Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 28385 nr. 136 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 28385 nr. 136 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2009
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, een afschrift aan van de rapportage over de Nederlandse derogatie.
De derogatiebeschikking (2005/880/EG) bevat verplichtingen op het punt van monitoring van de effecten van de derogatie. Nederland is gehouden een monitoringsnetwerk in stand te houden van tenminste 300 bedrijven die gebruikmaken van een derogatie. In 2006 is dit monitoringsnetwerk door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) ingericht. De derogatiemonitoring maakt onderdeel uit van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). De 300 bedrijven uit het monitoringsnetwerk zijn tevens opgenomen in het Bedrijveninformatie Net (BIN) van het LEI.
Nederland dient de Europese Commissie jaarlijks in maart te rapporteren over resultaten van de monitoring. Naast de monitoringsgegevens uit het LMM en het BIN, schrijft de beschikking voor dat gerapporteerd wordt over onder andere de uitkomsten van handhaving, trends in de omvang van de veestapel en trends in de mestproductie, uitgedrukt in stikstof en fosfaat. De rapportages van maart 2007 en maart 2008 zijn per brief van 8 mei 2007 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2006–2007, 28 385, nr. 83) respectievelijk 23 april 2008 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 28 385, nr. 106) aan uw Kamer verzonden. De derogatierapportage van maart 2009 bestaat uit de volgende onderdelen:
• Het RIVM-rapport «Landbouwpraktijken en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie; resultaten meetjaar 2007 in het derogatiemeetnet» (RIVM rapport 680717008/2009).1 Dit rapport bevat gegevens uit monitoring bij derogatiebedrijven van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater alsmede de gegevens over bemesting en opbrengst per bodemtype en gewas.
• Het rapport «Resultaten van controles op en kengetallen van landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie alsmede kengetallen van de Nederlandse veehouderij».1 Dit rapport is gebaseerd op gegevens van de Dienst Regelingen en de Algemene Inspectiedienst en bevat de uitkomsten van controle en handhaving en verscheidene trends in de landbouw.
De rapporten zijn ook aan de Europese Commissie ter beschikking gesteld. Een afschrift van beide rapporten treft u aan als bijlage bij deze brief.
Dit jaar is er voor het eerst beschikking over resultaten uit twee opvolgende bemonsteringsjaren. Uit deze resultaten van de derogatiemonitoring kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
• De nitraatconcentraties in het water dat uit de wortelzone spoelt op de derogatiebedrijven ligt in de zand- en lössregio nog gemiddeld boven de norm van 50 mg/l (zand 56 mg/l, löss 68 mg/l). In de klei- en veenregio ligt deze concentratie gemiddeld beneden de norm van 50 mg/l.
• De nitraatconcentraties in het water uitspoelend uit de wortelzone op de derogatiebedrijven in de zandregio is in 2007 7–9 mg/l hoger dan in 2006. Dit wordt deels of geheel veroorzaakt door een lager neerslagoverschot in 2007 dan in 2006.
• De nitraatconcentratie in het slootwater blijft in 2007 duidelijk gemiddeld onder de norm van 50 mg/l (zand 41, klei 14, veen 6). In het zandgebied vindt nog wel bij één op de drie meetpunten een overschrijding van de norm plaats.
• De nutriëntenconcentraties in het slootwater van derogatiebedrijven in de zand- en de kleiregio zijn in 2007 niet significant veranderd ten opzichte van 2006. Alleen in de veenregio neemt de nitraatconcentratie in het slootwater toe.
In de rapportage van maart 2010 zal een eerste analyse gemaakt worden van de ontwikkeling van de waterkwaliteit op basis van de meetresultaten uit de periode 2006–2008. Daarnaast zal deze rapportage modelberekeningen bevatten.
De belangrijkste conclusies die getrokken kunnen worden uit de rapportage over de controle en handhaving van derogatiebedrijven en over kengetallen in de veehouderij zijn de volgende:
• Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van een derogatie is tussen 2006 en 2008 gedaald van 25 415 naar 24 007 bedrijven. Een daling van 5,9%.
• Het aantal te late aanmeldingen (aanmelding later dan 1 december van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop gebruik gemaakt wordt van de derogatie), is gedaald van 130 in 2006 naar 27 in 2008.
• Uit administratieve controles is gebleken dat 0,5% (125 bedrijven) van de derogatiebedrijven in 2008 niet voldeed aan de norm van minimaal 70% grasland.
• Bij 31 bedrijven is in 2007 een overtreding van één of meerdere gebruiksnormen geconstateerd.
• Bij fysieke controles door de Algemene Inspectiedienst worden voornamelijk overtredingen geconstateerd die betrekking hebben op de verplichte grondbemonstering en het bemestingsplan.
• Het aantal stuks melk- en fokvee (+4,0%), varkens (+3,1) en pluimvee (+3,7%) is tussen 2007 en 2008 toegenomen. Dit is een breuk met de trend in voorgaande jaren. Tussen 2002 en 2007 nam het aantal stuks melk- en fokvee (-7,6%) en pluimvee (-7,7%) af terwijl het aantal stuks varkens nagenoeg gelijk bleef (+0,1%).
• Voornamelijk als gevolg van het toegenomen aantal stuks melk- en fokvee, pluimvee en varkens is de stikstofexcretie tussen 2007 en 2008 met 3,1% en de fosfaatexcretie met 2,9% gestegen.
• In 2008 was de totale berekende en voorlopige stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel 0,9% hoger dan in 2002. De fosfaatexcretie was 0,1% lager dan in 2002.
Uit de resultaten van de monitoring bij derogatiebedrijven blijkt dat op een groot deel van de derogatiebedrijven de gewenste grondwaterkwaliteit wordt gehaald. Verder volgt uit de rapportage dat er nog een opgave voor de derogatiebedrijven ligt om de kwaliteit van het grondwater in de zand- en lössregio te verbeteren, alsmede in mindere mate de kwaliteit van het slootwater in de zandregio. De wijze waarop deze verbeteringen gerealiseerd moeten worden, staat beschreven in het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarover u separaat per brief van 24 maart 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 28 385, nr. 132) bent geïnformeerd.
Uit de voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de mestproductie over 2008 blijkt dat Nederland, voor zover het de totale stikstofproductie betreft, het mestproductieplafond van 2002 licht zou hebben overschreden (+0,9%). De totale fosfaatproductie lijkt in 2008 nagenoeg gelijk aan het productieplafond (-0,1%).
Nederland is in de onderhandelingen met de Europese Commissie over het derde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2006–2009) overeengekomen dat de nationale mestproductie, uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat, het niveau van 2002 niet zal overschrijden. Bovendien is aan de huidige derogatie de voorwaarde verbonden dat Nederland ervoor zorgt dat dit productieplafond niet meer wordt overschreden (artikel 7 derogatiebeschikking). Deze afspraak is bestendigd voor de periode van het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010–2013).
Ik ben dan ook van mening dat de ingeschatte overschrijding van het mestproductieplafond zorgen baart. Bovendien gaat meer mestproductie zonder extra maatregelen gepaard met hogere emissies van onder andere ammoniak, broeikasgassen en fijn stof. Hiermee komt niet alleen de realisatie van de verplichtingen uit de Nitraatrichtlijn, Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, OSPAR en Kaderrichtlijn Marien in gevaar, maar ook de realisatie van het NEC-plafond voor ammoniak, de Europese verplichtingen voor fijn stof en de uitvoering van het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren over de reductie van de uitstoot van broeikasgassen.
Mijn beleidsinzet is erop gericht dat het mestplafond dit jaar en de komende jaren niet wordt overschreden. Hiervoor is het noodzakelijk allereerst een goed beeld te krijgen van de mogelijke oorzaken van de nu berekende overschrijding, alsmede een voorspelling voor de komende jaren.
Over de resultaten van deze analyse, de verwachtingen voor de komende jaren en de gevolgen voor de voorwaarden die aan de derogatie voor de jaren 2010–2013 worden verbonden, vindt op korte termijn overleg plaats met de Europese Commissie. Over de uitkomst van deze gesprekken wordt u tijdig geïnformeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28385-136.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.