28 358
Wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (verbetering van de handhaving en bepalingen inzake uitbreidingstoelatingen)

nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID TICHELAAR

Ontvangen 13 november 2002

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel D, onder 2, achtste lid, vervalt de laatste volzin.

II

Artikel I, onderdeel Ja, vervalt.

III

Artikel I, onderdeel N, vervalt.

IV

In artikel II, onder 1, wordt in de laatste zin «en 16aa» vervangen door: en 25c, vijfde lid.

Toelichting

Dit amendement beoogt de wijzigingen zoals voorgesteld met de nota van wijziging wetsvoorstel Bestrijdingsmiddelenwet (28 358) van 12 september 2002 ongedaan te maken. De voorgestelde nota van wijziging is zowel inhoudelijk als procedureel ongewenst. Inhoudelijk beoogt de nota van wijziging een specifieke vrijstellings- en ontheffingsbepaling op te nemen in de Bestrijdingsmiddelenwet. De wijziging voorziet in de mogelijkheid een vrijstelling of ontheffing te verlenen indien sprake is van een situatie waarin de belangen van de landbouw dat vereisen. Dat kan het geval zijn als het een gewasbeschermingsmiddel betreft dat voor de betreffende teelt niet kan worden gemist en er geen andere beschermingsmiddelen of bestrijdingsmethoden aanwezig zijn. Toetsing van dat middel vindt plaats aan de hand van criteria van resistentierisico, innovatie of landbouwtechnische doelmatigheid.

Onze hoofdbezwaren tegen deze nota van wijziging zijn dat de milieu- en gezondheidscriteria niet meer van toepassing zijn en dat de dossiers niet meer compleet hoeven te zijn bij de aanvraag of verlenging van middelen. De wijziging maakt het zelfs mogelijk om reeds verboden middelen weer toe te laten! Ook juridisch zijn er grote vraagtekens. Het is de vraag of de voorstellen passen in de EU-regelgeving (richtlijn 91/414). Het ambtshalve toelaten van middelen, het niet-eisen van complete dossiers en het niet-verplicht toetsen op basis van de laatste wetenschappelijke en technische inzichten, lijken in strijd te zijn met de EU-wetgeving.

Procedureel is de nota van wijziging ongewenst, omdat de nota zonder voorafgaande samenspraak met maatschappelijke groeperingen en zonder advies van de Raad van State is toegevoegd aan een reeds ingediend wijzigingsvoorstel. De reikwijdte van de nota van wijziging is dermate omvangrijk, dat de toevoeging ongepast en onrechtmatig is. Indien de regering de Bestrijdingsmiddelnwet wil wijzigen dient de gebruikelijke procedure te worden gevolgd.

De nota van wijziging wordt op één punt niet ongedaan gemaakt en dat betreft de wijziging zoals vermeld onder D Artikel II punt 2 betreffende de van toepassing zijnde strafcategorieën.

Tichelaar

Naar boven