28 638 Mensenhandel

Nr. 222 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2023

Criminele uitbuiting is een ernstige vorm van mensenhandel. Bij criminele uitbuiting wordt iemand door een derde (de uitbuiter) gedwongen tot het plegen van strafbare feiten. Het aantal slachtoffers in officiële statistieken is laag, maar de daadwerkelijke problematiek is vermoedelijk veel groter. Om deze reden liet het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2020 een landelijk onderzoek uitvoeren naar de aard en omvang van criminele uitbuiting in Nederland. Het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (hierna: CKM) heeft dit onderzoek afgelopen december afgerond door middel van een rapport in twee delen: «Kijken met andere ogen, delen I en II» (hierna: het rapport). De volledige rapporten vindt u in de bijlagen 1 en 2.

In reactie op de mondelinge vraag van het lid Van der Werf in juli 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 100, item 4) en de herhaalde toezegging tijdens het commissiedebat mensenhandel en prostitutie op 17 mei jl. (Kamerstuk 28 638, nr. 221), reageer ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, op de rapporten. Daarmee worden deze toezeggingen gestand gedaan.

In deze brief wordt ingegaan op de aanbevelingen over een integrale en brede aanpak van criminele uitbuiting, het vergroten van de medewerkingsbereidheid van slachtoffers, het non-punishmentbeginsel, de verbetering van de signalering en doorverwijzing van (vermoedelijke) slachtoffers.

De brief wordt afgesloten met een drietal actualiteiten op het mensenhandel dossier: een korte terugkoppeling van mijn werkbezoek aan het Verenigd Koninkrijk, een stand van zaken inzake de voortgang van de modernisering van de strafbaarstelling van mensenhandel (artikel 273f Sr) en een toelichting op de toezegging over het in gesprek gaan met de hotelbranche over seksuele uitbuiting.

Reactie

Zorgen over criminele uitbuiting zijn in de afgelopen jaren flink toegenomen. Uit het CKM onderzoek blijkt dat criminele uitbuiting een niet te onderschatten probleem is: de helft van 1.637 eerstelijnsprofessionals noemde in de afgelopen twee jaar in aanraking te zijn geweest met een of meer (vermoedelijke) slachtoffers van criminele uitbuiting.1 Dat komt volgens het CKM neer op een schatting van circa 2.500 vermoedelijke slachtoffers in dertien gemeenten.2 Vaak gaat het om kwetsbare kinderen of jongvolwassenen die geronseld en gedwongen worden tot criminaliteit.

Een integrale en brede aanpak

Bij het voorkomen van jonge aanwas moeten we beseffen dat niet iedereen die criminele feiten pleegt, dat ook vrijwillig doet. Slachtofferschap en daderschap lopen vaak door elkaar heen. Iemand die op het eerste gezicht een dader van een strafbaar feit lijkt te zijn, blijkt dan bij nader inzien ook een slachtoffer van criminele uitbuiting. Het onderzoek beveelt daarom aan om de aanpak van criminele uitbuiting te verankeren in het herijkte programma «Samen tegen Mensenhandel» en in de brede aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit.

De samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen mensenhandel, drugscriminaliteit en ondermijning bij de bestrijding van criminele uitbuiting wordt onderkend. Gelet op deze overlappende beleidsterreinen, zal ik mij, in nauwe samenwerking met de Minister van Justitie en Veiligheid, inzetten voor een integrale en brede aanpak van deze problemen. De samenwerking tussen het programma «Samen tegen mensenhandel» en de brede domeinoverstijgende wijkgerichte preventieve aanpak van (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit wordt bijvoorbeeld actief vormgegeven, om op deze manier tot een effectieve aanpak van criminele uitbuiting te komen. Zo zijn de CKM-rapporten een uitkomst van deze samenwerking.

Het programma «Samen tegen Mensenhandel» wordt dit jaar in samenwerking met alle ketenpartners herzien. In de nieuwe langetermijnvisie op de aanpak van mensenhandel zal naast de fenomeenbrede aanpak, ook specifieke aandacht zijn voor criminele uitbuiting. Op ondermijning investeert dit kabinet fors in de brede preventieaanpak van (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit.3 Met deze aanpak wordt ingezet op preventie en gezag om aan de ene kant jongeren een beter perspectief te bieden en ze zo weerbaar te maken tegen de criminele wereld, en aan de andere kant ze ook op tijd te kunnen corrigeren wanneer ze toch «over de streep» gaan. Criminele uitbuiting is een belangrijk thema binnen de preventieaanpak, omdat kinderen en jongeren vaak niet uit eigen initiatief criminaliteit plegen of zelf kunnen overzien wat de gevolgen en consequenties zijn van hun acties. We maken jongeren weerbaar tegen criminele uitbuiting door een netwerk, structuur en perspectief te bieden. Hierdoor wordt het aantrekkelijker om op het rechte pad te blijven of om hun crimineel leven achter zich te laten. Een voorbeeld van een initiatief is het spel «Onder mijn Ogen». Dit spel wordt gebruikt door een aantal mbo-scholen in Noord-Brabant om docenten signalen van criminele uitbuiting en ondermijning te leren herkennen bij hun studenten.

Zoals de onderzoekers van het CKM benadrukken is het van groot belang om good practices ten aanzien van het voorkomen en beschermen van slachtoffers van criminele uitbuiting te delen. Daarom is de preventieve aanpak van jeugdcriminaliteit een lerende aanpak waarin gemeenten en partners continu met elkaar in contact staan om geleerde lessen uit te wisselen en te reflecteren op wat wel en niet werkt.

Daarnaast wordt al geruime tijd geïnvesteerd in het versterken van de lokale aanpak van criminele uitbuiting in familieverbanden. De oorsprong hiervan ligt in het landelijke programma Aanpak uitbuiting van minderjarigen met een Roma-achtergrond. In 2022 is deze aanpak breder getrokken naar gesloten familiestructuren. De activiteiten zijn met name gericht op het genereren van breder te verspreiden kennis en instrumenten en het borgen van de bestaande aanpak, zodat gemeenten zelfstandig hun lokale aanpak vorm kunnen geven. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid financiert hiervoor het Centrum voor Criminaliteitspreventie (CCV). Zo heeft het CCV een barrièremodel Multi probleemgezinnen ontwikkeld, waarin signalen van misstanden rond minderjarigen, de signaleerders en interventies om misstanden aan te pakken, zijn weergegeven. Dit heeft geresulteerd in een integrale aanpak om uitbuiting binnen familienetwerken aan te pakken. Daarnaast helpt het CCV gemeenten en zorgorganisaties bij knelpunten, vraagstukken en dilemma’s waar zij in hun gemeente of organisatie tegen aan lopen.

In 2022 is aanvullend met subsidie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid gestart met de projectgroep: het Landelijk Outreachend Team (LOT). Dit projectteam is in het leven geroepen om professionals handvatten te bieden voor de omgang met en aanpak van criminele families. Het LOT geeft advies, draagt kennis over en participeert zo nodig zelf in een casus. Het LOT beschrijft op dit moment de werkwijze en wordt binnenkort geëvalueerd.

Een integrale strafrechtelijke aanpak van criminele uitbuiting

Aan het departement wordt aanvullend aanbevolen om in samenwerking met de politie en het openbaar ministerie te komen tot een landelijke, strategische aanpak specifiek gericht op het bestrijden van criminele uitbuiting. Zowel bij de politie als bij het OM worden mensenhandelzaken uitsluitend behandeld door zeer gespecialiseerde medewerkers, of het nu gaat om opsporingsambtenaren of officieren van justitie, met kennis over criminele uitbuiting. Verder geldt dat, zoals in het navolgende nog wordt beschreven, binnen de politie al maatregelen zijn genomen om het bewustzijn van criminele uitbuitingsvormen ook binnen andere onderdelen van de organisatie te vergroten. Met politie en OM blijven wij in gesprek om te bezien of en zo ja, wat meer nodig is dan thans wordt gedaan om de opsporing en vervolging van deze uitbuitingsvorm te verbeteren.

Vergroten medewerkingsbereidheid van slachtoffers van criminele uitbuiting

Jongeren die vastzitten in gedwongen criminaliteit ervaren vaak weinig mogelijkheden om te vertellen over hun situatie. Vanwege de aard van uitbuiting, het risico dat slachtoffers lopen om als dader aangemerkt te worden en de moeilijkheden om zichzelf te identificeren als slachtoffer, zijn slachtoffers van criminele uitbuiting niet snel geneigd om te melden. Met het oog op het creëren van een veilige omgeving waar deze groep slachtoffers terecht kunnen voor hulp en bescherming, en om het zicht te vergroten op de aard en omvang van criminele uitbuiting in Nederland, is het Ministerie van Justitie en Veiligheid dit jaar gestart met het financieren van een tweejarige pilot. De pilot, uitgevoerd door het CKM, betreft een tweejarige pilot om een online, landelijk hulpplatform te lanceren, waar slachtoffers van gedwongen criminaliteit of hun omgeving kunnen chatten met professionele hulpverleners. Deze hulpverleners verschaffen informatie, ondersteunen slachtoffers, bieden een luisterend oor, helpen bij veiligheidsplanning en proberen hen (waar mogelijk) uit de anonimiteit te halen en te bewegen richting lokale hulpverlening, ondersteuning en/of opsporingsinstanties. De pilot bestaat uit drie pijlers. Ten eerste een anonieme chat waar slachtoffers (en hun sociale omgeving) op een laagdrempelige en veilige manier kunnen chatten met opgeleide hulpverleners, met als doel slachtoffers te ondersteunen en waar mogelijk uit de anonimiteit te halen en te bewegen richting regionale hulpverlening en/of opsporingsinstanties. Ten tweede wordt ingezet op proactieve outreach, waarbij wordt ingezet om (potentiële) slachtoffers die zichzelf mogelijk nog niet als slachtoffers identificeren proactief richting het online platform te bewegen. Als derde onderdeel wordt een kennisportaal beschikbaar gesteld waar verschillende doelgroepen terecht kunnen. Denk hierbij aan (potentiële) slachtoffers, maar ook aan ouders of leeftijdsgenoten die vermoedens hebben van slachtofferschap bij hun kind of vriend(in) en professionals, zoals docenten of mensen die werkzaam zijn in de zorg.

Op dit moment wordt de diversiteit aan hulpvragen, zorg- en veiligheidsbehoeften die de doelgroep kenmerkt geïnventariseerd, en wordt gekeken hoe de doelgroep (online) het best bereikt kan worden. Onder meer wordt er deskresearch uitgevoerd en zijn er gesprekken en focusgroepen met lokale, regionale en landelijke experts en stakeholders. De verzamelde informatie en kennis wordt ingezet om verdergaand vorm te geven aan de inhoud van het platform. Ook dient deze fase als eerste stap om tot een sterk netwerk te komen rondom het hulpportaal, zodat opvolging kan worden gegeven aan hulpvragen op het platform. Het platform zal naar verwachting in (het najaar van) 2023 live gaan. Uw Kamer zal over de voortgang van dit project op de hoogte worden gehouden.

Het non-punishmentbeginsel

Slachtoffers van criminele uitbuiting komen vaak als eerste bij instanties in beeld als daders van een strafbaar feit. Een belangrijk beschermingsmechanisme is daarom het non-punishmentbeginsel, dat als uitgangspunt heeft dat staten de mogelijkheid moeten hebben om slachtoffers die worden gedwongen tot strafbare handelingen, hiervoor niet te vervolgen dan wel te bestraffen. Uit het CKM-rapport blijkt dat de laatste jaren een paar keer een sepot is uitgesproken in lijn met het non-punishmentbeginsel. In het onderzoek wordt daarom aanbevolen om de wijze waarop dit beginsel is omgezet in het Nederlandse beleid en in de praktijk, kritisch tegen het licht te houden.

Het non-punishmentbeginsel is in Nederland opgenomen in de «Aanwijzing mensenhandel» en de Aanwijzing sepot en gebruik sepotgronden van het OM. Als het gaat om de toepassing van dit beginsel in Nederland, heeft de rechter onder meer de mogelijkheid om geen straf of verminderde straf op te leggen als er sprake is van criminele uitbuiting en heeft de officier van justitie de mogelijkheid om af te zien van vervolging.

Er zijn verschillende mogelijke redenen waarom sepots op basis van het non-punishmentbeginsel niet in grotere aantallen plaatsvinden in Nederland. Dit kan zijn omdat een eerste informele beoordeling van slachtofferschap veelal wordt gemaakt door eerstelijnsprofessionals niet zijn gespecialiseerd in mensenhandel. Een slachtoffer komt dan in de praktijk in beeld als verdachte en vanuit deze aanname wordt vervolgens een opsporingsonderzoek gestart. Een andere reden kan te maken hebben met het feit dat in de praktijk de scheidslijn tussen daderschap en slachtofferschap dun, of zoals ook in het rapport wordt gesignaleerd, soms zelfs fluïde, kan zijn. Dit kan in de praktijk leiden tot de moeilijke vraag op welk moment personen over voldoende autonomie beschikken om zelf beslissingen te nemen (en daarvoor dus vervolgd dienen te worden) en vanaf wanneer sprake is van slachtofferschap en zij recht hebben op bescherming in lijn met het non-punishmentbeginsel. De komende maanden zal deze aanbeveling worden meegenomen in het lopende wetstraject van de modernisering van de strafbaarstelling van mensenhandel (artikel 273f Sr).

Signalering en doorverwijzing van (vermoedelijke) slachtoffers van criminele uitbuiting

In het rapport komt naar voren dat het aantal vermoedens van criminele uitbuiting van eerstelijns professionals een stuk hoger ligt dan het aantal vermoedelijke slachtoffers dat in beeld is bij de politie. Aanbevolen wordt om maatregelen te nemen die de signalering en doorverwijzing van (vermoedelijke) slachtoffers van criminele uitbuiting vergroten, zodat meer meldingen terechtkomen bij de politie/Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM).

Criminele uitbuiting is een haaldelict, wat betekent dat het gaat om een misdrijf waarvan in veel gevallen geen aangifte wordt gedaan, maar waar politie actief naar op zoek moet. In dat kader is politie bij de opsporing van criminele uitbuiting afhankelijk van de signalen die worden gedeeld door derden. Daarnaast moet de bewustwording rondom het delict criminele uitbuiting groeien, niet alleen binnen de politieorganisatie, maar ook binnen de samenleving en bij de slachtoffers zelf.

Binnen de politie is de afgelopen jaren op verschillende manieren fors geïnvesteerd in de opsporing en vervolging van mensenhandel. Voorbeelden hiervan zijn de trainingen aan eerstelijns politiemedewerkers over het signaleren van mensenhandel, de implementatie en borging van de Domeinoverstijgende Informatiegestuurde Werkwijze (DIGW) binnen alle politie-eenheden, die ondersteunt bij het verkrijgen van regionale en landelijke informatiebeelden op de manifestatie van mensenhandel, en de werving van nieuwe politiemedewerkers ten behoeve van de versterking van de aanpak van mensenhandel vanuit de motie van de leden Segers en Asscher.4 Daarnaast is de ambitie rond de aanpak van mensenhandel binnen politie in de Veiligheidsagenda 2023–2026 opgenomen en zijn er op dit thema landelijke doelstellingen geformuleerd. Deze investeringen en intensiveringen zijn benodigd omdat mensenhandelzaken complexer worden, daders inventiever worden en minder slachtoffers in beeld komen. Dit kan zijn weerslag hebben op de hoeveelheid relevante opsporingsinformatie die beschikbaar is.

Specifiek op criminele uitbuiting heeft de politie het actieplan «Aanpak en bestrijding criminele uitbuiting» opgesteld. Dit plan wordt tot uitvoering gebracht door de politieteams die zijn gespecialiseerd in de opsporing van mensenhandel. Het plan richt zich onder meer op het vergroten van de bewustwording over criminele uitbuiting en het herkennen van de signalen daarvan bij zowel andere politieonderdelen (met name de eerstelijnspolitiemedewerkers) als de partners. Centraal staat hierbij hoe signalen beter kunnen worden gemeld, zodat de opsporing naar het delict criminele uitbuiting kan plaatsvinden. Daarnaast wordt geïnvesteerd in het maken van intelligence beelden van criminele uitbuiting, wordt het aspect van uitbuiting meegewogen in de prioritering van zaken, wordt er ingezet op het versterken van de online opsporing van het delict mensenhandel, zijn er binnen de mensenhandel teams aandachtfunctionarissen aangesteld die binnen hun politie-eenheid invulling geven aan het landelijke actieplan en worden best practices tussen de eenheden gedeeld.

Zoals benoemd, is politie voor de opsporing van het delict criminele uitbuiting ook afhankelijk van de signalen die gedeeld worden door andere organisaties en partijen. Politie zet in dat kader ook in op een samenwerking met deze (online) partners. Vanuit het te herijken programma Samen tegen Mensenhandel zal daarnaast nader worden bezien op welke wijze tegemoet gekomen kan worden aan de wens om een adequate gegevensdeling te borgen en op die wijze ook meer zicht te krijgen op slachtoffers.

Werkbezoek Verenigd Koninkrijk

De onderzoekers van het CKM raden tenslotte aan om te investeren in onderzoek naar criminele uitbuiting in Nederland, met het doel het kennisfundament te bouwen voor een effectieve landelijke aanpak. Hierbij wordt ook verwezen naar de aanpak van criminele uitbuiting in het Verenigd Koninkrijk. Zo zou de kennispositie van het Verenigd Koninkrijk inzake criminele uitbuiting de afgelopen jaren versterkt zijn door onder ander meer bewustzijn en betere samenwerking, gespecialiseerde eenheden, verschillende nieuwe wetgeving en hun ondersteuning aan slachtoffers.

Ik heb in dit kader op 14 en 15 juni jl. een werkbezoek aan het Verenigd Koninkrijk afgelegd met als doel om meer inzicht te verwerven in de aanpak van mensenhandel en criminele uitbuiting in het Verenigd Koninkrijk, om zodoende eventuele lessen mee terug te nemen naar Nederland. Tijdens het commissiedebat over mensenhandel en prostitutie, op 17 mei jongstleden, heb is toegezegd uw Kamer nog voor het zomerreces een korte terugkoppeling van dit werkbezoek te verzorgen. Dat wordt hierbij gedaan.

Tijdens de reis, die plaatsvond in Londen, zijn bezoeken gebracht aan de Crown Prosecution Office, Salvation Army, University College London, Home Office, Justice and Care, New Scotland Yard/Metropolitan Police en de Gangmasters and Labour Abuse Authority. De informatie die is opgehaald, zal waar opportuun worden betrokken bij de beleidsvorming in Nederland, in het bijzonder bij de herijking van het Programma Samen tegen Mensenhandel en de modernisering van de strafbaarstelling van mensenhandel. Enkele observaties worden met uw Kamer op voorhand gedeeld.

Wat het Britse systeem uniek maakt ten opzichte van de Nederlandse aanpak is het centrale National Referral Mechanism (NRM). In het Verenigd Koninkrijk is een duidelijke procedure voor verwijzing van (mogelijke) slachtoffers vastgelegd. Zogenoemde first responders (aangewezen organisaties, zoals de Salvation Army) hebben een verplichting om te melden als er een vermoeden is van slachtofferschap. Zij melden dit via een online integraal systeem ter verwijzing voor hulp en opvang aan slachtoffers. Deze verwijzing gaat door naar Home Office, de Britse evenknie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Home Office is vervolgens de bevoegde autoriteit (de competent authority) voor slachtofferidentificatie. Binnen 5 dagen wordt besloten of er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat iemand een potentieel slachtoffer van mensenhandel is. Bij een positief besluit krijgen mogelijke slachtoffers toegang tot hulp, opvang en bescherming inclusief juridische bijstand. Het mogelijke slachtoffer heeft hier recht op tot Home Office een definitief besluit maakt inzake het slachtofferschap. Kenmerkend aan de aanpak is het centrale doorverwijzingsmechanisme naar hulp en opvang voor slachtoffers. Kanttekening hierbij is dat op dit moment de compentent authority met lange doorlooptijden heeft te maken, met een gemiddelde van 500 dagen ten opzichte van de streeftermijn van 30 dagen. Dit valt grotendeels te wijten aan de beschikbare capaciteit die is ingericht op een kleiner aantal slachtoffers.

Daar waar het criminele uitbuiting betreft, zijn de county lines, waarbij het gaat om georganiseerde criminele bendes die over de grenzen van de Britse counties heen gedwongen worden om drugs te transporteren, kenmerkend voor het Verenigd Koninkrijk. De aanpak hiervan wordt weer centraal uitgevoerd, dit maal vanuit het National County Lines Coordination Centre en door een samenwerking van verschillende instanties, waaronder de politie, lokale overheden, jeugdzorg, gezondheidsdiensten en onderwijsinstellingen. In de aanpak wordt nadruk gelegd op het identificeren en beschermen van kwetsbare jongeren die mogelijk betrokken zijn bij deze criminele netwerken. Het doel is om hen te ondersteunen en te begeleiden naar een weg van herstel en het voorkomen van verdere betrokkenheid bij de georganiseerde criminaliteit. Hierin speelt ook het non-punishmentbeginsel (section 45) een belangrijke rol. In het Verenigd Koninkrijk is het bewustzijn over dit beginsel sterk verankerd en liggen in zogeheten «prosecutorial guidelines» heldere vuistregels die bij het toepassen van dit beginsel aan de orde kunnen zijn. Bezien wordt of elementen daarvan ook voor Nederland nuttig kunnen zijn.

Modernisering strafbaarstelling mensenhandel

Zoals uw Kamer weet, wordt momenteel samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewerkt aan de modernisering van de strafbaarstelling van mensenhandel, die is opgenomen in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Het wetsvoorstel dat aan deze opgave uit het coalitieakkoord opvolging geeft, is tot 25 april in consultatie gegeven. De over het wetsvoorstel uitgebrachte adviezen worden op dit moment verwerkt. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel komend najaar voor advies aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Nadat dit advies is ontvangen en verwerkt, kan het wetsvoorstel worden aangeboden aan uw Kamer.

Seksuele uitbuiting in de hotelbranche

Tijdens het commissiedebat mensenhandel en prostitutie van 19 januari jl. en 17 mei jl. (Kamerstuk 28 638, nrs. 216 en 221) heeft heb ik naar aanleiding van vragen van het lid Bikker (CU) toegezegd in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en hotelketens inzake mogelijke gedwongen prostitutie in hotels. Ook tijdens het mondelinge vragenuur op 13 juni jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 92, Mondelingen Vragen van het lid Kuik over het bericht «meiden steeds jonger slachtoffer van seksuele uitbuiting) verzocht het lid Verkuijlen (VVD) mij om hierover in gesprek te gaan met de hotelbranche. Bij deze wordt teruggekoppeld over de bevindingen naar aanleiding van een brede uitvraag bij betrokken partijen over dit onderwerp.

Het signaal dat seksuele uitbuiting plaatsvindt in hotels en vakantieparken is bij het departement bekend. De afgelopen periode is met onder andere gemeenten, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), het openbaar ministerie en de VNG over dit onderwerp gesproken. Geconstateerd wordt dat veel verschillende initiatieven bestaan om seksuele uitbuiting in hotels te voorkomen en aan te pakken. Zo hebben het OM en CoMensha het programma «No Place for Sex Trafficking» vormgegeven. Door middel van een online training worden hotelmedewerkers zich bewust van de problematiek en leren ze hoe ze mogelijke signalen van seksuele uitbuiting herkennen.5 Op dit moment hebben er ruim 200 hotels deelgenomen. Het programma wordt vanaf dit jaar financieel ondersteund vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het programma Samen tegen mensenhandel. Naast blijvende service voor de huidige deelnemers zal er onder andere worden ingezet op acquisitie van nieuwe hotels voor deelname aan het programma en het actueel houden van de website en de online training.

Het CCV heeft een training ontwikkeld om de bewustwording rond het mogelijk plaatsvinden van seksuele uitbuiting bij hotelmedewerkers te vergroten. Jaarlijks worden tussen de 1.500 en 2.000 e-learnings afgenomen door onder meer studenten van de hotelschool, medewerkers van gemeenten en hotel- en vakantieparkmedewerkers.6 Aanvullend biedt de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) veiligheidskaarten aan die hotelmedewerkers kunnen helpen bij het tijdig signaleren van verdachte situaties en mogelijke seksuele uitbuiting. Hotels worden op deze veiligheidskaart gewezen door de KHN en door gemeenten. Hotels kunnen deze veiligheidskaart ook zelf downloaden op de website van het KHN.7

Ook gemeenten hebben een rol in het voorkomen van misstanden in de hotelbranche. De VNG, die gemeenten ondersteunt in de aanpak van mensenhandel, zal aanvullend op bovengenoemde initiatieven trainings- en kennissessies organiseren om meer kennis over dit onderwerp onder gemeenten te verspreiden en gemeenten handvaten te bieden wat zij kunnen doen. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het organiseren van informatieavonden voor de hotelbranche, een initiatief dat verschillende gemeenten al hebben uitgevoerd.

Tot slot wordt het belang benadrukt dat de betrokken partijen aandacht blijven vragen voor dit onderwerp. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk hotelmedewerkers zich bewust zijn van de problematiek, mogelijke signalen van seksuele uitbuiting leren te herkennen en weten hoe te handelen in dergelijke situaties. Samen met hen blijven we in gesprek om de problematiek en de bestaande initiatieven onder de aandacht te brengen.

Slot

De afgelopen jaren zijn stappen gezet om mensenhandel, en specifiek criminele uitbuiting, aan te pakken en deze inspanningen zullen in de komende jaren verder worden uitgebouwd. Niettemin wordt beseft dat er nog veel werk te verrichten is en blijft om succesvol te zijn in deze strijd. Het kabinet blijft zicht ten volle inzetten om criminele uitbuiting in Nederland te voorkomen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel: Kijken met andere ogen deel I. Een landelijke verkenning naar criminele uitbuiting in dertien (middel)grote gemeenten in Nederland. Capelle aan den IJssel 2022.

X Noot
2

In totaal namen 1.637 onderwijzers, jongerenwerkers, wijkagenten, leerplichtambtenaren en andere eerstelijnsprofessionals uit Alkmaar, Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Eindhoven, Enschede, Haarlem, Leeuwarden, Maastricht, Roermond, Rotterdam, Tilburg en Utrecht deel aan het onderzoek.

X Noot
3

De voortgang van deze aanpak staat omschreven in de «»Halfjaarbrief Aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die op 22 mei jl. naar uw Kamer is gestuurd. Kamerstuk 29 911, nr. 417

X Noot
4

Kamerstuk 35 300, nr. 25

X Noot
5

Hotels kunnen een verantwoordelijkheidscertificaat behalen als 60% van hun medewerkers de online training doorloopt.

Naar boven