28 600 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2003

nr. 163
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 september 2003

Met de brief d.d. 20 december 2002 (TK 28 600 XIV nr. 110) heeft de toenmalig staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uw Kamer geïnformeerd over het nieuwe beleid voor de schelpdiervisserij in de Noordzee-kustzone. In de voornoemde brief is aangekondigd dat een inkomenstoets zal worden ontwikkeld voor de betreffende schelpdiervisserij (m.n. spisula en ensis). De ontwikkeling van deze inkomenstoets heeft meer tijd gekost, mede vanwege het gevoerde overleg met de sector. Met de sector als ook natuur- en milieu-organisaties zal nog nader overleg plaatsvinden in het kader van op te stellen visplannen, teneinde te komen tot invulling van de doelstelling van dit beleid: «een beheerste schelpdiervisserij in de Noordzee-kustzone, waarbij de ecologische en natuurwaarden van het kustecosysteem worden gewaarborgd».

Als bijlage bij deze brief treft u thans de uitwerking van de inkomenstoets aan. Voor deze inkomenstoets en uitgaande van het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij Kustwateren 1999–2003 en de voornoemde brief van 20 december 2002, is de referentieperiode 1993 tot 1999 als uitgangspunt genomen. Dit betekent concreet dat vanaf 2004 een vergunning uitsluitend kan worden verleend aan degenen die kunnen aantonen dat zij in de periode 1993 tot 1999 bedrijfsmatig en met inachtneming van de door de Inspectie Verkeer en Waterstaat vereiste documenten de visserij op spisula of ensis in de Noordzee-kustzone hebben uitgeoefend.

Tijdens het overleg dat in de afgelopen maanden met het Productschap Vis namens de sector is gevoerd, is gebleken dat het productschap een aanscherping wenste van het voornoemde criterium door de inkomenstoets tevens toe te passen op de periode vanaf 1999. De reden voor deze aanscherping is gelegen in de omstandigheid dat het uitsluitend hanteren van de referentieperiode 1993 tot 1999 zou kunnen betekenen dat een aantal vergunninghouders, die in de jaren na 1999 niet langer actief zijn in de schelpdiervisserij in de Noordzee, toch opnieuw in aanmerking zouden kunnen komen voor een (nieuwe) vergunning en deze vergunning vervolgens kunnen overdragen en te gelde maken.

Ik waardeer dit voorstel van het productschap, omdat het kan bijdragen aan het realiseren van een beheerste visserij in de Noordzee-kustzone en omdat hiermee de omvang van de aanwezige viscapaciteit meer in evenwicht kan worden gebracht met de beschikbare schelpdierbestanden. Ik ben van mening dat ik in dit stadium evenwel niet kan terugkomen op de uitgangspunten, zoals verwoord in de brief van 20 december 2002. Evenals het productschap wil ik echter uitsluiten dat vissers die inmiddels de schelpdiervisserij hebben beëindigd, toch weer een dergelijke vergunning verkrijgen. Derhalve volg ik de lijn van het productschap door voor de periode 1999–2003 een voorziening te treffen, waardoor objectief kan worden vastgesteld of de betrokkenen in elk geval voornemens waren om de visserij uit te blijven oefenen. Dit kan worden afgeleid uit het hebben aangevraagd en zijn verleend van de betreffende vergunning in de periode vanaf 1999 gedurende tenminste drie aaneengesloten jaren. Immers, uit het gegeven dat een visser gedurende de laatstgenoemde periode geen vergunning heeft aangevraagd, kan worden afgeleid dat betrokkene de schelpdiervisserij in de Noordzee-kustzone heeft beëindigd.

Tenslotte bericht ik u dat aan de inkomenstoets ruime bekendheid zal worden gegeven. Vanaf 1 oktober 2003 zal gedurende een periode van 6 weken een termijn worden opengesteld, waarin de aanvraag voor een vergunning vanaf 2004 moet worden ingediend. De uitvoering van deze toets zal overigens de nodige tijd vragen. Derhalve zijn de huidige vergunningen verlengd tot en met 31 december 2003.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

BIJLAGE

Inkomenstoets t.b.v. schelpdiervisserij in Noordzee-kustzone vanaf  2004

1. Referentieperiode 1993 tot en met 1998

1.1 Vangstcriterium

1.1 In minimaal 2 jaren is een jaarlijkse vangst gerealiseerd van tenminste 10 ton schelpdiervlees in de Noordzee anders dan kokkels of mosselen.

NB: Voor zover vangstgegevens ontbreken:

• In minimaal 2 jaren is een jaarlijks inkomen uit de visserij behaald van tenminste € 20 000,–. Hiervan is jaarlijks tenminste € 10 000,– verworven uit de visserij op schelpdieren in de Noordzee anders dan kokkels of mosselen;

• In beide jaren is de visserij op de voornoemde schelpdieren in de Noordzee jaarlijks gedurende tenminste 5 visdagen uitgeoefend.

1.2 Vaartuigcriterium

1.2.1 Het vaartuig, waarmee de voornoemde visserij is uitgeoefend, staat in beide jaren (1.1) geregistreerd in het Visserijregister;

1.2.2 Indien de visserij is uitgeoefend met een zgn. «kokkelkor», is ten behoeve van het vaartuig (1.2.1) in beide jaren (1.1) een vergunning verleend;

1.2.3 Het vaartuig (1.2.1) beschikt in beide jaren (1.1) over documenten van de Inspectie Verkeer en Waterstaat op basis waarvan mag worden gevaren in de Noordzee-kustzone, t.w. een (voorlopig) Certificaat van Deugdelijkheid óf een verklaring voor ongecertificeerde vaartuigen («motie Blaauw»).

2. Referentieperiode 1999 tot en met 2003

2.1 Vaartuigcriterium

2.1.1 De aanvrager heeft in tenminste 36 maanden de beschikking over een geregistreerd vaartuig, dat geschikt c.q. ingericht is voor de schelpdiervisserij;

2.1.2 Indien de visserij is uitgeoefend met een zgn. «kokkelkor» is ten behoeve van het vaartuig (1.2.1) in tenminste 3 aaneengesloten jaren een vergunning verleend.

Procedure

Vanaf 1 oktober 2003 zal gedurende een periode van 6 weken de termijn worden opengesteld, waarin een aanvraag voor een vergunning voor de schelpdiervisserij in de Noordzee-kustzone vanaf 2004 moet zijn ingediend. De termijn sluit derhalve op dinsdag 11 november 2003.

Het vangstcriterium van bv. 10 ton schelpdiervlees (criterium 1.1) kan slechts worden gebruikt voor de aanvraag ten behoeve van één vaartuig. Indien meerdere vaartuigen zijn ingezet, zal dit criterium overeenkomstig worden verhoogd (3 vaartuigen => jaarlijks 30 ton schelpdiervlees).

De Voordelta maakt géén onderdeel uit van de Noordzee-kustzone.

Bewijsstukken

In het kader van de aanvraag behoeven uitsluitend gegevens, als bedoeld in criterium 1.1 overgelegd te worden. De overige gegevens met betrekking tot de vergunningverlening en scheepvaarttechnische eisen zijn reeds aanwezig bij respectievelijk de directie Visserij (sector VVB) en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (divisie Scheepvaart).

De bewijslast ligt bij de aanvrager. In geval van twijfel zal zo nodig nader onderzoek plaatsvinden.

Vergunningverlening

Een schelpdiervergunning in de Noordzee-kustzone wordt vanaf 2004 verleend ten behoeve van één vissersvaartuig (= ingeschreven in Visserijregister), indien wordt voldaan aan de criteria in zowel referentieperiode 1993–1998 (1.1 en 1.2) als referentieperiode 1999–2003 (2.1). Indien betrokkene op 1 juli 2004 niet de beschikking heeft over een vissersvaartuig, komt het recht op de schelpdiervergunning te vervallen.

Ten behoeve van een vissersvaartuig zal slechts één vergunning worden verleend.

Naar boven