28 345
Aanpak huiselijk geweld

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2005

De toenemende aandacht voor geweld op straat heeft in 2000 geleid tot het onderzoek «Geweld: gemeld en geteld», later aangevuld met meer kwalitatief onderzoek naar achtergronden van motieven van daders. De toenemende aandacht voor geweld in de huiselijke context, heeft onder meer geleid tot de kabinetsnota «Privé geweld – publieke zaak (TK 2001–2002, 28 345, nr. 2).

Voor de verdere vormgeving van de aanpak van geweld was behoefte aan meer inzicht in de aard en omvang van geweld en de eventuele overlap van huiselijk geweld met publiek geweld. Het rapport «Geweld binnen en buiten» bevat het verslag van dit onderzoek.1

Het onderzoek

Het doel van dit onderzoek was drieledig. Ten eerste brengt het onderzoek de aard en omvang in beeld van geregistreerd huiselijk geweld en publiek geweld. Daarnaast wordt, door middel van een vergelijking tussen geregistreerd straatgeweld in 2002 en eerder gepubliceerde gegevens over 1998, zicht verkregen op ontwikkelingen in het geregistreerde publiek geweld. Tot slot is een analyse gemaakt van de mate waarin plegers van geweld zich schuldig maken aan zowel huiselijk geweld als publiek geweld en van de kenmerken van de verschillende soorten plegers, teneinde te kunnen beoordelen of een generieke aanpak van geweldplegers kan volstaan of dat verschillende groepen een specifieke aanpak behoeven.

Voor het onderzoek zijn in totaal 2700 aangiften uit drie politieregio's (IJsselland, Midden en West Brabant, Rotterdam) geanalyseerd.

In Rotterdam zijn alle antecedenten van verdachten nagegaan op basis van de bedrijfsprocessensystemen. In de regio's IJsselland en Midden en West Brabant is een deel van de antecedenten nagegaan.

Daarnaast zijn vijfentwintig strafdossiers geanalyseerd. Op basis van alle gegevens zijn kenmerken van de dader en de geweldsdaad beschreven voor de drie genoemde groepen. Tot slot zijn deze resultaten voorgelegd aan achttien sleutelfiguren en in de context van de bevindingen uit literatuuronderzoek geplaatst.

De belangrijkste resultaten van het onderzoek

Gemiddeld 20% van de bij de politie aangegeven geweldsdelicten betreft geweld in huiselijke kring. Bij huiselijk geweld gaat het vooral om geweld tussen (ex-)partners (bijna 80%). Geweld van een kind tegen een ouder en geweld van een ouder tegen een kind omvatten elk gemiddeld 5% van de aangiftes. Een grote meerderheid van de verdachten bij huiselijk geweld is man (gemiddeld zo'n 90%).

Uit het onderzoek blijkt dat 20% van de plegers van huiselijk geweld een wapen gebruikt, vooral slag- en steekwapens. Wapengebruik vergroot bij huiselijk geweld het risico op zwaar letsel.

Publiek geweld komt voor het grootste deel voor tussen onbekenden (gemiddeld 65%). Geweld tussen «vrienden en bekenden» betreft gemiddeld 17% van de aangiften. Bij gemiddeld 14% is er sprake van geweld tussen «vage bekenden» (hierbij kent het slachtoffer de dader slechts van naam) en tot slot is bij 4% sprake van geweld tussen buren.

Bij huiselijk geweld is de spreiding in de leeftijd van de verdachten groot, bij publiek geweld bestaat een sterke concentratie in de jongste leeftijdsgroepen, waarbij met name 19-minners vooral slachtoffers maken in hun eigen leeftijdscategorie.

De helft van de verdachten van huiselijk geweld is in Nederland geboren, terwijl driekwart van de verdachten van publiek geweld in Nederland is geboren.

Verdachten van geweld in huiselijke kring hebben vaker eerder contact met de politie gehad (in verband met een geweldsdelict of een ander delict) in de voorafgaande drie jaren, dan verdachten van geweld in de publieke sfeer.

Het aantal aangiften van straatgeweld tussen onbekenden is tussen 1998 en 2002 met ongeveer 20% toegenomen. Het geweld lijkt niet ernstiger te zijn geworden; zowel het aandeel als het absolute aantal zware delicten is afgenomen en het aantal incidenten waarbij ten aanzien van het slachtoffer zwaar tot zeer ernstig letsel wordt geconstateerd is constant. Het aantal incidenten met meerdere verdachten en één slachtoffer is relatief afgenomen. Het percentage incidenten waarbij een wapen werd gebruikt is niet significant gewijzigd.

Er bestaat overlap van huiselijk geweld en publiek geweld, maar die is kleiner dan op basis van eerder onderzoek werd verwacht. Van de verdachten van huiselijk geweld blijkt in dit onderzoek ruim 20% zich ook schuldig gemaakt te hebben aan publiek geweld.

Qua daderprofiel bestaat een duidelijk onderscheid tussen plegers van geweld in huiselijke kring met een blanco strafblad enerzijds en de overige geweldplegers. De eerste groep onderscheidt zich volgens de literatuur van de overige plegers door onder andere geremdheid ten aanzien van gebruik van geweld, schaamte voor het gebruik van geweld en het ontbreken van vormen van verslaving.

Conclusies voor het beleid

Huiselijk geweld

In hoofdlijnen bevestigt dit onderzoek het beeld dat inmiddels op basis van politieregistratie van huiselijk geweldincidenten naar buiten is gebracht. Ook uit de politieregistratie blijkt dat het bij huiselijk geweld vooral gaat om geweld tussen (ex)partners en dat dit geweld voornamelijk gepleegd wordt door mannen.

Het onderzoek maakt opnieuw duidelijk dat plegers van huiselijk geweld een specifieke aanpak vragen. Het huidige beleid is er op gericht een sluitende aanpak te ontwikkelen door de samenwerking tussen alle betrokken ketenpartners te versterken. Daderbehandeling maakt deel uit van die sluitende aanpak. In de forensische psychiatrie zijn specifieke programma's voor de behandeling van daders van huiselijk geweld ontwikkeld. Ook wordt gewerkt aan vergroting van de aangiftebereidheid en het beter toegankelijk maken van de hulpverlening, onder andere door de oprichting van advies- en steunpunten huiselijk geweld. Dat beleid zal worden voortgezet.

Nadere analyse is nodig van het gebruik van wapens bij het plegen van huiselijk geweld. In 20% van de gevallen worden wapens gebruikt, het betreft overwegend slag- en steekwapens. Om herhaling van het delict te voorkomen is met name de inbeslagname van steek- en vuurwapens gewenst. Met openbaar ministerie en politie zal bezien worden of het uitvoerbaar en effectief is om bij plegers van huiselijk geweld huiszoeking te verrichten naar dergelijke wapens en deze zo mogelijk te vorderen.

Opmerkelijk in de analyse van de aard en omvang van huiselijk geweld is dat het aandeel van in het buitenland geboren verdachten van huiselijk geweld is oververtegenwoordigd ten opzichte van het totaal aandeel inwoners dat niet in Nederland is geboren.

Onderzoek uitgevoerd in 2002 naar de aard en omvang van huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland, wees uit dat 25% van de onderzochte groepen erkent ooit in zijn of haar leven slachtoffer te zijn geweest) van huiselijk geweld. Bij de uitkomsten van het onderzoek zijn destijds door onderzoekers en door minderheidsgroeperingen vraagtekens gezet: men vermoedde dat er sprake was van onderrapportage.

Hoewel de categorie «in het buitenland geboren» zowel westerse als niet-westerse allochtonen bevat, geeft het voorliggende onderzoek een indicatie van een opmerkelijk grote omvang van huiselijk geweld in allochtone kringen.

Het huidige beleid dat gericht is op het opzetten van een pilotproject waarin de politie bij huiselijk geweldsincidenten registreert op herkomst wordt voortgezet. Het doel van het pilotproject is na te gaan of een dergelijke registratie of -en zo ja in hoeverreeen meerwaarde heeft voor het uitoefenen van de politietaak. Het voornemen voor deze pilot is al eerder gemeld aan de Tweede Kamer ( zie mijn brief van 6 december 2004, kenmerk 5304168/04/DJJ).

Respondenten geven specifieke aandachtspunten aan ten aanzien van de aanpak van huiselijk geweld onder minderheden. De stand van zaken bij de aanpak van huiselijk geweld wordt dit jaar geïnventariseerd. Dat is eerder gebeurd in 2003. Bij de inventarisatie zal worden nagegaan in hoeverre gemeenten, politie, OM en hulpverlenende instellingen in hun beleid specifieke aandacht besteden aan de aanpak van huiselijk geweld in allochtone kring en wat hierbij aandacht behoeft voor toekomstig beleid.

Huiselijk geweld wordt overigens steeds vaker gemeld bij de politie. In Amsterdam, bijvoorbeeld, is sprake van een verdrievoudiging van het aantal meldingen in enkele jaren. De politie zelf vermoedt dat dit het gevolg is van toenemend vertrouwen onder de bevolking dat meldingen serieus genomen worden.

Publiek geweld

Het onderzoek biedt hernieuwd inzicht in de aanloop tot het geweldsdelict. Het blijkt dat 69% zijn aanleiding vindt in onderlinge irritaties en dat 23% van het geweld zonder enige aanloop plaatsvindt. In ruim tweederde van de gevallen kennen dader en slachtoffer elkaar niet.

Geweld dat zonder enige aanloop plaatsvindt kan alleen worden beïnvloed door breed gerichte communicatie met een algemene boodschap (vergelijkbaar met de campagnes tegen geweld op straat). Het aandeel van de 12–17-jarige daders is afgenomen, het aandeel 25–40-jarige daders is toegenomen. Het aandeel first offenders is toegenomen, het aandeel personen met een bij de politie bekend verleden is afgenomen.

Bij het opzetten van toekomstige campagnes tegen geweld op straat zal met deze onderzoeksresultaten rekening gehouden worden.

Wanneer geweldsdelicten worden voorafgegaan door onderlinge irritaties, kunnen gedragscodes eraan bijdragen dat irritaties niet escaleren tot geweld. De onderzoeksresultaten zullen betrokken worden bij het formuleren van beleid ten aanzien van gedragscodes, wanneer medio 2005 gegevens over de effectiviteit daarvan beschikbaar komen.

In 65% van de gevallen vindt het publieke geweld tussen onbekenden plaats. Van de incidenten vond 46% in de woonwijk plaats; 25% in een uitgaanscentrum en 12% in het verkeer. Ook op basis van de aantallen aangiftes lijkt publiek geweld zich, meer dan in het verleden, in wijken af te spelen. Het aandeel is gestegen van 35% naar 51%. Tot nu toe heeft het beleid zich sterk geconcentreerd op de aanpak van geweld in uitgaanscentra. De mogelijkheden zullen worden bezien om de aanpak van publiek geweld in woonwijken en in het verkeer te intensiveren.

Voor daders van huiselijk geweld is zowel voorzien in een strafrechtelijke aanpak als in hulpverlening. Voor publiek geweld bestaat alleen de strafrechtelijke aanpak. Bezien zal worden of voor specifieke doelgroepen binnen de plegers van publiek geweld (naast de strafrechtelijke aanpak) een behandeltraject voor daders effectief kan zijn.

Alcohol en drugs

Er zijn voor het onderzoek in totaal 2 033 dossiers bekeken. In 259 dossiers was informatie over alcoholgebruik opgenomen; in 65 dossiers informatie over drugsgebruik. De geringe aantallen dossiers laten geen conclusie toe over de invloed van alcohol en/of drugsgebruik op het plegen van geweld. Uit ander onderzoek is bekend dat die relatie er wel degelijk is. Vermoed wordt dat de politie niet systematisch registreert of alcohol en/of drugs in het spel zijn.

Bezien zal worden hoe bij geweldsindidenten de registratie van alcohol- en/of drugsgebruik systematisch kan plaatsvinden.

Daderprofielen

Op grond van de geraadpleegde literatuur lijken er verschillen te zijn tussen de plegers van huiselijk geweld en plegers van publiek geweld en van plegers van zowel huiselijk als publiek geweld. Enkele risico-taxatie-instrumenten wordt beschreven in het onderzoek Op grond van empirisch onderzoek blijken geen duidelijke verschillen tussen plegers van alleen huiselijk geweld, van alleen publiek geweld en van plegers van zowel huiselijk als publiek geweld (het aantal bestudeerde dossiers is overigens erg laag, respectievelijk 7, 8 en 10). Een aantal professionals acht het beschrijven van profielen niet zinvol.

Plegers van geweld in huiselijke kring met een blanco strafblad vormen een duidelijk herkenbare groep. Binnen de plegers van publiek geweld zit een grote groep die eenmalig geweld pleegt, veroorzaakt onder invloed van alcohol of door een specifieke stressvolle situatie. Als derde herkenbare groep worden de geweldplegers met een psychiatrische en/of verslavingsstoornis genoemd.

Bij de aanpak van huiselijk geweld wordt het door de onderzoekers zinvol geachte onderscheid tussen daders van huiselijk geweld met een blanco strafblad enerzijds en alle andere geweldsplegers in de praktijk al gemaakt.

De onderzoeksresultaten zullen worden benut bij de ontwikkeling van instrumenten (door politie, reclassering en forensische psychiatrie) die de kans op herhaling van geweld inschatten.

Uit buitenlands onderzoek werd de overlap tussen de plegers van huiselijk geweld en van publiek geweld eerder geschat op 40%. Op grond van dit onderzoek blijkt die overlap minimaal 8% en maximaal 20% te beslaan.

Gegeven die beperkte overlap zal er geen specifiek beleid worden ontwikkeld voor de groep daders die zowel huiselijk geweld als publiek geweld plegen. Het ingezette beleid gericht op de specifieke aanpak van plegers van huiselijk geweld zal worden voortgezet.

De monitoring van geweld

Voor geweld is er niet één bron waaruit een compleet beeld kan worden gedestilleerd. Bestaande instrumenten richten zich op cijfermatige trends, absolute omvang of inhoudelijke informatie.

Voordat een geweldsmonitor kan worden ontwikkeld, zal duidelijkheid moeten komen over het doel van de monitor en wie de gebruikers zullen zijn.

Of zo'n monitor zinvol is, hangt ook af van de afweging van de hoeveelheid tijd en geld die ermee gemoeid is, in relatie tot de relevantie van de gevonden informatie.

Momenteel wordt gewerkt aan een stroomlijning van monitoren gericht op criminaliteit en onveiligheid (Politiemonitor bevolking, Leefbaarheidsonderzoek, Monitor criminaliteit bedrijfsleven). De resultaten van dit onderzoek naar geweld zullen bij die stroomlijning worden betrokken.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven