28 385
Evaluatie Meststoffenwet

nr. 20
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 23 mei 2003

Mede namens mijn ambtgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zend ik u hierbij, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 23 april jongstleden (28 385, nr. 18), nadere informatie omtrent het project «Peilstok in de akker» alsmede over de nadere analyse naar de bemonsteringsnauwkeurigheid bij drijfmest.

Project «Peilstok in de akker»

Het projectvoorstel is gericht op het ontwikkelen van een indicator voor nitraatbelasting van grond- en oppervlaktewater, die eenvoudig meetbaar is, gebiedsdekkend ingezet kan worden (alle percelen) en gebaseerd is op het meten van een grootheid die «dicht bij» het te kwantificeren proces van nitraatuitspoeling ligt. Het beoogt daarmee een peilstok te definiëren waarmee de ondernemer zijn management scherp zou kunnen sturen naar betere milieukundige bedrijfsprestaties, en waardoor een grotere betrokkenheid en verantwoordelijkheid bij de ondernemer gelegd wordt voor de lokale milieukwaliteit, dan mogelijk zou zijn met MINAS. Verder wordt betoogd dat het concept beter te communiceren is dan een balansbenadering als MINAS. Hoewel ik sympathie heb voor zowel het doel van het project als de beoogde toepassing van de indicator, ben ik van mening dat het projectvoorstel om de volgende reden geen meerwaarde heeft.

Het project «Peilstok in de akker» vertoont zeer grote overeenkomsten met het project «Sturen op Nitraat», dat sinds het jaar 2001 wordt uitgevoerd vanuit de gelden voor kennisontwikkeling en kennisverspreiding (nitraatgelden) en dat de steun heeft van LTO Nederland. Het is prematuur om nu al te discussiëren over de beleidsmatige toepassing van de resultaten van Sturen op Nitraat. De resultaten zullen wel worden betrokken bij de evaluatie van de Meststoffenwet in 2004. Het heeft geen meerwaarde om vooruitlopend daarop het project Peilstok in de akker te starten.

Een discussiepunt in het Algemeen Overleg met uw commissie op 23 april jl. betrof de waarde van een beleidsaanpak gebaseerd op een nitraatindicator voor de implementatie van de Nitraatrichtlijn. In het Algemeen Overleg werd de suggestie gewekt dat deze aanpak meer ruimte zou bieden om de Nitraatrichtlijn te implementeren. Maar dat is onjuist. In de lopende procedure voor het Europese Hof van Justitie concludeert de Advocaat-Generaal dat MINAS onvoldoende is om de Nitraatrichtlijn te implementeren.

De richtlijn vereist in de ogen van de Advocaat-Generaal een gebruiksnorm voor dierlijke mest en een stelsel van gebruiksnormen om de totale bemesting (incl. kunstmest) te reguleren. MINAS stuurt meer op het doel, het terugdringen van verliezen naar het milieu. Een beleidsinstrument dat stuurt op het nitraatgehalte in het grondwater is nog verder verwijderd van de vereisten van de Nitraatrichtlijn. Daarnaast heeft MINAS ten opzichte van de nitraatindicator het voordeel dat MINAS stuurt op alle verliezen naar het milieu, inclusief emissies naar oppervlaktewater en lucht en inclusief fosfaatverliezen. MINAS voorkomt daarmee afwenteling naar andere milieucompartimenten.

Nadere analyse bemonsteringsnauwkeurigheid

Het Instituut voor Milieu- en Agritechniek (IMAG) heeft in opdracht van het ministerie van LNV in 2002 een onderzoek uitgevoerd naar het verschil in bemonsteringsnauwkeurigheid bij het laden en het lossen van vrachten drijfmest. Dit onderzoek resulteerde in een bemonsteringsnauwkeurigheid van 29% voor fosfaat. Bij de berekening van deze bemonsteringsnauwkeurigheid is het IMAG, in nauw overleg met mijn departement, uitgegaan van een aantal aannames. Uit nadere analyse van de meetresultaten is gebleken dat één van deze aannames aanpassing verdient. Bij de initiële berekeningen is het effect van de systematiek in het verloop van de mestsamenstelling tijdens het laden van het mestvoertuig, resulterend in correlatie tussen deelmonsters uit dezelfde vracht, op enkele procentpunten geschat zonder het werkelijk statistisch te hebben onderzocht. Nadere beschouwing van de onderzoeksgegevens heeft geleerd dat het effect van deze systematiek van meer invloed is op de bemonsteringsnauwkeurigheid dan eerder gedacht.

De nadere analyse heeft uitgewezen dat de bemonsteringsnauwkeurigheid voor fosfaat 16% bedraagt. Dit is vergelijkbaar met de uitkomsten van eerder door het IMAG uitgevoerd onderzoek waarbij een bemonsteringsnauwkeurigheid werd vastgesteld voor fosfaat van 15%. De wettelijke toegestane afwijking bij bemonstering van dierlijke mest bedraagt 15%. Aanvullend op het IMAG onderzoek wordt op dit moment door het Praktijkonderzoek Veehouderij nog een onderzoek uitgevoerd naar de betrouwbaarheid van het MINAS bemonsteringsprotocol. Rapportage over dit onderzoek verwacht ik begin juni te ontvangen. Ik zie echter op dit moment geen aanleiding om de regelgeving op het punt van bemonstering te wijzigen.

De rapportage van het IMAG over het onderzoek naar de bemonsteringsnauwkeurigheid bij laden en lossen, alsmede de nadere analyse van de onderzoeksgegevens, zijn gepubliceerd op de website www.mestonderzoek.nl.

Op deze website zijn alle door het IMAG in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uitgevoerde onderzoeken op het gebied van dierlijke mest gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink

Naar boven