28 385
Evaluatie Meststoffenwet

nr. 55
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2005

In het vervolg op mijn brief van 27 juni 2005 (Kamerstukken II, 2004/05, 28 385/29 930, nr. 52) informeer ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, over de uitvoering van aangenomen moties en toezeggingen die zijn gedaan tijdens het wetgevingsoverleg op 23 mei 2005 (kamerstuk 28 385/30 004, nr. 34).

1. Fosfaatverrekening en fosfaatvrije voet

Artikel 5e, zesde lid, van de Meststoffenwet, inzake de mogelijkheid van fosfaatverrekening is nader uitgewerkt in artikel 35 van de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Daarbij is bepaald dat verrekening met het daarop volgende jaar is toegestaan na melding vooraf, uiterlijk op 31 december van het jaar van overschrijding en alleen bij een overschrijding van maximaal 20 kg fosfaat per hectare.

Artikel 5f, vijfde lid, van de Meststoffenwet, inzake de grondslag voor een fosfaatvrije voet voor organische meststoffen, is nader uitgewerkt in artikel 34 van de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Bij de berekening van de fosfaatgebruiksnorm wordt voor compost 2,3 gram fosfaat per kg droge stof niet in aanmerking genomen.

2. Moties (beide wetsvoorstellen)

Nr. 16 (Koopmans en Oplaat): verzoek vrijstelling te verlenen van spoor 1 voor door de regering goedgekeurde initiatieven. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 13 mei 2005 (Kamerstukken II, 2004/05, 28 385, nr. 50) had ik aangegeven dat er een pilot wordt gestart op basis van bedrijfsspecifieke forfaits, gekalibreerd door controlemonsters, waarbij ten minste één op de vijf vrachten wordt bemonsterd, conform de daarover gemaakte afspraken met Cumela. Vervolgens heb ik in mijn eerdergenoemde brief van 27 juni, in lijn met de motie-Koopmans/Oplaat, aangekondigd dat tot 1 oktober voorstellen kunnen worden ingediend voor alternatieve verantwoordingssystemen in de mestdistributie. Inmiddels ben ik in gesprek met enkele serieuze initiatiefnemers over de borging van de mestafzet. Op initiatief van het bedrijfsleven wordt door het onderzoeksinstituut Agrotechnology & Food Innovations van Wageningen-UR op dit moment onderzoek gedaan naar de nauwkeurigheid van enkele varianten van bedrijfsspecifieke forfaits.

Als blijkt dat aan de belangrijkste voorwaarde is voldaan, namelijk dat de borging van de mestafzet afdoende is geregeld, zal ik een of meer pilots toelaten waarbij de deelnemers daadwerkelijk worden vrijgesteld van spoor 1. Als die pilots succesvol blijken en hun meerwaarde buiten twijfel staat, zal ik niet aarzelen een structurele voorziening te treffen. Bij dit alles mag nog in aanmerking worden genomen dat in de ontwerp-Uitvoeringsregeling al enkele alternatieve voorzieningen zijn opgenomen, bijvoorbeeld voor kalvergiertransporten naar de Stichting Mestverwerking Gelderland (SMG), voor paardenmest die voor substraat voor champignonteelt wordt gebruikt en voor substraat zelf, voor mestafvoer naar tijdelijk uit gebruik gegeven grond, de zogenoemde Vogelaarvariant, voor boer-boer-transporten van een klein bedrijfsoverschot binnen 10 kilometer en nog enkele meer.

Nr. 17 gewijzigd (Koopmans en Oplaat): In deze motie wordt het kabinet gevraagd om bij te dragen aan het opnemen van monitoring en toetsing van nitraat in de Grondwaterrichtlijn, met daarin de mogelijkheid om diep te meten. De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd bij brief van 21 juni 2005 (Kamerstukken II, 2004/05, 28 808, nr. 38). Daarin heeft hij aangegeven dat de inspanningen erop gericht zijn om de mogelijkheid om dieper te meten op te nemen in de richtsnoeren van de Commissie voor het monitoren van het grondwater, het zogeheten Guidance Document.

Nr. 19 gewijzigd (Van den Brink): In deze motie wordt het kabinet opgeroepen met werkbare alternatieven te komen voor de problemen van de bollenteelt als gevolg van de beperkte mogelijkheden voor het scheuren van grasland. Hierover heeft overleg met de bloembollensector plaatsgevonden. Daarbij is gebleken dat dit probleem kan worden opgelost door toe te staan dat grasland ook op andere grondsoorten dan klei in de periode van 16 september tot en met 30 november wordt gescheurd ten behoeve van de teelt van tulpen. In het Besluit gebruik meststoffen wordt een daartoe strekkende voorziening opgenomen. Het wijzigingsbesluit wordt in de eerste helft van oktober 2005 vastgesteld en zal na ommekomst van de termijn van vier weken van de voorhangprocedure bij beide Kamers der Staten-Generaal in werking worden gesteld.

Nr. 21 gewijzigd (Van den Brink): In deze motie wordt het kabinet gevraagd de najaar- en winterbeweiding van schapen vrij te stellen van de administratieve verplichtingen van de Meststoffenwet. Ter uitvoering van deze motie is in artikel 44 van de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet een voorziening opgenomen waarbij de inschaarder voor maximaal 300 schapen wordt vrijgesteld van de administratieplicht.

Nr. 25 (Van der Vlies c.s.): Hierin wordt het kabinet gevraagd een taskforce mestverwerking in te stellen ter stimulering van kansrijke initiatieven. Met betrekking tot de mestverwerking kan worden vermeld dat het ingezette beleid wordt voortgezet. De websitewww.mestverwerken.wur.nl, die informatie geeft over beschikbare mestverwerkingstechnieken, zal verder worden uitgebreid. Bedrijven die ondersteuning nodig hebben bij onderzoek naar rendabele technieken, kunnen zich via de website melden. Verder wordt er onderzoek gedaan naar praktijksituaties en mogelijke knelpunten daarbij.

3. Toezeggingen genoteerd door de voorzitter bij het wetgevingsoverleg

a. Ik heb toegezegd om in overleg met Brussel te bezien of voor reparatiebemesting het Pw-getal hoger dan 20 kan zijn. De Europese Commissie heeft een Pw-getal van 25 niet op voorhand afgewezen, maar stelt wel als uitdrukkelijke voorwaarde dat het om niet meer dan 5% van het landbouwareaal zal gaan. In artikel 29, tweede lid, van de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet is een Pw-getal van 25 opgenomen. Naar verwachting zal de verruimde fosfaatnorm betrekking hebben op niet meer dan 5% van het landbouwareaal.

b. Verder had ik nog toegezegd de gebruiksnormen in juni naar Tweede Kamer te zenden. De sector is in juli over de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel geïnformeerd via een informatiebulletin. De voorgenomen stikstofgebruiksnormen, excretieforfaits en werkingscoëfficiënten zijn op internet geplaatst. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd in de eerder genoemde brief van 27 juni 2005. De normen staan thans in bijlage A bij de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

c. Voor het toegezegde overleg met sector over de bollenteelt verwijs naar hetgeen ik hierboven heb aangegeven naar aanleiding van motie nr. 19.

d. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 september 2005, met kenmerk Trcdl/2005/2378, is het onderzoek naar de grondsoortenkaarten afgerond. Eenieder is in de gelegenheid gesteld om te controleren of de op de kaarten weergegeven informatie overeenkomt met de werkelijkheid en daarover van 1 april tot en met 30 juni 2005 zijn opmerkingen te maken. Het kan immers voorkomen dat perceelsgrenzen inmiddels gewijzigd zijn of dat een bedrijf de juistheid van de indeling bij een bepaalde grondsoort betwist. Bovendien zijn in juni op verzoek van de sector voorlichtingsbijeenkomsten over de grondsoortenkaarten gehouden. Problemen die op deze bijeenkomsten zijn gemeld, zijn uitgezocht en, afhankelijk van het resultaat, verwerkt op de kaarten. In totaal hebben ongeveer 400 van de 80 000 agrarische ondernemers van de inspraakmogelijkheid gebruik gemaakt. Daarnaast is het ook in de toekomst altijd mogelijk om onjuistheden op de bodemkaart te melden. Het melden van onjuistheden op de bodemkaart dient vergezeld te gaan van een representatief bodemonderzoek.

e. Er is een akkoord bereikt met Cumela over de mestdistributie. Conform mijn toezegging heb ik de Kamer daarover geïnformeerd bij brief van 27 mei 2005 (Kamerstukken II, 2004/05, 29 930 en 30 004, nr. 30). Het akkoord is in nauw overleg met Cumela nader uitgewerkt. Het heeft geleid tot de definitieve vaststelling van de prestatiekenmerken op basis waarvan nu de fabrikanten bezig zijn de apparatuur te maken. Binnenkort wordt de pilot gestart om de eerste AGR/GPS-apparatuur te testen.

f. Verder heb ik de toezegging gedaan om in de herfst van 2005 een handreiking voor de sector op te stellen met betrekking tot een alternatieve, bedrijfsspecifieke berekeningsmethode voor de excretie van graasdieren. Hierover loopt een voorbereidend onderzoek. Zodra de resultaten bekend zijn zal de handreiking worden opgesteld.

g. Ik heb toegezegd dat tot 1 oktober 2005 uitgewerkte initiatieven kunnen worden ingediend met betrekking tot alternatieve verantwoordingsmethoden inzake de mestdistributie. Daarop ben ik ingegaan bij de bespreking van motie nr. 16.

h. en i. Over mijn toezegging een onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheid om hobbyhouders met een klein aantal paarden te ontzien en de glastuinbouw vrij te stellen, kan ik het volgende berichten. Echte hobbyhouders vallen niet onder het stelsel van gebruiksnormen, zoals is aangegeven in de toelichting bij de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Verder komt er een algemene vrijstelling van administratieve verplichtingen voor kleine bedrijven; dat zijn bedrijven die op elk moment in het jaar maximaal 3 gve en maximaal 3 hectare hebben. De vrijstelling geldt niet voor het vervoersbewijs dierlijke meststoffen. Deze bedrijven moeten overigens wel voldoen aan de gebruiksnormen en dat ook aannemelijk kunnen maken. Op bedrijven met een grotere veestapel zijn de aantallen dieren van specifieke diersoorten waarvan minder dan 3 gve worden gehouden en de daarvan afkomstige mest eveneens uitgezonderd van de administratieve verantwoording. De vrijstelling voor de glastuinbouw is opgenomen in artikel 115 van de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. De vrijstelling geldt niet voor dierlijke mest.

4. Overige toezeggingen

a. Als eerste mijn toezegging om bij organische meststoffen waarbij afspraken met de Commissie nog ruimte laten, met name bij compost, de lijn aan te houden dat de werkingscoëfficiënt voor stikstof aan de onderkant van de marge zou worden vastgesteld.

Dat is gebeurd. In de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet is de werkingscoëfficiënt voor compost nu gesteld op 10%.

b. Het onderzoek naar de mogelijkheid om verwerkte dierlijke mest aan te merken als kunstmest is momenteel opgestart en zal in 2006 worden afgerond. Over de uitkomsten van het onderzoek zal ik de Kamer te gelegener tijd informeren en vervolgens in overleg treden met Commissie.

c. In lijn met mijn toezegging om bij calamiteiten als gevolg van de weersgesteldheid waar nodig vrijstelling te verlenen van de uitrijbepalingen in het Besluit gebruik meststoffen, heb ik de eerste week van september 2005 een vrijstelling verleend voor het uitrijden van dierlijke mest op graanpercelen op löss in Limburg.

d. Het toegezegde onderzoek naar de mogelijkheid van vergoeding voor teeltvrije zones in het kader van POP naar het voorbeeld van de akkerrandenregeling per 2007 loopt mee in het voorbereidingstraject van POP-2.

e. Wat betreft de invulling van de pilot 50% uitbreiding zonder rechten verkeert de besluitvorming in de afrondende fase. Voor pluimveemest komt er een vrijstellingsregeling, voor andere mestsoorten een kaderregeling voor ontheffingen, in totaal tot maximaal 2 miljoen kg fosfaat.

f. Ten slotte mijn toezeggingen inzake de zogeheten Vogelaar-variant en een voorziening voor SMG: In de ontwerp-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zijn daartoe strekkende voorzieningen opgenomen in artikel 85 onderscheidenlijk artikel 82.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven