28 385 Evaluatie Meststoffenwet

Nr. 203 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2011

In antwoord op vragen van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 8 februari 2011, over de recente mestfraudezaak (2011Z02509/2011D06732), bericht ik u als volgt.

Aanleiding

Zoals u uit de media hebt kunnen vernemen, hebben Dienst Regelingen en de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit onlangs fors opgetreden tegen geconstateerde fraude met mesthandel en -transport.

De diensten van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zien scherp toe op overtredingen van de Meststoffenwet en treden adequaat op bij geconstateerde fraude. Dit om te voorkomen dat afnemers van mest meer bemesten dan volgens de gebruiksnormen is toegestaan, of zelfs dat mest wordt gedumpt op plaatsen waar dat schadelijk is voor de waterkwaliteit. Laatstgenoemde gedragingen kunnen de doelen van de Nitraatrichtlijn in gevaar brengen en daarmee ook de door de Europese Commissie verleende derogatie, de verhoogde stikstofgebruiksnorm voor het gebruik van dierlijke mest.

Achtergrond

Het afzetten van mest kost in Nederland helaas geld. Afnemers van mest krijgen betaald voor het ontvangen van mest. Om zicht te houden op de meststromen dienen producenten, mesthandelaren en afnemers van mest mesttransporten te verantwoorden door gegevens daarover op een zogenaamd Vervoerbewijs Dierlijke Mest bij Dienst Regelingen in te zenden. In een recente mestfraudezaak zijn door een netwerk van mestvervoerders, met medeweten van de afnemers van de mest, valse gegevens verstrekt over de bestemming van mest. Deze bedrijven hebben zich daardoor veel kosten bespaard en een oneerlijk (concurrentie)voordeel verworven ten opzichte van bedrijven die mesttransporten wel correct verantwoorden.

Bestuursrechtelijke sanctionering

Overtredingen bij het vervoeren van mest, zoals het niet juist en naar waarheid opmaken van een Vervoersbewijs Dierlijke Mest, kunnen op grond van de Meststoffenwet bestuursrechtelijk worden gesanctioneerd door middel van het opleggen van bestuurlijke boetes en/of de toepassing van bestuursdwang. De omvang van de boetes is gerelateerd aan de omvang van de overtreding en is gericht op het wegnemen van economisch voordeel dat de overtreder heeft verkregen.

Strafrechtelijke sanctionering

Indien de ernst van de overtreding daartoe aanleiding geeft, kan strafrechtelijke vervolging worden gestart. De zaak wordt daartoe aan het Openbaar Ministerie overgedragen. Op grond van de Wet Economische Delicten kan de rechter, naast geldboetes en vrijheidsstraffen, ook bijkomende straffen opleggen. Voorbeelden van deze bijkomende straffen zijn: a) verbod op het uitoefenen van beroep, b) gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming, of c) gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordelen zoals dierrechten. Het OM heeft dan ook de mogelijkheid om in zo’n geval een beroepsverbod te eisen. De keuze voor het al dan niet opleggen van een beroepsverbod, of een van de andere bovengenoemde bijkomende straffen, is aan de rechter.

Zelfsturing bedrijfsleven

Ook het bedrijfsleven zal zelf mijns inziens verantwoordelijkheid moeten nemen om fraude met mesthandel en -transport tegen te gaan. Hierbij kan gedacht worden aan een vorm van zelfsturing bijvoorbeeld via certificering. Ik zal daarover met het bedrijfsleven overleggen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven