28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 343 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2022

Met deze brief informeer ik de Kamer over het informele akkoord dat met de Europese Commissie (EC) is bereikt over het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor de jaren 2023–2027. Tevens ga ik in op de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het nieuwe GLB per 1 januari 2023.

Voortgang goedkeuring NSP

De besprekingen tussen Nederland en de Europese Commissie over het GLB-Nationaal Strategisch Plan zijn op 30 september afgerond. Daarmee stond de weg vrij om het NSP, mede namens de provincies en waterschappen, op deze datum definitief in te dienen bij de Europese Commissie. De verwachte formele goedkeuring door het College van Commissarissen vindt plaats tussen de 6 à 8 weken na deze indiening.

Vooruitlopend hierop informeer ik de Kamer onderstaand over de belangrijkste aanpassingen die in het NSP zijn aangebracht ten opzichte van het eind december 2021 ingediende plan. In de brief van mijn ambtsvoorganger van 17 juni jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 339) is een deel van deze aanpassingen, op dat moment nog beoogd, reeds met de Kamer gedeeld. Deze brief betrof de kabinetsappreciatie van de 290 observaties die de Europese Commissie begin april aan Nederland stuurde in reactie op het in december 2021 ingediende NSP.

Het nieuwe GLB, zoals dat vanaf 1 januari van start gaat, vormt een belangrijke ondersteuning voor de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouw die balans is met de natuurlijke omgeving en biodiversiteit. Daarmee is het GLB ook ondersteunend aan de gebiedsgerichte aanpak. Door boeren te belonen voor vergroening op en verduurzaming van hun bedrijf worden ze gestimuleerd onderdeel te worden van de oplossing voor de uitdagingen op het gebied van water, klimaat en biodiversiteit waar we voor staan.

Ik realiseer me dat het nieuwe GLB, waarvan het NSP de Nederlandse invulling beschrijft, voor boeren een flinke omslag betekent. Het vergt van boeren inzet en aanpassingsvermogen. De directe grondgebonden betalingen, waarbij boeren een vast bedrag per hectare ontvangen, wordt de komende jaren verlaagd. In de plaats daarvan komt meer nadruk op vergoeding voor maatschappelijke diensten.

Daarom wordt ook nadrukkelijk rekening gehouden met keuzevrijheid voor de boeren en hun ondernemerschap. Zo kunnen de vergroenings- en verduurzamingssubsidies in de nieuwe eco-regeling worden toegesneden op de eigen bedrijfssituatie. Dit ondersteunt boeren in hun inkomen en draagt bij aan een toekomstbestendige landbouwpraktijk. In dat kader is in het NSP ook steun aan jonge boeren behouden, de top-up voor deze groep wordt geleidelijk vervangen door vestigingssteun voor jonge boeren met een duurzaamheidsplan.

Aanpassingen NSP

De strategische focus van het NSP

De Nederlandse inzet en ambitie in het NSP ten aanzien van de bescherming en het herstel van de natuurlijke omgeving en de biodiversiteit zijn overeind gebleven. Ook de keuze voor een ambitieuze overheveling van pijler 1 naar pijler 2, oplopend tot 30% in 2027, heeft in de besprekingen op de nadrukkelijke steun van de EC kunnen rekenen. Daarbij is door Nederland meer inzicht aan de Commissie verschaft over de samenhang van het GLB-NSP met de nationale fondsen c.q. het Klimaat- en Transitiefonds van € 35 miljard en het Nationaal Programma voor het Landelijk Gebied van € 25 miljard. Er is verduidelijkt dat deze fondsen en het GLB bijdragen aan de gewenste transitie in de landbouw en met elkaar samenhangen.

Overheveling en resultaatindicatoren

In het NSP kan de beoogde overheveling van 2027 naar 2028 nog niet worden vastgelegd, aangezien dit niet de huidige Meerjarig Financieel Kader-periode (2021–2027) betreft maar de volgende. Dit voornemen heeft inhoudelijk de steun van de Europese Commissie. Daarom zal het Commissiebesluit een specifieke bepaling bevatten om de overheveling van 30% in 2027 te borgen. De resultaatindicatoren zullen wel op de ambitieuze overheveling van 30% gebaseerd zijn.

In het toekomstige GLB zijn de resultaatindicatoren een belangrijk middel om de ambities van het GLB-NSP te kunnen beoordelen. Om die reden is het aantal resultaatindicatoren in het NSP uitgebreid met als doel een beter en uitgebreider inzicht te verkrijgen in de resultaten van de inzet van GLB-middelen voor de verschillende doelen. Ook de consistentie van de toepassing van de indicatoren door de lidstaten heeft daarbij een rol gespeeld.

Conditionaliteit

De discussie over de Goede Landbouw- en Milieu Condities (GLMC’s) heeft een groot deel van de onderhandelingen in beslag genomen. De EC hanteert een interne baseline die toegepast wordt voor iedere EU-lidstaat. Ruimte voor specifieke nationale invulling is voor de GLMC’s beperkt. Om de deelnamebereidheid voor de doelgerichte betalingen niet in gevaar te brengen, is gezocht naar een haalbare invulling van de GLMC’s, zo dicht mogelijk bij de nationaal wettelijke en Europese baseline. Onderstaand is het maximaal haalbare resultaat. Er is, waar van toepassing, aangesloten bij de nieuwe vereisten in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Hiermee is zo dicht mogelijk bij de specifieke Nederlandse situatie gebleven, met een sterke focus op doelgerichte betalingen. Terwijl tegelijk is aangesloten bij de EU-brede toepassing die in veel lidstaten sterker gericht is op inkomenssteun.

In de voorwaarden, de conditionaliteit, die worden gesteld om financiële steun uit het GLB te ontvangen, zijn aanpassingen aangebracht. Het betreft de volgende GLMC’s:

  • GLMC 4, het aanhouden van bufferstroken langs waterlopen. Deze bufferstroken worden breder. Langs de Kaderrichtlijn Water- en Ecologisch Kwetsbare waterlopen blijven ze 5 meter, maar langs overige sloten worden ze 3 in plaats van 2 meter.

    Er zijn uitzonderingen voor smalle percelen. Daar kan een smallere bufferstrook aangehouden worden. Daarnaast zal het huidige Activiteitenbesluit Milieubeheer als minimum gelden voor de bufferstroken. De voorwaarden zijn gelijk aan de eisen in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn waarover de Kamer 28 september jl. is geïnformeerd (kenmerk 2022Z18019). Hiermee wordt bijgedragen aan de verbetering van waterkwaliteit in Nederland.

  • GLMC 6, eisen voor een minimale bodembedekking, is aangescherpt. Voor zware klei is een eis opgenomen dat 80% van het bouwland bedekt moet zijn in een periode van zes weken tussen 1 augustus en 1 november. Die bedekking kan bestaan uit een gewas, gewasresten, stoppels en of mulchen (bodem bedekken met organisch materiaal). Een langere bedekking van de bodem draagt bij aan de biodiversiteit, met name voor overwinterende vogels.

  • GLMC 7, gewasrotatie, is aangepast qua eisen. Nederland heeft ingezet op een uitzondering voor (winter)rustgewassen die met name in Oldambt worden geteeld. Dit is geaccepteerd door de Commissie op voorwaarde dat de betreffende bedrijven gewasdiversificatie toepassen. In dit gebied wordt daarom de mogelijkheid geboden tot gewasdiversificatie, vergelijkbaar met de systematiek van het huidige GLB. Daartegenover staat voor het overige bouwland een versoepeling van de hoofdregel dat elk jaar een nieuw gewas moet worden geteeld. Boeren moeten op minimaal 1/3e van hun bouwland jaarlijks gewasrotatie toepassen, onder voorwaarde dat er op elk perceel elk 4e jaar een ander gewas als hoofdteelt wordt verbouwd. De gewasrotatie eis geldt ook in de definitieve versie niet voor bedrijven met meer dan 75% grasland, natte teelten en/of groene braak. Daarnaast is deze GLMC niet van toepassing voor de biologische landbouw. Wat ook niet veranderd is dat waar in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn strengere eisen gelden, deze aanvullend zijn overgenomen in het GLB. Met deze eisen verbetert de kwaliteit van de bodem, in het bijzonder bij het telen van rustgewassen.

  • GLMC 10, droge sloten, wordt toegevoegd. Hierin wordt gesteld dat langs droge sloten een bufferstrook van één meter gehandhaafd moet worden. Hiermee sluiten de GLB-eisen aan bij de eisen vanuit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en wordt de waterkwaliteit beschermd.

Naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne heeft de Europese Commissie voor 2023 uitstel van toepassing van GLMC 7 en 8 mogelijk gemaakt. De Kamer is reeds geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1458) dat Nederland daarvan gebruik zal maken.

Ecoregeling

In de ecoregeling zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • De puntentoekenning en vergoeding van eco-activiteiten is geactualiseerd en geoptimaliseerd, onder andere op basis van de inzichten van de praktijktoetsen en doorrekening. De Kamer is hierover in eerdere brieven geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1458)

  • Aan biologische boeren en boeren in omschakeling naar biologische landbouw zal het niveau goud worden toegekend.

  • De regiokaart is aangepast om zo een logische indeling op basis van een dominant bouwplan te bewerkstelligen. Dit is eerder aan de Kamer gecommuniceerd op 31 augustus jl.

  • De eco-activiteit «vezelgewas» is toegevoegd aan de ecoregeling in reactie op de motie van het lid Bisschop over de waardering van vlas- en hennepteelt in de ecoregeling (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1449). Dit is ook aan de Kamer gecommuniceerd op 31 augustus jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1458).

Jonge boeren

Jonge boeren zijn hard nodig om de transitie naar een duurzame landbouw te maken en daar hecht ik groot belang aan. Daarom versterk ik de steun aan jonge boeren met een nieuwe regeling. GLB-middelen worden gerichter dan in het concept NSP ingezet om jonge boeren in hun transitieopgaven te ondersteunen en stimuleren. De top-up voor jonge boeren in inkomenssteun wordt niet verlengd maar uitgefaseerd. Jonge landbouwers, die nog onder het huidige GLB een top-up toegekend hebben gekregen en waarvan de vijfjaarsperiode nog niet is afgelopen, zullen in de nieuwe GLB-periode recht hierop blijven houden onder de nu geldende voorwaarden. De middelen die vrijvallen omdat de top-up wordt uitgefaseerd worden toegevoegd aan het budget voor de vestigingssteun aan jonge boeren.

Deze vestigingssteun steunt jonge boeren die zeggenschap in het bedrijf hebben en een duurzaamheidsplan hebben opgesteld met een eenmalig bedrag van € 25.000 euro.

Biologische landbouw

Het definitieve NSP zet in op uitbreiding van het areaal biologische landbouw in Nederland tot 6% in 2027. In het ingediende concept-NSP betrof dit 3,85%. De uiteindelijke ambitie van Nederland op het gebied van biologische landbouw wordt bepaald bij het opstellen van het Nationaal Actieplan voor biologische productie en consumptie. Naast het NSP wordt daarbij ook naar andere instrumenten gekeken.

Het nieuwe GLB stimuleert biologische landbouw via de ecoregeling en de conditionaliteit. Hier wordt invulling aan gegeven door de biologische sector als «green-by-definition» te beschouwen voor de ecoregeling. Op deze manier komen biologische agrariërs automatisch in aanmerking voor de hoogste vergoeding van de ecoregeling (niveau goud). In het definitieve plan worden ook bedrijven die in omschakeling zijn als «green-by definition» beschouwd. Deze bedrijven houden zich al aan de eisen van biologische productiemethoden. Hiermee worden bedrijven in omschakeling extra ondersteund tijdens de lastige periode waarin al wel hogere kosten worden gemaakt maar er nog niet geprofiteerd kan worden van hogere prijzen onder het SKAL-certificaat.

De biologische sector wordt in het definitieve plan uitgezonderd voor GLMC 7 (gewasrotatie) en kleine biologische bedrijven (≤ 10 hectare) worden uitgezonderd voor GLMC 8 (niet productief areaal). Bovendien wordt de biologische sector nadrukkelijker meegenomen in het Agrarische Kennis en Innovatie Systeem (AKIS) en bij de interventie productieve investeringen. In deze beide interventies wordt in de beoordeling van subsidieaanvragen extra belang gegeven aan subsidie verzoeken van biologische landbouwers. Tevens wordt via de samenwerkingsinterventie de mogelijkheid gecreëerd om de positie van de biologische landbouw in de keten te versterken.

Andere en nadere maatregelen voor het stimuleren van biologische landbouw krijgen hun neerslag in het Nationaal Actieplan voor biologische productie en consumptie dat wordt voorbereid en in het najaar naar de Kamer wordt gestuurd.

Samenwerking

Een belangrijk doel van het nieuwe GLB is het ondersteunen van de transitie van het landelijk gebied. Er is in het NSP een aantal specifieke interventies opgenomen die de samenwerking in gebieden stimuleert en boeren steunt met de uitvoering van gebiedsplannen met subsidie op investeringen of aangepast beheer. In samenspraak met de Europese Commissie is een aantal GLB-interventies gericht op samenwerking en het European Innovation Partnership (EIP) samengevoegd. Dit sluit beter aan bij het Nationaal Programma Landelijk Gebied en geeft technisch meer mogelijkheden bij de uitvoering.

Voorbeelden zijn de veenweide gebieden en overgangsgebieden N2000. Het doel van de veenweide samenwerking is om de grondwaterstand te verhogen en boeren te ondersteunen bij het extensiveren van hun bedrijf. Bij overgangsgebieden zijn deze maatregelen ook belangrijk om emissies in deze gebieden te reduceren. Daarnaast is het ook voor andere gebieden mogelijk om met deze interventie gezamenlijk maatregelen te nemen voor klimaat, biodiversiteit, water, bodem en lucht. Dit zal worden uitgevoerd als onderdeel van de integrale gebiedsontwikkeling binnen de transitie van het landelijk gebied.

Dierenwelzijn

Verduurzaming van het GLB betekent ook een betere positie van dieren in het GLB. Waar in het NSP dierenwelzijn reeds integraal was opgenomen door te borgen dat GLB-interventies geen voorziene negatieve uitwerking op dierenwelzijn mogen hebben, worden enkele specifieke interventies gericht op het verbeteren van dierenwelzijn toegevoegd.

Indien een interventie betrekking heeft op de veehouderij, zal dierenwelzijn worden meegewogen via voorwaarden, doelen of selectiecriteria. Dierenwelzijn houdt in ieder geval in het borgen van goede voeding, goede omgeving, goede gezondheid, natuurlijk gedrag, positieve emotionele toestand en de intrinsieke waarde en integriteit van het dier.1

Het staartcouperen bij biggen en de huidige levensduur van melkkoeien zijn voor mij zorgelijke signalen die verbeteringen in de huidige wijze van veehouderij noodzakelijk maken. Deze signalen staan niet op zich en zijn van vele factoren afhankelijk, wat daarmee het komen tot een oplossing complex maakt. Om die reden worden in het NSP boeren zoveel als mogelijk ondersteund om de nodige transitie mogelijk te maken.

Dierwaardige veehouderijpraktijken worden onder meer bevorderd door binnen de investeringsregeling ruimte te bieden voor investeringen voor dierenwelzijns- en diergezondheidsverbeteringen op het gebied van onder andere huisvesting en diermanagement. In het definitieve NSP is dit aangescherpt door binnen het budget voor investeringen 5% te reserveren voor investeringen die dierenwelzijn bevorderen.

Ook de samenwerking EIP- en kennisuitwisselingsinterventies staan open voor dierenwelzijns- en diergezondheidsinitiatieven. Dierenwelzijn wordt expliciet meegenomen in het Agrarische Kennis en Innovatie Systeem (AKIS).

Tot slot komt er binnen de tweede pijler een pilot om te onderzoeken of een diergebonden ecoregeling gericht op met name de verbetering van dierenwelzijn (inclusief diergezondheid) mogelijk is. Deze pilot wordt nadrukkelijk samen met de markt en het maatschappelijk veld uitgewerkt, om te toetsen welke activiteiten effectief en verifieerbaar zijn en hoe deze verbeteringen zoveel mogelijk binnen de keten bestendigd kunnen worden. Het totaal budget van de pilot wordt geraamd op ongeveer € 5 miljoen.

Monitoring en evaluatie

In de aanloop naar de implementatie van het GLB wordt een nieuw handboek monitoring en evaluatie opgesteld. Dit handboek zal naar verwachting eind december gereed zijn. Aan de hand van de daarin geschetste processen kan verder gewerkt worden aan de monitoring en aan de evaluatiecycli voor het GLB. Onderdeel daarvan is de doorlopende monitoring van de voortgang, mede op basis van de vereisten voor de jaarlijkse prestatierapporten en andere rapportages aan de EC, maar ook de informatie die nodig is om de Kamer te informeren over de voortgang van het NSP.

Implementatie GLB per 1 januari 2023

Het nieuwe GLB gaat in per 1 januari 2023. Hoewel de definitieve besluitvorming over het ingediende NSP veel tijd heeft gevraagd, is deze besluitvorming en die over de voorwaarden van de derogatie 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn recent afgerond. Ook zijn er wijzigingen vanwege de wensen van de Kamer doorgevoerd. Het definitieve kader voor het NSP komt op een moment dat boeren hun bouwplannen voor volgend jaar veelal al hebben gemaakt. Dit zorgt voor onzekerheid bij zowel de boeren als de uitvoeringsorganisaties. Vooral de benodigde aanpassing van de ICT op de nieuwe situatie van de bufferstroken vraagt veel tijd van RVO, tot in februari.

Er is met RVO, provincies en vertegenwoordigers van de sector gezocht naar mogelijkheden om onzekerheden weg te nemen en deelnamebereidheid en daarmee het doelbereik van het GLB te vergroten alsmede ook de uitvoerbaarheid voor de uitvoeringsorganisatie. Daarom pas ik de tijdlijnen voor aanmelding en openstelling voor de ecoregeling en basisinkomenssteun aan alsook de beschikkingsperiode voor het ANLb. Ik versoepel eenmalig de instapeisen voor de ecoregeling voor biodiversiteit en landschap en ik pas de sancties in 2023 in lijn met de huidige situatie aan.

Aangepaste termijnen openstelling en aanmelding

Inzet voor de uitvoering van het nieuwe GLB was dat de aanmelding vervroegd zou worden. Voorzien was dat per 1 oktober met een nieuwe versie van de simulatietool aanvragers in de eigen RVO-omgeving hun situatie voor 2023 konden simuleren, in lijn met motie van het lid Van Campen (Kamerstuk 28 635, nr. 311). Aansluitend was aanmelding voor deelname aan het GLB vanaf december voorzien.

Gezien het late moment van besluitvorming van de kaders is deze tijdlijn voor 2023 niet meer haalbaar. Daarom wordt er meer tijd genomen voor de voorbereiding op de ecoregeling en het ANLb. De aanmelding voor de basisbetaling en ecoregeling zal daarom eenmalig van 1 maart tot en met 15 mei via de Gecombineerde Opgave plaatsvinden. Voor het ANLb wordt de beschikkingsperiode verruimd en afgestemd op de aanmelding voor de ecoregeling. De provincies nemen in overleg met de collectieven nog een besluit hierover.

Ik heb ingezet op goede digitale ondersteuning van de aanvragers om met deze ondersteuning keuzen op de grondgebonden regelingen mogelijk te maken. Hiervoor is de simulatietool en een aanvraagmodule in ontwikkeling. Door de extra tijd die definitieve besluitvorming over het ingediende NSP heeft gevraagd, zal de definitieve simulatietool niet eerder dan begin februari 2023 beschikbaar zijn. Dit maakt het moeilijk voor bijvoorbeeld de akkerbouw om nu al de noodzakelijke keuzen te maken. Daarom wordt er nu ingezet op snelle en heldere communicatie over het NSP. Op de website van RVO staat zo spoedig mogelijk de actuele informatie over het NSP en de regelingen en waar mogelijk ondersteund met visuele middelen. Daarnaast zal er begin november een basisversie van de simulatietool beschikbaar zijn zodat met de ecoregeling systematiek gewerkt kan worden. Deze versie van de tool bevat nog geen koppeling met de eigen bedrijfssituatie (o.a. bufferstroken en landschapselementen) en ook zijn recente wijzigingen in het NSP slechts beperkt verwerkt. In de periode tot begin februari streeft RVO ernaar steeds nieuwe versies beschikbaar te stellen die een completer beeld gaan geven van de wijzigingen in het NSP. Bij elke nieuwe versie wordt inzichtelijk gemaakt welke onderdelen nog niet in de versie van de simulatietool zitten en op een later moment worden toegevoegd.

De aanpassing van de tijdslijn zorgt dat controles later kunnen starten. Hierdoor zal de betaaldoelstelling bij aanvragers waar de controles nog niet zijn afgerond in het geding komen. Het huidige niveau van 95% tijdige betalingen in december zal substantieel lager zijn.

Versoepeling ecoregeling

Het uitstel (derogatie) voor GLMC 7 (gewasrotatie) en 8 (niet-productief areaal) geldt niet voor de ecoregeling en ANLb. Dat zou de drempel voor deelname voor boeren verhogen. Om dit negatieve effect te voorkomen wordt in 2023 de instapeis voor de ecoregeling éénmalig aangepast voor biodiversiteit en landschap. Hierdoor wordt het voor meer boeren mogelijk in 2023 deel te nemen en ervaring op te doen, waardoor de deelname over de gehele GLB periode hoger kan liggen. Immers, indien bedrijven in 2023 niet kunnen voldoen, komen deze mogelijk niet terug in 2024.

Ook boeren die nu al keuzes hebben gemaakt voor hun bouwplan 2023 kunnen hierdoor makkelijker nog meedoen aan de ecoregeling. Dit kan betekenen dat er in 2023 een wat lager doelbereik zal zijn, maar over de looptijd van het gehele GLB wordt juist een grotere deelname en doelbereik verwacht.

Landschapselementen

In het GLB wordt in 2023, mede naar aanleiding van de motie van het lid Bromet (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1208) de landschapskaart in gebruik genomen. Dit is een registratie van landschapselementen op of direct grenzend aan agrarisch areaal. Hierdoor kunnen deze elementen in aanmerking komen voor de basisinkomenssteun en kan er via de ecoregeling een vergoeding voor beheer worden gegeven.

De landschapskaart en de nieuwe onderdelen in het NSP zorgen voor een aanzienlijke aanpassing in de werkwijze en beschikbare informatie in 2023. Het in gebruik nemen van de landschapskaart vraagt bij aanvang van deze GLB-periode een extra administratieve handeling van de aanvragers, afhankelijk van het aantal percelen dat een aanvrager in gebruik heeft. Volgens RVO kan dit oplopen van circa 14 uur (gemiddeld bedrijf) tot 27 uur (bij veel percelen).

Verlicht sanctieregime

De korte voorbereidingstijd en de hierboven beschreven aanpassingen zorgen voor een grotere kans op administratieve fouten bij de aanvragers. Ook kunnen boeren op dit moment al keuzen gemaakt hebben die niet volledig aansluiten bij wat er in het GLB wordt gevraagd. Onzekerheid hierover kan de ambitie voor ecoregeling en ANLb verminderen. Daarom wordt voorgesteld om 2023 als leerjaar te zien en voor zowel het ANLb, de ecoregeling als basisinkomen steun te werken op basis van verantwoord vertrouwen en te kijken waar dat in 2023 in het sanctieregime kan worden toegepast. Een boer kan immers niet gehouden worden aan eisen waarvan hij niet tijdig op de hoogte was. Hierdoor wordt door middel van controles wel vastgesteld wat niet goed is geregistreerd, maar volgt daar in het eerste jaar niet altijd een sanctie op.

Hierdoor zal er mogelijk een EU-conformiteitsrisico ontstaan. Dit risico is niet te voorkomen en zal bij de uitwerking van het aangepaste regime zoveel mogelijk gereduceerd worden.

Tot slot

Het nieuwe GLB heeft een lange aanloopperiode gekend. Ik ben blij dat er nu duidelijkheid is over hoe Nederland de komende GLB-periode gaat inrichten. Ik ben van mening dat er een goede balans is gevonden tussen de economische, ecologische en sociale doelen van het GLB.

De komende maanden worden gebruikt voor het op orde krijgen van de aanmeldprocedure, de simulatietool en voorlichting aan de sector. Met de aanpassingen voor het eerste jaar hoop ik dat veel boeren de uitdaging aangaan en meedoen met het nieuwe GLB. Dit is cruciaal. Immers, het succes van de regelingen valt of staat met de deelname van boeren.

Ik ben ervan overtuigd dat boeren onderdeel zijn van de oplossingen voor de huidige problemen rondom biodiversiteit, water en klimaat. Een groot deel van ons land is boerenland. Met de regelingen in het nieuwe GLB/NSP komen zij in de positie dat zij voor oplossingen kunnen zorgen. Dat kan door boeren te helpen op hun eigen bedrijf veranderingen door te voeren, maar juist ook door boeren in staat te stellen in hun gebied, in de keten of in hun deelsector gezamenlijk te werken aan oplossingen. Het nieuwe GLB ondersteunt daarmee boeren bij de gewenste transitie in de landbouw.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit a.i., C.J. Schouten


X Noot
1

Five Domains model, Mellor, 2016.

Naar boven