28 385 Evaluatie Meststoffenwet

Nr. 200 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2010

Per brief van 16 september 2010 (kenmerk 28385–188/2010D35162) heeft de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (VC-LNV) de voormalig minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en de voormalig minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) verzocht om een reactie op cijfers van het CBS van 21 juli 2010, waaruit blijkt dat het gebruik van stikstof en fosfaat in Nederland is gedaald. Er wordt een reactie gevraagd in relatie tot het onderzoeksrapport «Gebiedsgerichte uitwerking Nitraatrichtlijn; Mogelijkheden en beperkingen», zoals aan uw Kamer aangeboden op 23 augustus 2010 (Kamerstukken II, 28 385, nr. 188). Met deze brief kom ik, mede namens mijn collega van Infrastructuur en Milieu, tegemoet aan het verzoek van de VC-LNV.

De cijfers van het CBS laten zien dat de aanvoer van stikstof en fosfaat naar landbouwgronden daalt. Deze daling wordt vooral ingegeven door een sterke afname in het gebruik van kunstmest. Sinds de start van het stelsel van gebruiksnormen is het nationale gebruik van stikstofkunstmest gedaald van 277 miljoen kilogram in 2006 naar 230 miljoen kilogram in 2009, een daling van 17%. Het gebruik van fosfaatkunstmest is in dezelfde periode zelfs met 43% gedaald, van 21 miljoen naar 12 miljoen kilogram. De cijfers laten zien dat ondernemers, onder invloed van het stelsel van gebruiksnormen, steeds efficiënter omgaan met mineralen. De afname in het gebruik van stikstof en fosfaat heeft ook geresulteerd in een daling van de bodemoverschotten. Het bodemoverschot is een indicatie voor de mate waarin het milieu belast wordt met stikstof en fosfaat.

Er is dus sprake van een afname van de milieubelasting met stikstof en fosfaat. Dit brengt milieudoelen dichterbij, maar ze zijn nog niet gerealiseerd. In het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn zijn om die reden voor de periode 2010–2013 maatregelen opgenomen om de dalende trend in het gebruik van stikstof en fosfaat voort te zetten en daarmee de belasting van het milieu verder te reduceren.

In het onderzoeksrapport «Gebiedsgerichte uitwerking Nitraatrichtlijn; Mogelijkheden en beperkingen» is een analyse uitgevoerd naar de mogelijkheden die Nederland heeft om te komen tot een meer gedifferentieerd mestbeleid, onder meer door grondgebied onder de werkingssfeer van de Nitraatrichtlijn uit te halen. Het rapport laat zien dat er juridisch gezien voor Nederland geen belemmeringen zijn om alsnog kwetsbare zones aan te wijzen in plaats van de huidige aanwijzing van het hele Nederlandse grondgebied als kwetsbare zone in stand te laten. Volgens de onderzoekers zijn de perspectieven echter beperkt, «gegeven de relatief hoge nitraatconcentraties in het grondwater in het zand- en lössgebied en de eutrofe kwaliteit van het binnenlandse oppervlaktewater in laag Nederland (klei- en veenpolders) dat wordt uitgeslagen naar het kustgebied, dat ook eutroof is. Op grond hiervan wordt verwacht dat slechts een gering areaal uitgezonderd kan worden». Immers, ook het tegengaan van de eutrofiëring van het oppervlaktewater is een doelstelling van de Nitraatrichtlijn.

De dalende trend in het gebruik van stikstof en fosfaat zet zich voort. De cijfers over 2009 bevestigen dit. Of die verdere daling leidt tot een zodanige milieukwaliteit dat de perspectieven voor aanwijzing van kwetsbare zones veranderen, zal in de toekomst bezien moeten worden, te beginnen bij het nog op te stellen vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn voor de periode 2014–2017. Daarbij zullen de dan meest actuele cijfers over het gebruik van stikstof en fosfaat in de landbouwsector en de daaruit voortvloeiende milieukwaliteit gebruikt worden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven