Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28385 nr. 16 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28385 nr. 16 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 21 februari 2003
In vervolg op mijn brief van 16 januari jl. (kamerstuk 28 235, nr. 15) informeer ik u mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, hierbij over mijn bevindingen inzake een systeem van «demping» van het MINAS-gat. Tevens voldoe ik met deze brief aan het verzoek van de vaste commissie voor LNV van 13 februari jl. (zie bijlage) om nadere informatie over de voortgang bij de uitvoering van de moties inzake de evaluatie van de Meststoffenwet.
In het debat van 26 november jl. (Handelingen II, vergaderjaar 2002–2003, nr. 25, blz. 1730–1734) en in mijn brieven van 11 en 17 december jl (kamerstuk 28 385, nrs. 13 en 14) heb ik de Kamer reeds geïnformeerd over de mogelijke oorzaken van het zogenoemde MINAS-gat. Met het MINAS-gat wordt bedoeld de situatie dat bedrijven die alle mest afvoeren toch een MINAS-heffing moeten betalen. Ik geef u van de mogelijke oorzaken een korte opsomming:
1. In december vorig jaar is een eindrapport gepubliceerd van een onderzoek van het ID-Lelystad naar de vastlegging van mineralen (stikstof, fosfaat en kalium) in varkens (ID-Lelystad rapport no. 2222). Uit dit onderzoek blijkt dat meer mineralen in varkens worden vastgelegd dan volgens de forfaits in de Meststoffenwet is bepaald.
2. Het afgelopen jaar heeft een werkgroep met betrokkenheid van Bureau Heffingen, onderzoeksinstellingen, LTO Nederland en NVV de mogelijke andere oorzaken van het MINAS-gat onderzocht. Vastgesteld is dat het MINAS-gat zich vooral voordoet bij grondloze varkenshouderijen. Naast de in punt 1 genoemde forfaits zijn alle aan- en afvoerposten van MINAS geanalyseerd. Begin maart 2003 zal het eindrapport van deze werkgroep uitkomen. Belangrijkste conclusie is dat er geen systematische fouten zijn geconstateerd in het MINAS-stelsel. Wel zijn er aanwijzingen dat grote variaties bij de mestbemonstering optreden.
1. Op basis van het onderzoek van ID-Lelystad zullen de forfaits voor de mineralen in afgevoerde varkens, zoals vastgelegd in de Meststoffenwet, met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998 worden aangepast na aanvaarding van het daartoe strekkende wetsvoorstel door beide Kamers der Staten-Generaal. Het wetsvoorstel zal binnenkort bij de Tweede Kamer worden ingediend. Hiermee wordt een groot deel (circa 60%) van het MINAS-gat gerepareerd. Binnenkort zullen varkenshouders bericht krijgen over de voorgenomen wijze van correctie van hun aangiften van de afgelopen jaren. Verleden jaar is aan alle varkenshouders al generiek uitstel van betaling verleend. Dit generieke uitstel komt te vervallen. Correctie van de aangifte betekent dat sprake zal zijn van het vervallen of terugbetalen van (een deel van) de heffing. Dit zal echter pas plaatsvinden na het van kracht worden van de wetswijziging.
2. Wat de variaties in de mestbemonstering betreft, heb ik de Kamer toegezegd de mogelijkheid van introductie van een aanvullend systeem van demping te onderzoeken dat de nadelige gevolgen van deze variaties zou moeten inperken. De afgelopen maanden heb ik nader onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een systeem van demping.
Uit een analyse van de MINAS-aangiften door Bureau Heffingen blijkt dat van de grondloze veehouderijbedrijven die sinds 1998 verfijnd aangifte doen meer dan 85% over de afgelopen jaren op een belastbare hoeveelheid van nul is uitgekomen of een mineralensaldo heeft opgebouwd. Bij deze analyse is rekening gehouden met de aangekondigde wijziging van de forfaits voor de vaststelling van de mineralen in aan- en afgevoerde varkens. De oorzaak van deze ontwikkeling is op basis van de bij Bureau Heffingen bekende gegevens niet exact vast te stellen. Mogelijke oorzaken voor de opbouw van mineralensaldo's zouden kunnen zijn: mineralenvoorraden waarmee bedrijven bij de start van MINAS zijn begonnen, ruimte in de verliesnormen in de voorbije jaren en te ruim vastgestelde forfaits binnen MINAS (bijvoorbeeld voor stikstofvervluchtiging uit de stal). Uit de analyse van Bureau Heffingen kan evenmin exact worden vastgesteld bij welk deel van de bedrijven en van de heffingen sprake is van onbedoelde heffingen, omdat de heffingen (deels) terecht kunnen zijn verschuldigd.
Ik kom tot de conclusie dat de variaties in de mestbemonstering, als belangrijkste mogelijke oorzaak van het MINAS-gat, niet structureel tot heffingen leiden.
Overwegingen voor aanvullende maatregelen
Naast bovenvermelde analyse van het MINAS-gat wijs ik u voorts op de maatschappelijke consultatie over het meer forfaitair maken van MINAS die thans plaatsvindt. Een mogelijke uitkomst hiervan is dat de bemonstering van mest wordt vervangen door een forfaitair vastgesteld mineralengehalte. In die situatie zal naar verwachting bij bedrijven geen MINAS-gat van enige omvang meer ontstaan. Ik zal u over de mogelijkheden van een forfaitair stelsel in maart nader informeren.
Overigens spelen op Europees niveau twee belangrijke zaken met betrekking tot de Nitraatrichtlijn, te weten het derogatieverzoek aan de Europese Commissie inzake de toepassing van de in de richtlijn opgenomen norm voor het gebruik van dierlijke mest en de aanstaande uitspraak van het Europese Hof inzake de infractieprocedure wegens een onvoldoende implementatie van de richtlijn. De uitkomsten van deze zaken zijn cruciaal voor de vraag op welke wijze MINAS in de komende jaren vormgegeven zal worden.
Voornemen naar aanleiding van het onderzoek naar een systeem van demping
Tegen de achtergrond van bovenvermelde ontwikkelingen en als gevolg van het feit dat het percentage bedrijven dat op nul uitkomt of saldo opbouwt veel groter is dan in eerste instantie werd verwacht, acht ik het niet nodig en wenselijk om op dit moment een ingrijpend systeem van demping te introduceren.
Als oplossing voor bedrijven die geconfronteerd zijn met onbedoelde heffingen in het verleden, wil ik de mogelijkheid voor verrekening richting het verleden verruimen. Op dit moment mag er maximaal 3 jaar richting het verleden verrekend worden. Ik ben voornemens deze termijn te verlengen tot 6 jaar. Dit betekent dat bedrijven die in 1998 een heffing hebben betaald en deze heffing nog niet hebben kunnen verrekenen, deze alsnog kunnen verrekenen indien zij in 2003 of 2004 een saldo opbouwen. Op deze wijze ontstaat een ruimere mogelijkheid om onbedoelde heffingen van één of meerdere jaren te verrekenen met opgebouwd saldo in andere jaren. Het aantal bedrijven dat na 6 jaar bij verrekening alsnog heffing moet betalen zal naar verwachting tot een minimum worden teruggebracht. Verlenging van de verrekeningtermijn zal geen negatieve invloed hebben op de sturingskracht van MINAS. Ik zal op zo kort mogelijke termijn een voorstel tot wijziging van de Meststoffenwet op dit punt in procedure brengen. Dit voorstel zal gekoppeld worden aan het hierboven genoemde wetsvoorstel dat strekt tot aanpassing van de dierforfaits.
Stand van zaken uitvoering moties
In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor LNV om nadere informatie over de voortgang bij uitvoering van de moties inzake de evaluatie van de Meststoffenwet, met name betreffende het wetgevingstraject, kan ik u melden dat het wetsvoorstel dat invulling moet geven aan de voorstellen uit de brief van het kabinet van 4 oktober 2002 ter advisering aan de Raad van State is voorgelegd. Zeer recent heb ik het advies van de Raad mogen ontvangen. Ik bezie thans nader welke gevolgen dit advies voor de inhoud van het wetsvoorstel heeft. Zoals ik eerder in de brief van 11 december 2002 heb gemeld zal het – zonodig gewijzigde – wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden gezonden nadat er duidelijkheid is over het onderhandelingsresultaat met de Europese Commissie ten aanzien van de derogatie en de uitspraak van het Europese Hof.
De staatssecretaris van VROM en ondergetekende hopen dit voorjaar tot een vergelijk met de Commissie te komen.
Den Haag, 13 februari 2003
Aan: de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Namens de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bericht ik u het volgende.
In de afgelopen periode heeft de commissie een aantal brieven van u ontvangen over de uitvoering van de moties inzake de evaluatie van de meststoffenwet. U wordt verzocht de commissie op korte termijn te informeren over de voortgang bij de uitvoering van de moties en met name de stand van zaken als het de voorgenomen wet- en regelgeving betreft.
Waarnemend griffier van de commissie,
Van Leiden
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28385-16.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.