28 385
Evaluatie Meststoffenwet

nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2008

Met deze brief informeer ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat de pilotprojecten in het kader van de zogenoemde kunstmestvervangers met ingang van 1 januari 2009 zullen worden uitgevoerd.

In mijn brief van 16 juni 2008 over hetzelfde onderwerp (Kamerstukken II, 2007–2008, 28 385, nr. 111) heb ik aangegeven dat ik de Diensten van de Europese Commissie heb geïnformeerd over mijn voornemen om een aantal grootschalige pilotprojecten met betrekking tot de productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat uit te voeren. Nadien is met de betrokken diensten van de Europese Commissie overleg gevoerd over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de pilots worden uitgevoerd. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat de Europese Commissie mij op 13 november 2008 schriftelijk heeft laten weten kennis te hebben genomen mijn voornemen. De Commissie gaf hierbij aan de pilots met buitengewone interesse te zullen volgen en uit te zien naar de resultaten ervan.

Bij meerdere gelegenheden heb ik uw Kamer laten weten dat mestverwerking één van mijn prioriteiten is binnen het mestbeleid. Naar mijn mening is mestverwerking het instrument dat eraan kan bijdragen dierlijke mest efficiënter te benutten en het mestoverschot te reduceren. De door uw Kamer aangenomen motie van het lid Van der Vlies c.s. (Kamerstukken II 2007–2008, 28 385, nr. 99) waarin de regering werd gevraagd ondersteuning te bieden aan enkele grootschalige pilots waarbij mineralenconcentraat uit (on)vergiste mest aangewend mag worden boven de gebruiksnormen voor dierlijke mest zie ik daarbij als een ondersteuning van mijn beleid. Om die reden ben ik bijzonder verheugd dat mij nu door de Europese Commissie de ruimte is geboden om initiatieven op dit vlak te faciliteren en samen met de sector hier actief mee aan de slag te kunnen gaan.

In het navolgende zal ik nader ingaan op de achtergronden en het doel van de pilots.

Ook zal ik aangeven op welke wijze de pilots zullen worden uitgevoerd en onder welke voorwaarden dit zal plaatsvinden.

Achtergrond en doel

De pilotprojecten betreffen het vervaardigen van een stikstofkaliconcentraat uit dierlijke mest door middel van ultrafiltratie of gelijkwaardige industriële technieken, met als laatste processtap omgekeerde osmose. Verwacht wordt dat het gebruik van het stikstofkaliconcentraat leidt tot een betere benutting van de mineralen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit dierlijke mest en dat het concentraat dezelfde werking heeft als stikstofkunstmest. Binnen de pilots zal worden onderzocht of het gebruik van deze uit dierlijke mest geproduceerde hoogwaardige meststoffen mogelijk en verantwoord is boven op de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, maar uiteraard wel binnen de stikstof- en fosfaatgebruiksnormen.

Zowel de betere benutting van de mineralen als de met kunstmest vergelijkbare werking heeft positieve milieueffecten. De pilotprojecten spelen daarbij in op de toekomstige situatie dat de stikstofgebruiksnormen en fosfaatgebruiksnormen worden aangescherpt in een verhouding die steeds minder overeenkomt met die van onbewerkte dierlijke mest. Met verwerkingstechnieken waarop de pilots betrekking hebben, wordt de vaste verhouding van stikstof en fosfaat in dierlijke mest ontkoppeld. Deze ontkoppeling biedt de mogelijkheid tot optimale benutting van de mineralen binnen de toekomstige gebruiksnormen.

De pilots worden uitgevoerd om de verwachting te staven dat het gebruik ervan kan bijdragen aan het verminderen van de milieuproblemen die samenhangen met het gebruik van dierlijke mest. Ook moet blijken of de veronderstelling klopt dat mineralenconcentraat betere landbouwkundige kwaliteiten heeft dan onbehandelde mest en een met kunstmest vergelijkbare werking heeft. De pilots zullen informatie moeten opleveren op de volgende punten:

– de landbouw- en milieukundige effecten van mineralenconcentraat;

– de vergelijkbaarheid van voornoemde effecten met die van kunstmest en dierlijke mest;

– de (chemische) kenmerken van mineralenconcentraat, zoals stabiliteit en opname door de gewassen;

– de eventuele risico’s op vervuiling van het milieu bij het gebruik van het mineralenconcentraat in de praktijk boven op de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen.

Naast de milieutechnische en landbouwkundige aspecten zal uit de pilots ook moeten blijken of de grootschalige productie van mineralenconcentraat economisch haalbaar is. Gedurende de periode van twee jaar waarbinnen de pilots worden uitgevoerd, bestaat de gelegenheid om in de praktijk na te gaan of er een afzetmarkt is voor mineralenconcentraat als product met een positieve waarde. Voorts ligt het in de bedoeling om de resultaten van het onderzoek te benutten voor de opbouw van een technisch dossier om het concentraat als nieuw type meststof aan bijlage I van Verordening (EG) nr. 2003/2003 te laten toevoegen. Dit betekent dat het concentraat als «EG-meststof» kan worden verhandeld.

Inrichting pilots

Vanaf 1 januari 2009 kunnen maximaal tien pilotprojecten van start gaan, voor de duur van twee jaar. In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet heb ik daartoe een voorziening getroffen. Om op 1 januari 2009 daadwerkelijk toegerust te zijn voor de aanvang van de pilotprojecten, kunnen producenten van mineralenconcentraat zich tot 1 december van dit jaar bij de Dienst Regelingen aanmelden als deelnemer aan de pilot.

Aan de pilots zijn een aantal in overleg met de Europese Commissie opgestelde randvoorwaarden verbonden. Afgezien van de eerdergenoemde duur van twee jaar en het maximum aantal deelnemende producenten van mineralenconcentraat zijn dit de volgende voorwaarden:

– het gaat uitsluitend om concentraat verkregen door middel van ultrafiltratie of vergelijkbare industriële technieken met als laatste processtap omgekeerde osmose;

– het maximale volume aan concentraat binnen de pilots bedraagt 15 procent van de verwerkte dierlijke mest;

– het areaal landbouwgrond waarop het mineralenconcentraat in het kader van de pilots mag worden gebruikt boven op de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen bedraagt ten hoogste 20 000 hectare.

Voorts is de Nederlandse overheid gehouden om in maart 2009 een tussenevaluatie uit te voeren naar de aanwezigheid van zware metalen en organische microverontreinigingen in het mineralenconcentraat. Naar aanleiding daarvan zullen in samenwerking met de Europese Commissie uiterlijk eind juni 2009 specifieke eisen voor de toegestane concentraties van deze stoffen worden vastgesteld.

Het is de bedoeling dat landbouwers het in het kader van de pilots geproduceerde mineralenconcentraat kunnen gebruiken boven de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen. Deze mogelijkheid zal eveneens worden opgenomen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Omdat het hier een vrijstelling van de gebruiksnormen betreft, moet een deze conceptwijziging op grond van artikel 43, eerste lid, van de Meststoffenwet, in het kader van de openbare inspraakprocedure worden voorgepubliceerd in de Staatscourant. Dit betekent dat deze wijziging, uitgaande van een termijn van zes weken voor inspraak, op zijn vroegst medio januari in werking kan treden. Omdat het mineralenconcentraat gelet op artikel 4 van het Besluit gebruik meststoffen kan worden aangewend vanaf 1 februari, betekent dit naar ik verwacht dat de vrijstelling voor het mineralenconcentraat gedurende de gehele uitrijdperiode kan worden benut. Bijgaand1 doe ik u de desbetreffende ontwerpwijzigingsregeling ter kennisneming toekomen.

Afhankelijk van de resultaten van de pilotprojecten zal ik met de Europese Commissie nader overleg plegen over het gebruik van het concentraat in het kader van de Nitraatrichtlijn na afloop van de pilots.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven