 21 mei a.s. in Chicago wordt gehouden. De top is voorbereid in een gezamenlijke bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie op 18 en 19 april j.l. De resultaten van deze bijeenkomst zijn in deze brief verwerkt.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De minister van Defensie, J. S. J. Hillen

1. Agenda

Op 20 en 21 mei vindt de NAVO-top in Chicago plaats. Bekend is op dit moment dat er op 20 mei een werksessie van de Noord Atlantische Raad in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders is, gevolgd door afzonderlijke werkdiners van staatshoofden en regeringsleiders, van ministers van Buitenlandse Zaken en van ministers van Defensie. Op 21 mei is er een ISAF-bijeenkomst met de Afghaanse president Karzai en vertegenwoordigers van de VN, de EU, de Wereldbank en ISAF-partners. Ook is een bijeenkomst voorzien met dertien partners van de NAVO op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders en zal de Noord Atlantische Raad op het niveau ministers van Buitenlandse Zaken bijeenkomen met vier landen die tot de NAVO willen toetreden. Nederland zal in Chicago worden vertegenwoordigd door de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie.

Tijdens de top zullen de staatshoofden en regeringsleiders verklaringen over Afghanistan en de Deterrence and Defence Posture Review (DDPR) aannemen. Ook zal een zogenoemde Defence Declaration worden aangenomen. Mogelijk zal ook een verklaring over het Midden-Oosten en Noord-Afrika worden aangenomen. De NAVO zal ten slotte de interimcapaciteit voor de verdediging tegen ballistische raketten operationeel verklaren.

2. Algemene Nederlandse inzet

Nederland zet zich in voor een verklaring over Afghanistan waarin de kaders voor de rol van de NAVO bij Afghanistan na beëindiging van de ISAF-missie eind 2014 worden geschetst en waaruit de betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij het land voor de lange termijn goed naar voren komt. Die betrokkenheid moet onder meer blijken uit concrete bijdragen voor de financiering van het leger en de politie van Afghanistan. Daarnaast zal Nederland blijven bijdragen aan de versterking van de rechtsstaat en de wederopbouw van Afghanistan. De totale bijdrage van Nederland aan Afghanistan zal na 2014 afnemen, maar zal nog altijd stevig zijn.

Nederland zet zich verder in voor een krachtige verklaring over Smart Defence die houvast zal bieden voor toekomstige capaciteitenontwikkeling. Nederland is positief over een publiek document over de DDPR, waarin ook het belang van de aanpak van nieuwe dreigingen zoals aanvallen op digitale infrastructuur (cyber) is opgenomen. Nederland zet in op verdere versterking van de partnerschapsrelaties, met specifieke aandacht voor outreach naar de Aziatische en Pacifische regio’s. Ten slotte zal Nederland het besluit tot het operationeel verklaren van de interimcapaciteit voor raketverdediging verwelkomen.

3. Afghanistan

Algemeen

Het transitieproces in Afghanistan dat in 2011 is begonnen ligt op koers, zo bleek tijdens de ministeriële bijeenkomst in april. Naar verwachting zal voor de top de derde tranche van het transitieproces bekend worden gemaakt, waarin het overgrote deel van Afghanistan onder de verantwoordelijkheid van het Afghaanse leger en politieapparaat (Afghan National Security Forces – ANSF) zal vallen. Vanaf eind 2014 zullen zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid in geheel Afghanistan. In de jaren daarna zal moeten blijken of Afghanistan, met steun van de internationale gemeenschap, op eigen benen kan gaan staan. Dit is niet vanzelfsprekend. De geboekte voortgang is niet onomkeerbaar. Het verzoeningsproces is nog nauwelijks op gang gekomen. Er zijn grote uitdagingen op het gebied van veiligheid, goed bestuur en sociaal-economische ontwikkeling. Het kabinet sluit hier niet de ogen voor en heeft zorgen over de toekomst van Afghanistan. Vast staat dat het land de blijvende steun van de internationale gemeenschap hard nodig zal hebben. Het kabinet wil hierin zijn verantwoordelijkheid nemen en de nauwe betrokkenheid van Nederland bij Afghanistan ook na 2014 voortzetten, zoals is toegezegd tijdens de Bonn-conferentie begin december vorig jaar.

Tijdens de top zal vooral worden gesproken over de duurzame financiering van de ANSF en de rol van de NAVO na de beëindiging van de ISAF-missie in 2014. Deze onderwerpen moeten worden bezien in de context van de bredere internationale inspanning in Afghanistan. Met het oog op duurzame stabiliteit is het van groot belang dat ook na 2014 de nadruk zowel ligt op het verzekeren van veiligheid als op het verder versterken van civiele structuren en de sociaaleconomische ontwikkeling waarover tijdens de Tokio-conferentie op 8 juli a.s. zal worden gesproken. Nederland zal op integrale wijze betrokken blijven bij Afghanistan en een bijdrage leveren op zowel veiligheids- als sociaaleconomisch gebied. Hierbij zal worden aangesloten bij de inspanningen van andere partners en voortgebouwd worden op de expertise en ervaring die is opgedaan met de eerdere Nederlandse inspanning in Uruzgan, het OS-programma en de huidige geïntegreerde politietrainingsmissie. De totale jaarlijkse financiële bijdrage na 2014 zal substantieel zijn, maar fors lager dan de huidige bijdrage, vanwege de beëindiging van de missie in Kunduz, die ongeveer EUR 100 mln per jaar kost.

NAVO na 2014

Het staat vast dat de rol van de NAVO na voltooiing van de transitie en beëindiging van de ISAF-missie beduidend anders zal zijn dan voor 2014. Tijdens de Chicago-top zullen de kaders van de NAVO inspanning na 2014 worden vastgesteld. De precieze invulling zal afhangen van de veiligheidssituatie op het moment van de transitie en zal gedurende de komende twee jaar verder vorm krijgen. Het kabinet steunt de voorgenomen nadruk op training, advisering en praktische bijstand na afloop van het transitieproces. Het doel blijft onverminderd te voorkomen dat Afghanistan opnieuw een vrijhaven wordt voor terrorisme. De NAVO kan na 2014 op beperkte schaal gevechtstaken uitvoeren maar alleen in samenwerking met en op verzoek van de Afghaanse autoriteiten.

Duurzame veiligheid en stabiliteit zijn slechts mogelijk indien er een goed functionerend civiel politie- en justitieapparaat is, dat het vertrouwen van de bevolking geniet. Daarom pleit Nederland ervoor dat er ook na 2014 voldoende aandacht voor de ondersteuning van de civiele politie en verdere versterking van de rechtsstaat blijft. De precieze taakverdeling op dit gebied tussen de VN, de EU en de NAVO moet nog worden vastgesteld. Het kabinet zet in op een ondersteunende rol voor de NAVO zolang de VN en de EU nog niet in staat zijn de behaalde resultaten op het gebied van capaciteitsopbouw van de politie te consolideren.

De goede samenwerking tussen de NAVO en Afghanistan werd in 2010 tijdens de vorige NAVO Top in Lissabon bestendigd in het Enduring Partnership. Het kabinet steunt de verdere invulling in de komende jaren van dit partnerschap, dat de nauwe betrokkenheid van de NAVO bij Afghanistan in de toekomst bevestigt. Ook de recent gesloten partnerschappen tussen Afghanistan en andere landen, waaronder Frankrijk, het VK en de VS geven blijk van de blijvende betrokkenheid en de goede samenwerking van de internationale gemeenschap met Afghanistan.

Op dit moment kan geen uitspraak worden gedaan over een eventuele personele bijdrage van Nederland na 2014. Hierover zal een volgend kabinet te zijner tijd moeten beslissen.

Financiering Afghaans leger en politie na transitie

Gegeven de moeilijke situatie in Afghanistan in de afgelopen jaren mag de opbouw van een werkend veiligheidsapparaat een succes worden genoemd dat moet worden geconsolideerd. De mate waarin de ANSF erin zullen slagen de veiligheid te handhaven zal bepalend zijn voor de verdere toekomst van Afghanistan; ondersteuning van de ANSF, zowel in praktische als in financiële zin, moet dus topprioriteit zijn voor de gehele internationale gemeenschap. Tijdens de Top zal duidelijk moeten worden of in de periode na 2014 duurzame financiering van de ANSF kan worden zeker gesteld. Dit is een van de belangrijkste onderdelen van de post-2014 strategie en een absolute randvoorwaarde voor een succesvolle overgang naar een nieuwe rol voor de NAVO.

Op basis van een voorlopige analyse is een model opgesteld voor de toekomstige ANSF van 228 500 militairen/agenten met een totaalbudget van USD 4,1 miljard. Dit model is een planningsaanname overeengekomen tussen de internationale gemeenschap en de Afghaanse regering. Op basis van dit model worden de 50 landen die nu deelnemen aan ISAF gevraagd jaarlijks EUR 1 miljard bij te dragen in de periode 2015–2017. Vanaf eind 2012 is de omvang van de ANSF circa 352 000, dit kost USD 6,8 miljard per jaar. Deze grotere omvang was altijd als tijdelijk bedoeld, om de ANSF in staat te stellen grip te krijgen op veiligheid en de eigen positie in het gehele land te consolideren. Hierin slagen de ANSF tot nu toe goed; in de reeds overgedragen provincies en gebieden hebben zij het veiligheidsniveau weten te handhaven. Afhankelijk van de veiligheidssituatie wordt in 2015 door de Afghaanse regering in overleg met de internationale gemeenschap besloten over de geleidelijke afbouw naar een kleinere, meer duurzame en effectieve ANSF.

Bij de uitvoering van de afbouw van de ANSF zal ruime aandacht moeten worden besteed aan de begeleiding van overtollig personeel dat moet afvloeien en terugkeren in de burgermaatschappij. In relatie tot de ANSF wordt in dit kader gesproken over «managed force reduction». Nederland en een aantal andere internationale partners wijzen voortdurend op het belang hiervan. De ervaring leert dat ontwapening en re-integratie niet eenvoudig zijn en een zorgvuldige planning, gekoppeld aan voldoende middelen, vereisen. Naarmate plannen voor afbouw van de ANSF concreter worden, zullen begeleidende maatregelen moeten worden genomen. Het kabinet ziet hierbij ook een belangrijke rol weggelegd voor de Afghaanse regering, die de leiding moet nemen in dit proces. Daarnaast zou de VN een belangrijke coördinerende en ondersteunende rol kunnen spelen.

Nederland eist verder deugdelijke monitoring en transparantie van het financieringsmechanisme dat voor de financiële ondersteuning van de ANSF zal worden opgezet; duidelijk moet zijn hoe fondsen zijn besteed en of dit op doelmatige wijze is geschied.

Daarnaast moet Afghanistan zelf verantwoordelijkheid nemen en een substantiële bijdrage leveren. Het kabinet verwelkomt de toezegging van de Afghaanse regering om jaarlijks USD 500 miljoen bij te dragen aan de financiering van de ANSF. Op termijn moet deze bijdrage groter worden en moet de afhankelijkheid van de internationale gemeenschap afnemen. Hierom is het van groot belang dat de Afghaanse overheid noodzakelijke maatregelen op het gebied van goed bestuur, Rule of Law, sociaal-economische ontwikkeling en mensenrechten treft.

Conform het verzoek van uw Kamer en zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg op 12 april j.l. om zo concreet als mogelijk in te gaan op de financiële kant van het Nederlandse commitment t.a.v. Afghanistan na 2014, kunnen wij u informeren dat Nederland in de periode 2015–2017 jaarlijks EUR 30 mln zal bijdragen aan de financiering van de ANSF. Het grootste deel hiervan (EUR 25 mln – ODA) zal worden ingezet op ondersteuning van de civiele politie, in lijn met de focus van de huidige geïntegreerde politietrainingsmissie. Daarnaast acht het kabinet het van belang verantwoordelijkheid te blijven nemen voor de ondersteuning van het leger, dat de basisveiligheid moet bieden om verdere opbouw van een civiele veiligheidsstructuur mogelijk te maken. Het resterende bedrag van EUR 5 mln (non-ODA) zal hiervoor worden aangewend uit de begroting van Buitenlandse Zaken.

Bredere Nederlandse inzet na 2014

De Nederlandse bijdrage aan de ANSF-financiering staat niet op zichzelf, maar past binnen het bredere Nederlandse beleid ten opzichte van Afghanistan. In de eerste plaats moet hierbij gedacht worden aan verdere versterking van de rechtsstaat. Duurzame stabiliteit is slechts mogelijk indien de gehele rechtsketen, zowel politie als justitie, op orde is. Deze gedachte is leidend voor de huidige geïntegreerde politietrainingsmissie en zal ook na 2014 leidend zijn. Het kabinet is voorstander van een onverminderd hoge ambitie op dit gebied in de periode na de transitie. Hierbij kan worden voortgebouwd op het huidige Rule of Law-programma.

In het kader van de evenwichtige benadering die Nederland volgt, waarin evenzeer wordt ingezet op wederopbouw als op veiligheid, dient ook na 2014 een substantiële bijdrage aan de bredere sociaaleconomische ontwikkeling van Afghanistan te worden geleverd. Het kabinet is voorstander van voortzetting van de lijn die gekozen is in het huidige MJSP en een gelijkblijvende OS-inspanning na 2014. Dit past bij de betrokkenheid van Nederland bij Afghanistan als partnerland. Ingezet moet worden op verduurzaming van de huidige Nederlandse inspanningen en blijvende nadruk op de rechtsstaat, goed bestuur en mensenrechten en landbouw. Gewerkt moet worden met zowel een top-down (versterking van de Afghaanse overheid), als een bottom-up aanpak (versterking van het maatschappelijk middenveld). Daarnaast moet speciale aandacht zijn voor verzoening en re-integratie, onder andere in de vorm van steun aan het re-integratieprogramma van de Afghaanse overheid. Nederland verwacht hierbij wel een effectieve Afghaanse politieke inspanning om de stabiliteit, veiligheid en economische ontwikkeling van het land voor de lange termijn zeker te stellen. Over de Nederlandse inzet voor de Tokioconferentie en de voortgezette OS-betrokkenheid zal de Kamer voorafgaand aan de conferentie nader worden geïnformeerd.

Nederland zal de eigen inspanningen nauw afstemmen op die van andere partners in Afghanistan die tijdens de Bonn-conferentie hun voornemen om ook na 2014 actief betrokken te blijven bij Afghanistan hebben bevestigd. Na 2014 ligt er een belangrijke taak voor de VN, zowel bij de coördinatie van de internationale inspanningen als bij de ondersteuning van de Afghaanse overheid die vanaf die tijd de volledige verantwoordelijkheid zal dragen voor veiligheid en ontwikkeling. Het VN-mandaat voor de periode na 2014 moet nog worden vastgelegd en zal in grote mate afhangen van de visie van de Afghaanse regering op de rol van de VN. Het kabinet meent dat een belangrijke rol van de VN op het gebied van rechtsstaat en bestuur voor de hand ligt. Hierbij moet ook worden gedacht aan een versterkte rol voor de VN inzake ondersteuning van de civiele politie. Goede coördinatie met de EU en andere partners hierbij is essentieel.

Het kader van de inzet van de EU op langere termijn zal worden gevormd door een brede samenwerkingsovereenkomst met Afghanistan waarvoor de onderhandelingen in maart 2012 zijn gestart. Deze overeenkomst zal onder meer moeten voorzien in voortgezette samenwerking op het gebied van de versterking van de civiele politie en de rechtsstaat. De EU heeft via EUPOL op dit gebied een duidelijke meerwaarde getoond en zal in samenspraak met de VN, de NAVO en andere partners na 2014 haar ondersteuning van de politie moeten voortzetten, zowel in financieel als in praktisch opzicht. Nederland pleit daarom voor verlenging van EUPOL na 2014.

Ook op sociaaleconomisch gebied zal de EU Afghanistan na 2014 moeten blijven steunen. Nederland ziet voor de EU vooral een rol in sectoren zoals goed bestuur en mensenrechten, en bij de stimulering en ondersteuning van regionale samenwerking.

Regionale context

De inspanning in Afghanistan kan niet los worden gezien van de regionale context. Regionale samenwerking met landen als Pakistan en Iran is cruciaal voor de duurzame stabiliteit en ontwikkeling van Afghanistan. Nederland verwelkomt in dat opzicht het «Heart of Asia» proces dat in gang is gezet door de Istanbulconferentie van 2 november 2011. In aanvulling op regionale economische initiatieven is dit het eerste samenwerkingsverband waar ook het verdiepen van regionale politieke samenwerking aan de orde komt. Tijdens de eerstvolgende ministeriële bijeenkomst in het kader van dit proces op 14 juni as. in Kabul, zullen Afghanistan en de twaalf buurlanden maatregelen identificeren om te werken aan het versterken van het onderlinge vertrouwen. Het kabinet ziet een belangrijke rol voor de EU in de ondersteuning van regionale politieke en economische samenwerking. Ook de OVSE kan in dit opzicht een bijdrage leveren. Deze organisatie is door haar inclusieve karakter en langjarige ervaring een sterke speler in de regio en zal ook na 2014 Afghanistan blijven steunen op het gebied van grensmanagement, drugsbestrijding en de strijd tegen mensensmokkel. Benadrukt dient te worden dat regionaal ownership, zowel politiek als financieel, een belangrijke voorwaarde is voor succes.

4. Capaciteiten/Smart Defence - Chicago Defence Package

Ook tijdens de ministeriële bijeenkomst is gesproken over Smart Defence en de afzonderlijke, meest kansrijke projecten. Naar verwachting zal het project waar Nederland als lead nation zal optreden, biometrie in het kader van Counter IED, nog vóór Chicago in deze lijst worden opgenomen. Daarnaast neemt Nederland deel aan 17 van de 21 meest kansrijke projecten, waaronder een Deens initiatief om onder andere de inkoop, de opslag, het onderhoud en de vernietiging van munitie gezamenlijk uit te voeren. Een ander initiatief betreft het gezamenlijk verwerven van op afstand bedienbare Counter IED-voertuigen. Met de brief van heden van de minister van Defensie over internationale militaire samenwerking is het meest recente overzicht van deze lijst aan de Kamer gezonden.

De vooruitgang op het terrein van het Gent-proces (pooling and sharing) is goed in kaart gebracht tijdens de bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) en de RBZ op 22 maart jl. Dit betreft een overzicht van elf kansrijke terreinen voor defensiesamenwerking, waaronder nieuwe initiatieven zoals op het terrein van air to air refueling en medische ondersteuning. Daarnaast zijn overeenkomsten getekend voor samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling, waaronder een eerste contract dat een verbinding legt met het onderzoeksprogramma van de Europese Commissie. Air to air refueling neemt binnen het Gent-proces een belangrijke plaats in. Nederland, Duitsland en Frankrijk nemen het voortouw bij de nadere uitwerking van het initiatief, mede in het licht van de eventuele vervanging van de KDC-10 na 2020 en deelname aan relevante samenwerkingsverbanden zoals het European Air Transport Command (EATC) en het SAC C-17. Het kabinet steunt het idee om het air to air refueling initiatief in Chicago te presenteren als een goede mogelijkheid om een strategische enabler te ontwikkelen die de Europese landen in staat stelt door slimme samenwerking een krachtiger bijdrage te leveren aan operaties van de EU en de NAVO. Daarmee geeft het initiatief gestalte aan de verantwoordelijkheid die Europa neemt om meer op eigen benen te gaan, waarbij het de landen zijn die, daartoe in de gelegenheid gesteld door instituties als het EDA, aan de basis staan van nieuwe vormen van defensiesamenwerking. Het Gent-proces is volledig in lijn met het concept van Smart Defence van de NAVO.

De recent door de minister van Defensie en zijn Belgische en Luxemburgse collega ondertekende intentieverklaring op het gebied van defensiesamenwerking is een ander voorbeeld van de wijze waarop landen zelf invulling kunnen geven aan de roep om meer internationale samenwerking door met gelijkgezinde landen verbanden aan te gaan. In dit visiedocument geven wij gezamenlijk uitdrukking aan de wens de reeds bestaande samenwerking, zoals de marinesamenwerking in Benesam, te verdiepen en de samenwerking te verbreden. Het gaat onder andere om onderhoud aan de NH-90 helikopter. Air Policing, paratraining en een aantal specifieke opleiding- en traininggebieden. Voor de langere termijn worden studies verricht over verdere samenwerking van de landstrijdkrachten en luchtstrijdkrachten, vooral ook met het oog op gezamenlijke verwerving. In 2014 willen we gezamenlijk deelnemen aan de EU Battlegroup (EU BG) onder Belgische leiding, waarvoor in de aanloop intensiever gezamenlijk zal worden getraind.

Naast deze concrete bottom-up aanpak is echter ook een rol voor de NAVO weggelegd. Naast politiek commitment, dat in een separate verklaring zal worden verankerd, dient de NAVO ook een faciliterende en coördinerende rol te (kunnen) spelen. Het NAVO-planningsproces, dat houvast moet bieden voor de plannen van de afzonderlijke landen, heeft tot op heden onvoldoende invloed gehad op de (bezuinigings)plannen van bondgenoten. In Chicago zal derhalve een opdracht worden geformuleerd om het proces meer inzichtelijk te maken voor de politieke besluitvormers. Ook moeten consultatiemechanismen worden opgezet om landen die investeringen of bezuinigingen overwegen te assisteren bij hun keuzes.Het NAVO-planningsproces moet zo de samenhang in de capaciteiten die de NAVO nodig heeft waarborgen. Daarnaast verdienen het instrument van gemeenschappelijke financiering en de wijze waarop de beschikbaarheid van schaarse capaciteiten kan worden verzekerd, nadere beschouwing na Chicago.

Ten slotte zal in Chicago naar alle waarschijnlijkheid in het kader van Smart Defence worden besloten tot het voortzetten van de Air Policing-taak in de Baltische staten na 2014. De Baltische staten hebben hun steun als gastland aan deze taak, waaronder bijdragen aan brandstofkosten en logistieke voorzieningen, de afgelopen jaren significant uitgebreid, waardoor de lasten meer evenredig worden verdeeld. Nederland steunt de voortzetting van deze taak en beziet of het na 2014 kan bijdragen.

5. Deterrence and Defence Posture Review (DDPR)

In de aanloop naar de ministeriële bijeenkomst van de NAVO van 6 april jl. informeerden wij uw Kamer over de voortgang op het gebied van de Deterrence and Defence Posture Review (DDPR, zie Kamerstuk 28 676, nr. 148). Na voltooiing van de oriënterende fase hebben drie werkgroepen dit voorjaar advies uitgebracht aan de Noord-Atlantische Raad over de samenstelling van capaciteiten op conventioneel (inclusief raketverdediging) en nucleair terrein, alsmede de bijdrage van de NAVO aan wapenbeheersing.

Op de bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad in de samenstelling van ministers van Buitenlandse Zaken en ministers van Defensie van 18 april jl. was brede steun voor het concepteindrapport van de secretaris-generaal Rasmussen. Ook Nederland heeft zich hierover in positieve zin uitgelaten. Tijdens de NAVO-top in Chicago zal dit rapport worden vastgesteld.

Zoals eerder bericht (zie Kamerstuk 28 676, nr. 148 dd 6 april jl.) wordt binnen de NAVO, in het licht van defensiebezuinigingen, en gelet op de veranderende veiligheidsomgeving, geen aanleiding gezien om fundamentele wijzigingen aan te brengen in de samenstelling van capaciteiten. Het palet van capaciteiten voor verdediging en afschrikking van de NAVO zal daarom in grote lijnen gelijk blijven. Wel bevat het DDPR-eindrapport belangrijke resultaten waarvoor Nederland zich met succes heeft ingezet.

Zo heeft Nederland met succes gepleit voor een brede review, waarbij naast conventionele en nucleaire capaciteiten ook nieuwe dreigingen (inclusief cyberdreigingen) aan bod komen. Daarbij staat voorop dat de NAVO slechts invulling kan geven aan collectieve verdediging op grond van artikel 5 en potentiele vijanden kan afschrikken als het bondgenootschap zich voorbereidt op oude én nieuwe dreigingen. Het eindrapport onderstreept dit punt. Van belang is ook dat de NAVO bevestigt meer cyber defense capaciteiten te gaan ontwikkelen en deze capaciteiten te zullen integreren in de commandostructuur van de NAVO, iets waarvoor Nederland heeft gepleit.

Zoals gemeld tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 12 april jl. heeft Nederland zich ingezet voor een openbaar document, voor zover dat mogelijk is. Nederland acht het belangrijk dat de NAVO in Chicago een heldere boodschap uitdraagt, bijvoorbeeld naar partners, maar ook om bij het brede publiek op draagvlak te kunnen blijven rekenen. Zoals het er nu naar uitziet kunnen wij u, conform de toezegging aan uw Kamer, het DDPR-document na de vaststelling in Chicago toesturen.

Binnen de NAVO bleek geen draagvlak te bestaan voor een wijziging van de nucleaire posture. De NAVO bevestigt in het DDPR-rapport een nucleaire alliantie te blijven zolang in de wereld kernwapens bestaan. Wel onderstreept de NAVO, mede op aandringen van Nederland, het belang van negatieve veiligheidsgaranties van de NAVO-kernwapenstaten als vertrouwenwekkende maatregel. Er is vastgelegd dat de »negatieve veiligheidsgaranties van individuele kernwapenstaten ook gelden voor de aan NAVO toegewezen nucleaire wapens. De NAVO is tevens bereid om een vermindering van niet-strategische nucleaire wapens te overwegen, in de context van wederzijdse stappen door Rusland. Ook spoort de NAVO de VS en Rusland aan door te gaan met onderhandelingen over nucleaire wapenbeheersing. Tot slot heeft Nederland zich met succes ingezet voor meer wederzijdse transparantie met Rusland ten aanzien van sub-strategische nucleaire wapens. Mede hierdoor zal de NAVO aan Rusland het aanbod doen besprekingen te beginnen. Gezien het belang van transparantie voor meer onderling vertrouwen, juichen wij deze ontwikkeling toe en hopen wij dat deze succes zullen hebben.

6. Europese raketverdediging

De NAVO zal in Chicago de interim verdedigingscapaciteit tegen ballistische raketten, opgezet ter bescherming van de Europese bevolking, grondgebied en troepen tegen een raketaanval, operationeel verklaren. De daarvoor benodigde producten, zoals Rules of Engagement en heldere commandovoering binnen de bestaande commandostructuur, zijn nagenoeg voltooid. De interimcapaciteit bestaat uit de Amerikaanse Space Based Infrared Sensors, een Ballistic Missile Tracking Radar en onderscheppingscapaciteit in de vorm van Amerikaanse kruisers in de Middellandse Zee. Daarnaast levert de NAVO de vereiste commandostructuur, bestaande uit het Ballistic Missile Defence Operation Centre dat de Amerikaanse waarschuwingssystemen koppelt aan de bestaande NAVO-commandosystemen.

Met deze interimcapaciteit wordt nog niet het gehele NAVO-grondgebied verdedigd. Op termijn zullen ook Europese landen moeten investeren in capaciteiten om te komen tot het uiteindelijke, volledig operationele raketverdedigingssysteem. Het Nederlandse besluit om de SMART-L radar van de LC-fregatten geschikt te maken voor de waarneming van ballistische raketten is daarvan een goed voorbeeld. Ook de binnen het bondgenootschap aanwezige Patriotcapaciteit, waaronder de Nederlandse, kan een aanvullende bijdrage leveren aan de verdediging van het NAVO-grondgebied en haar bevolkingscentra. Nederland streeft voor zowel de SMART-L radar als de Patriotcapaciteit naar intensivering van de internationale samenwerking. In Chicago zullen wij de Nederlandse Patriotcapaciteit aanbieden voor de interim verdedigingscapaciteit tegen ballistische raketten van de NAVO. Daarbij geldt dat voor daadwerkelijke inzet altijd afzonderlijke politieke besluitvorming nodig blijft.

7. Rusland

En marge van de ministeriële bijeenkomst kwam op 19 april jl. de NAVO-Rusland Raad bij elkaar. De 29 ministers, onder wie de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov, bespraken actuele onderwerpen en de vooruitgang van de gezamenlijke samenwerkingsagenda waartoe de NAVO-Rusland Raad tijdens de NAVO-top in Lissabon heeft besloten. In dit kader werken de NAVO en Rusland op praktische wijze samen op diverse onderwerpen van wederzijds belang, waaronder de doorvoer van goederen voor ISAF naar Afghanistan en drugsbestrijding.

Er was een breed gedeelde opvatting dat de samenwerking tussen de NAVO en Rusland, tien jaar na de oprichting van de NAVO-Rusland Raad, grote ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Ondanks verschillen van inzicht op sommige onderwerpen, zoals raketverdediging en het verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa (CSE-verdrag), was er alom erkenning dat de NAVO-staten en Rusland veelal gedeelde veiligheidsbelangen hebben, die vragen om nauwe samenwerking.

Nederland vindt het van groot belang dat de constructieve samenwerking met Rusland in NAVO-kader wordt voortgezet en zet zich hiervoor in bij bilaterale contacten met Rusland. Het gaat daarbij niet alleen om politieke dialoog, maar ook om praktische samenwerking. Nederland betreurt het dat de Russische president niet in Chicago aanwezig zal zijn. Dit hoeft de constructieve samenwerking echter niet in de weg te staan.

8. Partnerschappen/Uitbreiding

De ministers van Buitenlandse zaken spraken tijdens de ministeriële bijeenkomst in april over het NAVO-partnerschapsbeleid. Bondgenoten, waaronder Nederland, herbevestigden het belang van nauwere praktische samenwerking en politieke dialoog met partners, zoals overeengekomen tijdens de top in Lissabon (2010) en de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken in Berlijn (2011). De NAVO is voornemens met haar Partnership for Peace, Mediterranean Dialogue (MD) en Istanbul Cooperation Initiative (ICI)-partners aan concrete uitwerking van intensiveringsvoorstellen te werken. Nederland pleitte bovendien voor verdere ontwikkeling van relaties met partners wereldwijd, in het bijzonder Aziatische en Pacifische landen. Nederland beziet momenteel met een aantal bondgenoten en Aziatische landen welke behoeften en mogelijkheden bestaan om de dialoog met Azië te intensiveren, rekening houdend met de gevoeligheden op politiek-veiligheidsgebied in Azië.

In Chicago zal er een bijeenkomst zijn met dertien partnerlanden van de NAVO. Deze bijeenkomst geeft Bondgenoten de kans richting deze partners waardering uit te spreken voor hun bijdragen aan NAVO-operaties, waaronder ISAF.

Nederland zal in Chicago oproepen tot verbetering van samenwerking dichtbij huis. In de samenwerking tussen de NAVO en de EU valt winst te behalen, vooral op het gebied van Smart Defence. Ook staat de NAVO-betrokkenheid bij landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten op de agenda van de top. De NAVO wil haar steun aan MD- en ICI-partners herbevestigen. Vanwege de politieke, economische en maatschappelijke veranderingen in de regio is eens te meer duidelijk dat de veiligheid van het Bondgenootschap en die van Noord-Afrika en het Midden-Oosten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Nederland onderstreept dat bij de samenwerking met partners het principe van non-discriminatie geldt en dat bilaterale geschilpunten buiten het multilaterale kader moeten worden gehouden.

Nederland verwelkomt de intensivering van de dialoog met landen met toetredingsambities. Hoewel Chicago geen uitbreidingstop is, bevestigt de NAVO het open deur-beleid in Chicago, onder meer door een bijeenkomst met Macedonië, Montenegro, Bosnië-Herzegovina en Georgië. Nederland verwelkomt de positieve voortgang die deze landen tot dusver hebben geboekt op gebied van hervormingen en kijkt uit naar voortzetting van deze trend.

Terugkoppeling toezegging naamskwestie Macedonië – Griekenland

De minister van Buitenlandse Zaken sprak de afgelopen weken over de naamskwestie met zijn Macedonische collega Poposki, de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties Nimetz, en met de Griekse vice-minister van Buitenlandse Zaken Dollis. De minister benadrukte in deze gesprekken het belang om zo spoedig mogelijk tot een akkoord te komen en om het Macedonische Euro-Atlantische integratieproces weer op de rails te krijgen. De drie gesprekken bevestigen dat de VN de geëigende instantie is om in dit bilaterale geschil te bemiddelen en dat de VN-bemiddeling gaande is. Een doorbraak op dit dossier wordt vóór de NAVO-top niet verwacht.

Naar boven