28 385
Evaluatie Meststoffenwet

nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2008

Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, een afschrift aan van de rapportage over de Nederlandse derogatie zoals deze eind maart aan de Europese Commissie is verzonden1.

De derogatiebeschikking (2005/880/EG) bevat verplichtingen op het punt van monitoring van de effecten van de derogatie. Nederland is gehouden een monitoringsnetwerk in stand te houden van tenminste 300 bedrijven die gebruikmaken van een derogatie. In 2006 is dit monitoringsnetwerk door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) ingericht. De derogatiemonitoring maakt onderdeel uit van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM).

De 300 bedrijven uit het monitoringsnetwerk zijn tevens opgenomen in het Bedrijveninformatie Net (BIN) van het LEI.

Nederland dient de Europese Commissie jaarlijks in maart te rapporteren over resultaten van de monitoring. Naast de monitoringsgegevens uit het LMM en het BIN schrijft de beschikking voor dat gerapporteerd wordt over onder andere de uitkomsten van handhaving, trends in de omvang van de veestapel en trends in de mestproductie, uitgedrukt in stikstof en fosfaat. Het RIVM en het LEI hebben gezamenlijk de opdracht gekregen een rapportage op te stellen over de monitoringsresultaten van de derogatie. Gegevens over de handhaving en over trends in dieraantallen en mestproductie komen van de Algemene Inspectiedienst (AID), respectievelijk Dienst Regelingen (DR).

De eerste monitoringsrapportage bestond voornamelijk uit een beschrijving van de opzet van het monitoringsnetwerk en de wijze waarop de resultaten uit dit netwerk verwerkt zouden worden in de rapportages van 2008, 2009 en 2010. De eerste rapportage bevatte nog geen resultaten van de monitoring, aangezien het effect van de derogatie in 2006 pas in de loop van 2007 te meten was in het grondwater. De eerste monitoringsrapportage is per brief van 8 mei 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 385, nr. 83) aan uw Kamer verzonden.

De tweede rapportage bestaat, net als in het voorgaande jaar, uit twee delen. Het RIVM en het LEI hebben gezamenlijk de monotoringsresultaten uit het LMM en BIN beschreven. De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft een review uitgevoerd. Op basis van gegevens van de Algemene Inspectiedienst en Dienst Regelingen zijn de uitkomsten van controle en handhaving en verscheidene trends in de landbouw in een aparte notitie beschreven.

De derogatierapportage is eind maart aan de Europese Commissie ter beschikking gesteld. Een afschrift van deze rapportage treft u als bijlage bij deze brief aan.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven