28 663 Milieubeleid

32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 76 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2020

Uw commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft in haar brief dd. 14 oktober 2020 gevraagd om mijn reactie op het recente rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (hierna: PBL) «Inzichten uit mondiale milieuverkenningen – lessen voor Nederland» dat in september jl. is uitgebracht.

Om te beginnen wil ik graag het belang van mondiale milieuverkenningen nog eens onderstrepen. Ze vormen een belangrijke mondiale vinger aan de pols en ondersteuning voor de mondiale milieuagenda en benadrukken de noodzaak van systeemverandering en actie, internationaal en nationaal. Nederland ondersteunt de totstandkoming van dergelijke verkenningen dan ook.

Uit de Mondiale Milieuverkenningen haalt het PBL belangrijke en nuttige lessen voor Nederland. Het PBL wijst er in zijn rapport op, dat de aan energie, voedsel en grondstoffen verbonden transities onderling samenhangen. Er zijn mogelijkheden voor synergie, maar ook risico’s van afwenteling van het ene probleem naar het andere, waarmee bij het maken van beleidskeuzes rekening gehouden moet worden. Dat is ingewikkeld, want de vraagstukken spelen niet alleen op diverse maatschappelijke en beleidsterreinen, maar ook op verschillende ruimtelijke schaal en met een verschillende tijdshorizon. Ook onderstreept het PBL de noodzaak van verdere concretisering van doelen, de noodzaak van nationale én internationale actie, het belang van de beïnvloeding van consumptiepatronen en van rechtvaardig en inclusief beleid. Het PBL plaatst de analyse terecht in de context van Agenda 2030 en het brede welvaartsbegrip.

Deze aandachtspunten komen daarom ook terug in het ontwerp-Nationaal Milieubeleidskader1, dat ik eind september aan de Tweede Kamer stuurde. Het beleidskader is nadrukkelijk gebaseerd op het brede welvaartsbegrip, en identificeert een aantal bouwstenen voor het milieubeleid. Daarbij wordt expliciet ingegaan op de noodzaak van het voorkómen van milieuproblemen en op het belang van samenwerking in de aanpak (beide nationaal maar ook internationaal), op de noodzaak om afwenteling te voorkomen (naar anderen, naar elders, naar later, naar andere problemen) en op de borging van inclusiviteit.

Het ontwerp-Nationaal Milieubeleidskader zal in het komende jaar worden uitgewerkt in een Nationaal Milieuprogramma, waarin verdere concrete acties op deze thema’s worden geïdentificeerd.

Tegelijkertijd zijn er ook nu al concrete stappen gezet. Het kabinet heeft in de Groeibrief 2 uit 2019 en in de missie-gedreven Kennis- en Innovatie-agenda’s (waaronder die voor Circulaire Economie) al aandacht besteed aan de sociale verdelingsaspecten en aan het belang van gedragsverandering van burgers en ondernemers, om zo consumptie- en productiepatronen te beïnvloeden.

De lessen die het PBL haalt uit de Mondiale Milieuverkenningen wijzen ons op de effecten van ons handelen als consumenten, producenten en overheden in Nederland en in Europa, op de milieudruk wereldwijd. Veel effecten op biodiversiteit en landgebruik van energie-, grondstoffenwinning, voedselproductie voor onze economie hier worden vooral elders gevoeld, naast die in ons eigen land in de vorm van bodemdaling of luchtkwaliteit.

Elke transitie vereist een systeemverandering en de verschillende transities waarop we in Nederland inzetten moeten goed op elkaar zijn afgestemd. Een goed voorbeeld van synergie op het vlak van klimaat en circulaire economie is de winst, in termen van CO2-besparing, van efficiënter gebruik van grondstoffen. Dat is voor mij een belangrijk speerpunt, ook internationaal. Het komende World Circular Economy Forum, op 15 april 2021 waarvoor Nederland als gastheer optreedt, staat in het teken van dit thema.

Op nationaal niveau zijn we er ook hard mee aan de slag. In samenwerking met transitiepartners worden de doelen voor CE-beleid uitgewerkt en geconcretiseerd, in lijn met de brieven3 van 27 maart en 27 oktober 2020 aan de Tweede Kamer, wordt een «roadmap» ontwikkeld. Met die roadmap zal aan de hand van een langetermijnvisie worden bekeken, welke instrumenten in de verschillende fases van de transitie naar een circulaire economie kunnen worden ingezet om de (tussen)doelen te behalen. Daarnaast zijn al veel acties opgenomen in het onlangs geactualiseerde Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie4 en ook de komende jaren zullen daarin nieuwe stappen worden gezet.

Dit alles overziende ben ik blij met de analyse van het PBL, die ik opvat als aansporing en als ondersteuning van het beleid zoals ik dat voor me zie. Het rapport is overigens niet alleen voor Nederland relevant, en ik zal waar mogelijk de analyse ook onder de aandacht brengen van andere landen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Kamerstuk 28 663, nr. 75.

X Noot
2

Handelingen II 2019/20, nr. 49, item 36.

X Noot
3

Kamerstuk 32 852, nr. 117, respectievelijk Kamerstuk 35 570 XII, nr. 7 (antwoord op vraag 56).

X Noot
4

Kamerstuk 32 852, nr. 130.

Naar boven