28 385
Evaluatie Meststoffenwet

nr. 120
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2008

Ik heb u op 1 februari 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 385, nr. 68) geïnformeerd over het Programma Luchtwassers. Op 28 juni 2007 (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 385, nr. 85) heb ik u over de voortgang van het programma geïnformeerd. Met deze brief informeer ik u mede namens de minister van LNV over de ontwikkelingen sinds mijn laatste brief.

Doel van dit programma is het realiseren van een versnelde inzet van een nieuwe generatie geïntegreerde technieken, met name gecombineerde luchtwassers, die gericht zijn op een substantiële vermindering van de emissies van fijn stof, ammoniak en geur door de intensieve veehouderij. De voortgang in het programma beschrijf ik aan de hand van de projecten.

1. Gecombineerde luchtwassers op korte termijn in Nederland toepasbaar maken

Voor de varkenshouderij is een aantal gecombineerde luchtwassers beschikbaar. Mijn streven om ook gecombineerde luchtwassers voor de pluimveehouderij in bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij op te nemen is nog niet gerealiseerd. Een belangrijke oorzaak hiervan is de hoge stofproductie van pluimvee. Dit stof verstopt de luchtwassers. Het vinden van technische oplossingen voor dit probleem is één van de aandachtspunten binnen project 3 van dit programma.

Door het ontbreken van een voor de praktijk geschikte gecombineerde luchtwasser voor pluimvee is het gebruik van deze luchtwassers in de pluimveehouderij op dit moment nog niet mogelijk. In het Kabinetsstandpunt Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL; Kamerstukken II, 2007–2008, 30 175, nr. 56) heb ik de aanpak van de knelpunten fijn stof die veroorzaakt worden door de landbouw beschreven. De pluimveehouderij is de belangrijkste bron van fijn stof in de landbouw en één van de mogelijke maatregelen is de toepassing van gecombineerde luchtwassers. Het beschikbaar krijgen van gecombineerde luchtwassers voor de pluimveehouderij behoudt daarom absolute prioriteit.

2. Stimulering

De investeringsregeling voor gecombineerde luchtwassystemen is inmiddels twee maal opengesteld. In april en mei 2007 is dit voor de eerste keer gebeurd. Van de 324 aanvragen zijn er 127 aanvragen (gedeeltelijk) toegewezen, waarbij voor 15,8 miljoen euro aan verplichtingen is aangegaan.

In september 2008 is de investeringsregeling opnieuw opengesteld, nu voor een bedrag van 6 miljoen euro. Hiervan is ruim twee miljoen door de provincies Noord-Brabant en Limburg beschikbaar gesteld. De bijdrage vanuit de rijksoverheid is verlaagd ten opzichte van eerdere plannen. Dit is een gevolg van het vooralsnog ontbreken van gecombineerde luchtwassers voor de pluimveehouderij. Ook dit keer was er grote belangstelling; er zijn 222 aanvragen binnengekomen. Deze worden de komende periode beoordeeld.

De derde openstelling is voorzien van 1 juni tot en met 15 juli 2009. Het subsidieplafond hiervoor is 10 miljoen euro. De voorwaarden zijn zo omschreven dat het oplossen van knelpunten fijn stof binnen de pluimveehouderij prioriteit krijgt.

3. Optimalisatie van de techniek van de gecombineerde luchtwasser

Het onderzoeksprogramma wordt deels uitgevoerd op vijf pilotlocaties waar verschillende typen luchtwassers staan. Dit heeft inmiddels geleid tot verbeteringen van de daar aanwezige luchtwassers.

Om veelbelovende innovatieve onderzoeksinitiatieven te ondersteunen, zijn in de eerste helft van 2008 twee innovatieregelingen opengesteld: Small Business Innovation Research Programm (SBIR) en Subsidie Technologische Aanpassingen Luchtwassystemen (STAL). Bij SBIR schrijft de overheid een opdracht uit voor het bedrijfsleven, waarop geoffreerd kan worden. Via deze weg worden bedrijven gestimuleerd tot verregaande innovaties op het gebied van luchtreinigingstechniek. De subsidieregeling STAL is laagdrempeliger en heeft als doel de huidige luchtwassystemen makkelijker toepasbaar, goedkoper en gebruiksvriendelijker te maken. Voor dit onderdeel van het programma is een bedrag van 2,9 miljoen euro beschikbaar. Voor beide regelingen was een ruime belangstelling. De bedrijven die STAL-subsidie hebben aangevraagd, zijn geïnformeerd over het resultaat van de beoordeling van hun ideeën. Van de positief beoordeelde ideeën in het SBIR wordt nu de haalbaarheid verder uitgewerkt.

4. Monitoring kwaliteit en emissies op nationaal niveau

Op dit moment vinden er metingen plaats aan een representatief deel van de huidige stalsystemen. Hierbij wordt niet alleen de uitstoot van (zeer) fijn stof gemeten, maar ook van ammoniak, geur, lachgas en methaan. De resultaten zullen leiden tot (nauwkeuriger) emissiefactoren van de belangrijkste stalsystemen. In het kader van het NSL zullen deze resultaten worden gebruikt voor het actualiseren van de berekeningsmethode voor de uitstoot van fijn stof uit de landbouw.

Om het effect van de inzet van gecombineerde luchtwassers voor de luchtkwaliteit vast te kunnen stellen, zijn in twee gebieden waar uitbreiding van intensieve veehouderij is voorzien (de zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden) extra meetstations voor ammoniak en fijn stof geplaatst. Uit de eerste meetresultaten blijkt dat de bijdrage van de intensieve veehouderij aan de concentraties ammoniak en fijn stof goed meetbaar is. Op basis daarvan wordt verwacht dat de invloed van de aanleg van luchtwassers op de luchtkwaliteit gemeten zal kunnen worden.

5. Communicatie

Nadere informatie over het programma, onder meer over de pilotlocaties en de innovatieregelingen, wordt verspreid via de website www.senternovem.nl/pgl.

Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven