28 385 Evaluatie Meststoffenwet

Nr. 205 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2011

In uw brief 2011Z06844/2011D17055, van 1 april 2011, vraagt u te worden geïnformeerd over de tussentijdse evaluatie van de praktijkproef bovengrondse aanwending van drijfmest.

In antwoord op uw verzoek kan ik u het volgende mededelen.

De proef bestrijkt de periode 2010 tot voorjaar 2012. Aan de ontheffing voor de proef is aan de twee deelnemende verenigingen als voorwaarde gesteld dat na afloop van het onderzoek en tussentijds wordt gerapporteerd over de resultaten.

Van beide verenigingen is eind vorig jaar een tussentijds verslag ontvangen.

Voor de eindbeoordeling van het onderzoek is van belang in hoeverre de emissie van ammoniak bij het bovengronds uitrijden van drijfmest bij de deelnemers aan de proef afwijkt van die van bedrijven die drijfmest toedienen op de wettelijk voorgeschreven emissiearme wijze. Aan de Commissie van deskundigen meststoffenwet (CDM) is gevraagd die beoordeling te geven. De verenigingen hebben daartoe aan de CDM gegevens verstrekt over de bedrijfsvoering. Verwachting is dat de CDM op korte termijn zal rapporteren. De uitkomsten zullen vervolgens, samen met de rapporten van de verenigingen en overige bevindingen, medio 2011 met de VBBM en de NFW worden besproken. Ik zal u over de uitkomsten van die tussentijdse evaluatie informeren.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven