28 345
Aanpak huiselijk geweld

31 015
Kindermishandeling

30 388
Eergerelateerd geweld

nr. 71
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTERS VOOR JEUGD EN GEZIN EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2008

Inleiding

Vermoed wordt dat er veel meer gevallen van huiselijk geweld, kindermishandeling, vrouwelijke genitale verminking (VGV) en eergerelateerd geweld zijn dan er officieel worden gemeld. Signalen van geweld en mishandeling worden over het hoofd gezien of niet herkend. Veel professionals weten vervolgens niet goed hoe te handelen wanneer zij geconfronteerd worden met slachtoffers van geweld. Wij zijn van mening dat het gebruik van een meldcode voor huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld drastisch omhoog moet en goed geborgd moet worden.

Het kabinet wil daarom de verplichting tot het hebben en toepassen van een meldcode voor huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld wettelijk vastleggen. In de voorliggende brief worden de aanleiding daartoe, resultaten van de onderzoeken en de contouren van een verplichte meldcode geschetst.

Uw Kamer heeft bij verschillende gelegenheden gesproken over het belang van een meldcode. Daarbij zijn diverse moties aangenomen, waarin het kabinet wordt verzocht na te gaan op welke wijze het gebruik van meldcodes kan worden bevorderd en welke mogelijkheden er zijn tot verplichtstelling. Met het voornemen tot een verplichte meldcode geeft het kabinet uitvoering aan deze moties.

In dit kader hebben wij onderzoek verricht. Wij informeren u hierbij over de uitkomsten van het onderzoek naar het gebruik van de meldcode op het terrein van kindermishandeling en over de uitkomsten van de verkenningen die zijn uitgevoerd naar de voor- en nadelen van een meldplicht kindermishandeling en huiselijk geweld zoals die in het buitenland geldt. Deze laatste verkenningen zijn uitgevoerd naar aanleiding van de motie Arib (28 345, nr. 55), ingediend in het kader van het AO huiselijk geweld van 19 december 2007 (28 345, nr. 60).

Resultaten onderzoeken

Het onderzoek naar beschikking, waardering en gebruik van meldcodes kindermishandeling.

Bijgaand treft u het onderzoek «Meldcodes kindermishandeling» aan dat in de periode oktober 2007 tot april 2008 is verricht (bijlage 1).1 Er is onderzocht in welke mate professionals – als het gaat om kindermishandeling – over een meldcode beschikken, in hoeverre ze hierover tevreden zijn, welke acties ze uitvoeren bij vermoedens van kindermishandeling en wat hun behoefte aan scholing en training is.

Om deze vragen te beantwoorden, is onderzoek gedaan onder een ruime steekproef van diverse groepen professionals en landelijke koepels. In totaal hebben 2136 professionals in het onderzoek geparticipeerd (respons van 36%). Voor het onderzoek zijn tevens 42 koepel- en brancheorganisaties benaderd. Daarvan hebben er uiteindelijk 24 gereageerd (respons van 57%).

Kort samengevat zijn de uitkomsten:

• Minder dan de helft van de professionals beschikt over een meldcode (45%). Positieve uitschieters zijn jeugdartsen, kinderartsen, consultatiebureauartsen, medewerkers van de politie, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Het percentage ligt hier op tweederde of meer.

• Degenen die over een meldcode beschikken, gaan gemiddeld genomen vaker over tot handelen dan professionals die geen meldcode volgen (circa drie keer vaker).

• De meeste professionals die beschikken over een meldcode zijn er ook bekend mee (62%). In het onderwijs ligt dat lager (42%).

• Gemiddeld genomen hebben professionals de meldcode in het afgelopen jaar drie keer gevolgd. Professionals die werken met een meldcode oordelen daar positief over. Zij zijn er tevreden mee en beoordelen het als een goed hulpmiddel bij vermoedens van kindermishandeling.

• Een derde van degenen die niet met een meldcode kindermishandeling werken, is van plan om daar op korte termijn wat aan te doen.

• Van de koepels en brancheorganisaties beschikt een derde over een meldcode voor haar leden. Gevraagd naar plannen om een meldcode in te voeren, geven koepelorganisaties aan dat hun professionals dat zelf (regionaal) invullen en dat het omgaan met vermoedens van kindermishandeling geen probleem is gebleken.

De verkenningen naar meldplicht kindermishandeling en huiselijk geweld

De afgelopen drie maanden is tevens een verkennend onderzoek gedaan (deskresearch, literatuur en internet) naar meldplicht in het buitenland. De resultaten voor kindermishandeling en huiselijk geweld treft u bijgaand aan (bijlage 2)1.

Uit de literatuurverkenningen komen meerdere redenen naar voren om de toegevoegde waarde van een meldplicht te relativeren. Bij een meldplicht is een professional verplicht om bij vermoedens van huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld melding te doen. Invoering ervan gaat gepaard met nadelige gevolgen, zoals de overbelasting van het systeem en onnodig stigmatiserende onderzoeken, zonder duidelijke pluspunten voor hulp aan en bescherming van het kind en het gezin. Bovendien is het, wegens het ontbreken van wetenschappelijk effectonderzoek, onduidelijk welke effecten een meldplicht heeft.

Er is geen bewijs dat een wettelijke meldplicht leidt tot het terugdringen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Een betere weg is het krachtig stimuleren dat een meldcode wordt gehanteerd en te volgen hoe dit verloopt, zo komt uit de onderzochte literatuur naar voren.1

Conclusies

Gelet op de ervaringen in het buitenland en het geringe draagvlak onder de professionals, concluderen wij dat een meldplicht voor de Nederlandse situatie weinig toegevoegde waarde heeft. Vanwege de aan een meldplicht klevende bezwaren, achten wij invoering ervan dan ook niet gewenst.

Het onderzoek «Meldcodes Kindermishandeling» laat een beperkte beschikbaarheid van de meldcode kindermishandeling zien, enkele goede initiatieven daargelaten. Terwijl degenen die over een meldcode beschikken, gemiddeld genomen vaker overgaan tot handelen dan professionals die geen meldcode volgen. Het werken met een meldcode maakt dus verschil: het aantal meldingen stijgt. Professionals die bij de uitoefening van hun beroep geconfronteerd worden met huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld dienen te weten welke stappen zij kunnen zetten om het geweld eerder te signaleren, zo nodig te melden en te stoppen. Het gebruik van een meldcode biedt hen houvast.

Professionals geven zelf aan behoefte te hebben aan duidelijkheid over het omgaan met meldingen van geweld. Uit onderzoek2 blijkt dat circa 80% van de professionals voorstander is van een verplichte meldcode.

Wettelijke verankering meldcode

Wij concluderen dat het bij of krachtens de wet verplichtstellen van een meldcode een duidelijke meerwaarde heeft voor de professional: het schept duidelijkheid voor de professional, zodat hij/zij een handelingsrepertoire kan opbouwen en hanteren om adequaat te kunnen handelen bij vermoedens van geweld. Wij zijn voornemens een meldcode huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld te verplichten voor instellingen waar professionals beroepshalve geconfronteerd kunnen worden met slachtoffers van huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en/of eergerelateerd geweld. Een meldcode is een globaal stappenplan, waarin wordt aangegeven hoe binnen de instelling wordt omgegaan met het signaleren en het melden van huiselijk geweld. Het uiteindelijke doel van de verplichte meldcode is om sneller en adequaat in te grijpen en daarmee het geweld zo snel mogelijk te stoppen en het slachtoffer te helpen.

De verplichtstelling geldt voor zowel professionals werkzaam binnen instellingen als voor zelfstandigen. Voor de uitwerking hiervan wordt gekeken naar de verantwoordelijkheid van de instelling en van individuele professionals. Hierbij wordt rekening gehouden met de verschillen in de diverse sectoren. Voor het onderwijs ligt het bijvoorbeeld voor de hand dat aansluiting wordt gezocht bij de ontwikkeling van Zorg- en Adviesteams.

In onze wetgeving zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij – en ruimte worden gegeven aan – de bestaande praktijk. In Rotterdam hebben bijvoorbeeld veel instellingen op het terrein van onderwijs, zorg en welzijn zich aangesloten bij het gebruik van een meldcode huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld. De instellingen hebben zich verbonden aan deze Rotterdamse code en gecommitteerd aan het actief implementeren ervan binnen de instelling.

Het invoeren van een verplichte meldcode heeft de nodige haken en ogen. Hieronder wordt een aantal vraagstukken geschetst dat in de uitwerking wordt meegenomen.

Meldrecht

De professional moet over de juiste kaders beschikken om te kunnen melden.

Zo is voor het melden van kindermishandeling in de Wet op de jeugdzorg een meldrecht opgenomen. Dit betekent dat de professional wettelijk het recht heeft een melding te doen en daarbij ook alle relevante gegevens over te dragen aan het AMK. Het belang van het kind gaat hierbij vóór het belang van de privacy van het gezin.

Dit recht is nog niet geregeld voor het melden van huiselijk geweld. Het doen van een melding van huiselijk geweld kan een conflict van plichten opleveren voor de professional: de morele plicht om te melden versus het beroepsgeheim. Professionals laten op grond van hun beroepsgeheim mogelijk het melden van huiselijk geweld na.

Meldpunten

Een verplichte meldcode veronderstelt verder dat er een goede infrastructuur bestaat voor het melden van huiselijk geweld en kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld. Voor het melden van kindermishandeling is het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) de formele plek waar onder meer professionals kunnen melden. Dit is in de Wet op de jeugdzorg geregeld. Voor huiselijk geweld bestaat op dit moment het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) via de 35 centrumgemeenten vrouwenopvang, maar dit is geen formeel meldpunt. Laagdrempelige hulpverlening staat centraal. Zij beschikken niet over dezelfde wettelijk verankerde bevoegdheden als het AMK. Het moet voor de professional en de burger duidelijk zijn waar hij/zij kan melden en de melding moet adequaat worden opgepakt. Verder is het essentieel dat de samenwerking tussen de AMK’s en de ASHG’s goed geborgd is. In de praktijk is vaak sprake van overlap van meldingen. Er wordt op dit moment in een beperkt aantal regio’s in het kader van de RAAK-aanpak samengewerkt, maar deze samenwerking behoeft verdere borging.

Wetgeving, toezicht en handhaving

Wat het verplichtstellen betreft, onderzoeken wij in hoeverre sectorale wetgeving mogelijkheden biedt of dat een nieuwe wet noodzakelijk is. Toezicht en handhaving maken een belangrijk deel uit van het verplicht stellen van een meldcode. Het beschikken over een meldcode moet getoetst kunnen worden. Op dit moment controleert de Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ) instellingen binnen de jeugdgezondheidszorg op het beschikbaar hebben van een meldcode kindermishandeling. Dit maakt deel uit van hun toetsingskader. Wij gaan in gesprek met de IGZ en andere inspecties om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om dit uit te breiden naar andere sectoren.

Uiterlijk in november dit jaar informeren wij u graag meer concreet over de wijze van verplichtstelling van een meldcode. Wij zullen in ieder geval nader ingaan op de hierboven genoemde aspecten.

Stimuleringstraject

De komende periode zullen professionals en brancheorganisaties, vooruitlopend op wettelijke verankering, worden aangespoord om snel meldcodes voor huiselijk geweld, kindermishandeling, VGV en eergerelateerd geweld in te voeren en toe te passen. Het verplichtstellen van meldcodes alleen zal onvoldoende effect sorteren. Het stimuleren van het gebruik van een meldcode blijft erg belangrijk. Wij zullen in het kader van het Actieplan Aanpak Kindermishandeling, de beleidsbrief «Beschermd en weerbaar» en het Plan van aanpak Huiselijk geweld «De volgende fase» (dit plan is u recent toegezonden) het gebruik krachtig blijven stimuleren.

In het najaar zal met koepel- en brancheorganisaties over een meldcode worden gesproken.

Deze gesprekken vinden onder meer plaats op initiatief van de Stuurgroep Aanpak Kindermishandeling, onder voorzitterschap van de heer mr. I. W. Opstelten. Wij zullen gezamenlijk deze gesprekken voeren.

Veldraadpleging: expertmeeting verplichte meldcode

Op 8 september aanstaande organiseren wij een expertmeeting met professionals uit verschillende sectoren en medeoverheden (IPO/VNG) om over ons voornemen te praten. Het doel is om zoveel mogelijk ervaringen uit de praktijk te genereren ten behoeve van het wetsgevings- en stimuleringstraject.

Tot slot delen wij u mee dat het dossieronderzoek naar de meldingen van VGV bij de AMK’s meer tijd kost dan voorzien. De uitkomsten en de beleidsreactie daarop worden in november a.s. naar de Kamer gezonden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Tijdschrift Kindermishandeling, 1e jaargang, nummer 1, juni 2008 (resultaten van een digitale enquête onder professionals, april 2008).

Naar boven