28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 270 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 13 oktober 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 27 september 2023 overleg gevoerd met de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, over:

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 27 juni 2023 inzake onderzoeksrapport «Anders dan incidenteel»-criterium in de Wet tijdelijk huisverbod (Kamerstuk 28 345, nr. 267);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 september 2023 inzake voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (Kamerstuk 28 345, nr. 269).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Kat

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Smals

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Brood

Voorzitter: Ellian

Griffier: Nouse

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Becker, Ellian, Helder, Kuik, Mutluer, Temmink en Van der Werf,

en de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming.

Aanvang 11.01 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, goedemorgen. Welkom bij deze vergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Ik heet de Minister voor Rechtsbescherming en diens ondersteuning van harte welkom. Natuurlijk ook van harte welkom aan mijn collega's: mevrouw Van der Werf namens D66, mevrouw Becker namens de VVD, mevrouw Mutluer namens PvdA-GroenLinks – dat mag ik tegenwoordig zeggen, toch? – mevrouw Helder namens BBB en mevrouw Kuik namens het CDA. Hartelijk welkom aan alle toehoorders in de zaal en iedereen die op andere wijze deze vergadering volgt.

Op de agenda staat het commissiedebat Femicide. Hierover hebben we voor de zomer, op 8 juni 2023, een rondetafelgesprek gehad. Dit commissiedebat is een vervolg op dat rondetafelgesprek. Ik ga zo het woord geven aan mevrouw Van der Werf. Gelet op de hoeveelheid Kamerleden wil ik niet meteen het aantal interrupties beperken, dus laten we even kijken hoe het loopt. Daar vertrouw ik u enigszins op. Mevrouw Van der Werf, volgens mij is dit uw laatste debat voordat u met zwangerschapsverlof gaat. We wensen u natuurlijk toe dat dat heel voorspoedig verloopt. Ik wens u ook een voorspoedige eerste termijn. Daar mag u meteen mee beginnen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. In Nederland wordt elke acht dagen een vrouw vermoord. In meer dan de helft van de gevallen is de dader een partner of een ex-partner. Dat zijn pijnlijke cijfers, waar een wereld van leed achter schuilgaat. Deze moorden volgen namelijk vaak op een lange periode van opbouwend geweld dat zich uit in isoleren, intimideren en het vernederen van een partner, tot het zich uit in ernstig fysiek geweld, soms met de dood tot gevolg. Het is tijd dat we dit beest bij de naam noemen: femicide. Te vaak wordt er over een familiedrama gesproken of wordt het afgedaan als eerwraak. Die termen verhullen dat het gaat om moorden gepleegd door mannen in relaties waarin er sprake is van een scheve machtsbalans. Die termen verhullen ook dat die mannen zich in alle lagen van onze samenleving bevinden. Vrouwen die hier slachtoffer van worden, moeten beter worden geholpen. Daders moeten vooral effectiever worden gestraft. Daarom presenteert D66 vandaag een plan om femicide te bestrijden. Dat overhandig ik graag aan de Minister. Daar licht ik in de beperkte spreektijd graag wat voorstellen uit.

Voorzitter. Slachtoffers weten lang niet altijd hun weg naar de hulpverlening te vinden. Minder dan een op de tien slachtoffers van stalking door een ex-partner meldt zich bijvoorbeeld daadwerkelijk bij de politie. Wanneer slachtoffers zich wel melden, wordt de ernst van de situatie lang niet altijd goed ingeschat, terwijl juist dat eerste contact van de registratie van de melding bepalend is voor de acties die erop volgen. Kennis van de zogenoemde rode vlaggen die duiden op een gevaarlijke situatie is daardoor vereist. Is de Minister bereid om zich in te zetten voor het opnemen van deze signalen die voorafgaan aan femicide in de opleiding van politie en andere hulpverleners in de veiligheidszorg? Hoe zorgt hij ervoor dat de ernst van de situatie wordt gezien en dat er na een melding snelle opvolging bij de politie komt om zicht te krijgen op de aard van het geweld en dat te kunnen doorbreken? Deelt hij ook met D66 dat het screeningsformulier dat nu bij stalking wordt gebruikt, ook bij andere rode vlaggen van dat geweld gebruikt zou kunnen worden?

Voorzitter. Gebrek aan expertise bij hulpverlening kan leiden tot gebrek aan dossiervorming. Dat leidt uiteindelijk tot onderschatting van het probleem in de rechtszaal. Wanneer rechters in bijvoorbeeld echtscheidingszaken onvoldoende zicht hebben op geweld in de relatie dat eraan vooraf is gegaan, zijn ze ook niet in staat om de juiste beschermingsmaatregelen te treffen voor een slachtoffer van partnergeweld. Een schrijnend voorbeeld was de zaak in Rotterdam, waarin een vrouw na vertrek bij haar partner zes keer aangifte had gedaan. De geweldsdreiging was bekend en er was een veiligheidsplan opgesteld. Toch vond de familierechter dat er contact moest komen tussen vader en kind. Dat stelde ook de moeder bloot aan dat contact, die later door haar ex-partner door haar hoofd werd geschoten. Ziet de Minister een mogelijkheid om veiligheid explicieter onderdeel te maken van dat familierecht, bijvoorbeeld door omgangsregelingen standaard te toetsen aan veiligheidsadviezen van de betrokken centra voor huiselijk geweld?

Voorzitter. Femicide tegengaan begint bij de wortel van het probleem: ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Er is nog een wereld te winnen als het om preventie en educatie gaat, maar ook als het gaat om gendersensitief beleid in de zorg en in de veiligheid. Mannen, laat je horen. Als jullie opstaan tegen vrouwenhaat geef je het voorbeeld om deze vicieuze cirkel van problemen te doorbreken. De complexe problematiek die hierachter schuilgaat, hebben we niet van vandaag op morgen opgelost, maar het onderwerp staat nu wel op de politieke agenda, met dank aan de vele dappere slachtoffers en de hardwerkende hulpverleners. Laten we samen zorgen dat het daarop blijft, zeg ik tegen mijn collega's.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Het plan is zojuist via de bode overhandigd aan de Minister voor Rechtsbescherming. Mevrouw Becker, het woord is aan u.

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter. Bij dat laatste wil ik me meteen van harte aansluiten. Ik wil mevrouw Van der Werf danken voor het werk dat ze hier aanbiedt, want dit is bijna geen politiek onderwerp, maar een onderwerp waarop we vanuit de Kamer eensgezind zouden moeten en kunnen samenwerken. Ik hoop dat dat ons vandaag gegeven is.

Voorzitter. In het afgelopen jaar maakte niets in de Tweede Kamer zo'n indruk op mij als de verhalen van nabestaanden als Barbara Godwaldt en Lia en Anne-Marije van den Bersselaar. Hun geliefde zussen en dochter werden op gruwelijke wijze vermoord door hun ex-partners. Clarinda van den Bersselaar werd doodgestoken voor de ogen van hun 1-jarige dochter in de kinderwagen.

Voorzitter. Ik moet eerlijk toegeven dat ik zelf begon als leek op dit onderwerp. Ik vroeg me ook af: femicide, is dat een apart probleem? Waarom zou het nou anders zijn als een man een vrouw vermoordt dan andersom? Maar hoe meer ik de verhalen hoorde en de deskundigen sprak, hoe meer ik niet alleen een ijskoud gevoel kreeg in mijn maag, maar hoe meer ik ook overtuigd raakte van een bepaald patroon dat «femicide» heet. Het gaat hier niet zomaar om mensen die in een vlaag van verstandsverbijstering hun partner ombrengen, om regulier huiselijk geweld of een familiedrama, maar er zit iets onder dat te maken heeft met het vrouw-zijn van de slachtoffers, met de eer die zij dragen in de ogen van de dader, de status die ze hem geven door te gehoorzamen en vooral niet bij hem weg te gaan. Ze is zíjn bezit. Femicide verdient dus onze aandacht en het verdient ook onze boosheid, niet alleen van de politiek, maar ook van de hulpverlening, de politie, de rechtspraak en deze Minister. Daarom is het goed dat wij vandaag dit debat voeren.

We hebben de Minister gevraagd om een reactie op de inbreng van de nabestaanden. Helaas kwam die in, vind ik zelf, een nogal oude reflex, namelijk in een algemene brief over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Precies daar gaat het mis, want dit is geen regulier huiselijk geweld. Is de Minister dat met mij eens? Is hij bereid één integraal plan te maken namens het hele kabinet dat dit probleem in alle facetten aanpakt? Het valt nu namelijk een beetje tussen wal en schip van verschillende departementen. Wat de VVD betreft moet er één aanspreekpunt komen, niet alleen voor ons als politiek, maar ook voor nabestaanden en iedereen die zich druk maakt over dit onderwerp.

Zo'n plan zou wat ons betreft de volgende elementen moeten bevatten. Eén. Zorg voor bewustwording via scholen over de gelijkwaardige rol van mannen en vrouwen in de samenleving, maar ook in relaties. Ik hoorde over een onderzoek waaruit blijkt dat een op de tien jongeren het goed schijnt te keuren als een man zijn vrouw slaat als ze niet gehoorzaamt. Kijk, daar gaat het al mis.

Twee. Zorg voor snelle opvolging van meldingen bij politie en Veilig Thuis. Bij veel slachtoffers waren er wel signalen afgegeven, maar is er toch onvoldoende gebeurd. Moet er geen landelijke regie komen op de wachtlijsten bij Veilig Thuis? Hoe wordt de verbetering in opleidingen en de beschikbaarheid bij Veilig Thuis en de politie door het kabinet opgepakt? De Minister schrijft: «Ik zet in op het vroegtijdig herkennen van rode vlaggen.» Maar hoe zet hij daarop in? Wanneer kan de Kamer de afspraken met uitvoerende organisaties rond deskundigheidsbevordering en kwaliteitscriteria voor opleidingen tegemoetzien? Wanneer komt die voldoende deskundigheid bij de politie gereed?

Drie. Een ander element: er zou genoeg richting mogelijke daders moeten gebeuren. De Minister schrijft: «Ik ga in overleg met VNG over hulp aan daders, zoals supportgroepen.» Maar of deelname aan BORG ook echt kan worden verwezen door Veilig Thuis, is nog met vele procesantwoorden omkleed. Er komt eerst een wetenschappelijk onderzoek, dan een pilot, dan een procesevaluatie en dan een tweede pilot. Waarom moet dit zo lang duren? Welke actie kunnen we wanneer concreet verwachten?

Dan een vierde element. Zorg ervoor dat potentiële daders eerder en vaker worden weggehouden bij het potentiële slachtoffer. Welke rol kan het tijdelijk huisverbod hierin spelen? Kan dit effectiever en vaker worden ingezet?

Vijf. Stel psychisch geweld, zoals dwingende controle, strafbaar. Er is eerder al een motie aangenomen en ik zou willen weten hoe het staat met de uitvoering daarvan.

Tot slot. Maak een verbeterplan voor de omgang met situaties waarin kinderen in het spel zijn. Van de nabestaanden hebben we hier veel over gehoord, bijvoorbeeld dat het gezag wordt toegewezen aan de familie van de dader in plaats van aan de familie van het slachtoffer, en soms zelfs aan de dader zelf. Kan de Minister daar iets over zeggen? Wanneer wordt het onderzoek verwacht van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming naar de problematiek dat er bij gezags- en omgangskwesties wordt aangestuurd op gezamenlijk ouderschap en dan niet wordt onderkend dat er eigenlijk sprake is van een onveilige situatie?

Voorzitter, tot slot. Ik dank vandaag vooral de nabestaanden die zo dapper waren om naar deze Tweede Kamer te komen met hun verhalen. Zij kwamen niet alleen met hun verhalen, maar wisten dat om te zetten naar hele goede praktische, tastbare ideeën waar de politiek wat mee kan. Zij krijgen daar hun geliefde, hun dochter, niet mee terug, maar laten wij ervoor zorgen dat hun inzet en hun dapperheid niet voor niets is geweest.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Mutluer. Ook van mevrouw Helder? Nee?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik ben blij met de bijdrage van mijn collega van de VVD. Ik hoorde haar uitdrukkelijk aangeven: volgens ons zouden we een integraal plan moeten nastreven. De brief, die ik ook heb gelezen, was mooi maar weinig concreet. Ik wil zelf pleiten voor een programma waarin ook wordt gekeken naar preventie tot aan een strafrechtelijke aanpak en nazorg. Ik hoop dat we elkaar daarin kunnen vinden. Ik denk dat ze gelijk heeft: dit wordt politiek-overstijgend. Hier moeten we gezamenlijk in optreden. Doet ze daarin mee?

Mevrouw Becker (VVD):

Zeker. Een onderwerp dat hieraan gerelateerd is, is eergerelateerd geweld. Het is niet hetzelfde, maar het is er wel aan gerelateerd in een kleiner facet. Daar heb ik al een hele tijd dezelfde discussie over met het kabinet, omdat ik hen gewezen heb op het voorbeeld in Noorwegen. In Noorwegen is er één Minister die verantwoordelijk is voor een jaarlijks actieplan, van preventie tot repressie en alles wat daartussen zit, om het eergerelateerde geweld te bestrijden. Die Minister rapporteert ieder jaar hoe het staat met de verschillende pijlers van dit actieprogramma, zodat daar ook door de politiek een goed, helder en scherp debat over kan worden gevoerd. Ik denk dat je dat ook zou moeten hebben voor dit onderwerp.

De voorzitter:

Dan is het woord aan mevrouw Mutluer voor haar eerste termijn.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het valt me weer op dat we, met uitzondering van u, weer met vijf vrouwelijke woordvoerders hier zitten. Zes zelfs! Ik tel verkeerd. Dat laat zien dat blijkbaar alleen wij vrouwen dit onderwerp op de agenda kunnen zetten en daar daadwerkelijk het verschil in kunnen maken.

Voorzitter. Dat gezegd hebbende: in januari ...

De voorzitter:

Momentje.

Mevrouw Temmink (SP):

Nu moet ik het toch even opnemen voor mijn collega Van Nispen, die hier eigenlijk had moeten zitten maar in een parlementaire enquêtecommissie zit.

De voorzitter:

En de Minister is ook een man, maar goed. Geen woordvoerder, maar wel verantwoordelijk bewindspersoon. Mevrouw Mutluer, gaat u verder.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik denk dat mevrouw Temmink helemaal gelijk heeft. Geen slecht woord voor ... Stop, stop, reset. Geen slecht woord over collega Van Nispen.

Ik ga beginnen, voorzitter. In januari werden twee vrouwen neergeschoten. Eén vrouw overleed en de andere vrouw raakte zwaargewond. Dat gebeurde zomaar midden op de dag op een druk parkeerterrein in Zwijndrecht. De dader was de ex-man van een van die vrouwen. Al snel klonken de ambtelijke woorden «conflict in de relationele sfeer» en andere verhullende termen, terwijl het gewoon om een brute moord en brute femicide ging. We weten allemaal dat die moord in Zwijndrecht helaas een schrijnend voorbeeld is van een fenomeen dat in Nederland tientallen slachtoffers per jaar maakt. Dat liet het rondetafelgesprek van afgelopen juni zien, zoals mijn collega's ook zeiden. Dat vroeg niet, maar dat schreeuwde echt om oplossingen. In de oplossingen schieten wij tekort.

Ik las ook de prachtige woorden in de laatste Kamerbrief van de Minister. Met respect: het moet sneller, concreter en steviger. Wat mij betreft begint dat met de erkenning van het fenomeen door het afzonderlijk strafbaar stellen van femicide, maar ook van het lichamelijk en psychisch geweld dat daaraan voorafgaat. Daarmee maak je duidelijk dat femicide een genderspecifiek misdrijf is met eigen kenmerken waar een aparte aanpak bij nodig is. Met de bestaande wettelijke definities van moord of doodslag worden de rode vlaggen die een voorbode van femicide zijn namelijk niet opgepikt. Politie en justitie moeten ervan doordrongen worden dat een vrouw die pas na tientallen keren mishandeld te zijn melding doet, het risico loopt slachtoffer van nog veel erger te worden. Met een afzonderlijke strafbaarstelling kunnen wij gaan nadenken over het zwaarder straffen van daders. Daarmee is voor mij strafbaarstelling meer dan symboolpolitiek.

Voorzitter. Juist omdat femicide volgt op een patroon, is het te voorkomen. Tenminste, als je ervoor kunt zorgen dat er op tijd alarmbellen afgaan. Mijn vraag is: hoe gaat de Minister zorgen dat er meer kennis en deskundigheid bij de professionals in de keten komt, van hulpverleners, instanties tot politie en OM, dat er beter samengewerkt wordt door onder andere inzet van slachtoffervertegenwoordigers en dat er kennis komt bij de samenleving via publieksvoorlichting? Een gerichte aanpak vraagt overigens ook om een heldere definitie van femicide. Voor mij is dat breder dan eergerelateerd geweld, dat in bepaalde culturen voorkomt. Ik wil ook weten hoe de Minister daartegen aankijkt. Ik zei het net ook in de interruptie richting mijn collega Becker, maar eigenlijk pleit ik voor een ambitieuzer plan. Ik mis een breedgedragen programma van preventie tot de strafrechtelijke aanpak en nazorg, met samenhang, waarbij alle instanties betrokken zijn, waarin concrete doelstellingen en actiepunten worden vastgelegd en wordt gerapporteerd over de jaarlijkse voortgang onder de verantwoordelijkheid van de Minister. Ik wil weten hoe de Minister daartegen aankijkt.

Voorzitter. Ook moeten hulpverlening en aangifte makkelijker worden. Nu doen slachtoffers pas aangifte nadat ze gemiddeld met 33 geweldsvoorvallen te maken hebben gehad. Stelt u zich eens voor dat iemand hulpeloos en wanhopig is. Anoniem aangifte doen kan dan helpen. Zorg voor meer inloopcentra, digitale hulpmiddelen of een chatfunctie van Veilig Thuis die 24/7 bereikbaar is, zoals ook voorgesteld door de nabestaanden van geweldsslachtoffers, waaronder Barbara Godwaldt in haar plan. Hoe gaat de Minister daarvoor zorgen?

Ten slotte, het is van groot belang dat vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld beschermd worden om erger te voorkomen. Een van de mogelijkheden is om ook de man uit huis te plaatsen. Ik krijg signalen dat de inzet van een tijdelijk huisverbod terugloopt of stagneert. Hoe kan dit middel meer worden ingezet?

Ik ga afsluiten. Ik heb niet de illusie dat femicide binnenkort helemaal uitgebannen kan worden, maar ik hoop wel dat we er alles aan gaan doen om dat zo veel mogelijk te voorkomen. We zijn dat ook verplicht, vind ik. Dan denk ik aan Hümeyra, Linda, Gea en vele anderen en aan andere vrouwen voor wie dat nu nog dreigt. Ik ben blij dat we dat hier met deze woordvoerders samen gaan oppakken.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik wil collega Mutluer bedanken voor haar bijdrage en haar inzet op dit onderwerp. Daar is ze al heel lang mee bezig. Eén punt uit haar voorstel dat ik ingewikkeld vind, is de aparte strafbaarstelling op femicide. Dat vind ik lastig vanwege de definitie waarvan we eigenlijk nu nog niet helemaal kunnen bepalen hoe die precies dekt wat wij hier net met z'n allen beschreven en benoemd hebben. U vindt mij geheel aan uw zijde als het gaat om dat ene plan van preventie tot strafbaarstelling et cetera, maar hoe voorkomen we dat dit een dode letter of iets leegs wordt, om het zo maar te noemen?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel voor die goede vraag. Dat is ook de reden waarom ik aan de Minister vroeg hoe wij femicide moeten gaan definiëren. Als u het aan mij vraagt, gaat het om gendergerelateerd dodelijk geweld tegen vrouwen. Ik weet dat de World Health Organization een veel bredere definitie hanteert, tot aan genitale verminkingen. Zo breed zou ik ’m niet willen maken. Ik denk dat u gelijk heeft. Het begint met een duidelijke definitie: waar hebben we het nou over? En pas dan ... Ik heb de afgelopen maanden ook kunnen spreken met wetenschappers uit het buitenland, uit Canada, van Harvard, en binnenkort spreek ik ook wetenschappers uit Spanje. België heeft recent natuurlijk ook het een en ander in zijn wet- en regelgeving opgenomen. Het begint met een definitie. Ik ben nu ook bezig om een initiatiefwetsvoorstel te maken, hopelijk gezamenlijk, om na te gaan of je femicide én psychisch geweld in de wet kan opnemen en hoe je dat vormgeeft. Dat kan bijvoorbeeld ook een strafverzwarende omstandigheid zijn. Daar kom ik, hopelijk met enkelen van jullie, op korte termijn op terug. Ik ben ook benieuwd hoe de Minister tegen die definitie aankijkt. Ik weet dat daar onderzoek naar is gedaan. Ik beperk ’m nu tot gendergerelateerd dodelijk geweld tegen vrouwen. Je zou ’m iets breder kunnen trekken, maar dat is denk ik een discussie die we ook hier eerst moeten voeren. Ondertussen ben ik daar ook over aan het nadenken.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik vind het wel een terechte en interessante vraag van mevrouw Van der Werf. Je zou er natuurlijk als politicus principieel niet iets op tegen moeten hebben om femicide apart in het Wetboek van Strafrecht op te nemen, als dat er daadwerkelijk toe leidt dat je femicide beter kunt bestraffen en dat er ook een rechtvaardige strafmaat voor wordt gehanteerd. Ik zou het wel belangrijk vinden dat de Minister ingaat op de vraag of er onderzoek naar is gedaan, of dat er onderzoek naar gedaan moet worden. Is mevrouw Mutluer dat met mij eens? Wat zou dat dan daadwerkelijk betekenen? Dus, is het ontbreken van een definitie in het Wetboek van Strafrecht op dit moment het probleem? Of ligt het probleem veel meer bij een gebrek aan dossiervorming? Zijn er andere zaken die een rol spelen, die we zouden moeten verbeteren om ervoor te zorgen dat de rechtspraak meer recht gaat doen aan dit fenomeen? Volgens mij moeten we inderdaad ervoor uitkijken, zoals mevrouw Van der Werf zegt, dat we een Wetboek van Strafrecht krijgen waarin femicide, eergerelateerd geweld en alle andere motieven die er bij moord kunnen komen kijken, apart worden benoemd, zonder dat dit daadwerkelijk bijdraagt aan een effect. Is mevrouw Mutluer het met mij eens dat we dit wel moeten doen op basis van een gedegen onderzoek naar de toegevoegde waarde hiervan?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik vind dat dat toegevoegde waarde heeft. Ik kan me een eerdere Kamerbrief van de Minister herinneren waarin hij aangaf dat we dit gewoon onder moord kunnen scharen. Dat is leuk en aardig, maar femicide is echt een genderspecifiek misdrijf, met eigen kenmerken. Dat geldt overigens ook voor psychisch geweld. Dat hebben we ook nog niet in ons wetboek opgenomen. Als je dat apart registreert, ben ik ervan overtuigd dat dit kan bijdragen aan de bewustwording. Die ontbreekt nu. Het is niet zomaar een moord; het is een moord op een vrouw. Dat is denk ik het eerste. Twee. Het kan zeker bij doodslag een zwaarwegende omstandigheid zijn, wat ook weer effect heeft op de strafmaat. Dat kan er ook toe leiden dat zaken beter geregistreerd worden. Dus ik was destijds niet onder de indruk van het antwoord van de Minister. Hij zei: het is allemaal niet nodig, want het kan allemaal onder moord, en de rest kan onder stalking. Dat vond ik te kort door de bocht. Door internationaal onderzoek en door het spreken met wetenschappers uit andere landen ben ik ervan overtuigd – maar dat is ook een politieke keuze, denk ik – dat het wel effect gaat hebben, ook al gaat het om een stukje bewustwording dat daarmee gecreëerd wordt en om betere registratie. Daarmee zou je vrouwenmoorden kunnen voorkomen, zeker als je straks een programma hebt. Dus dat is een andere insteek dan de Minister destijds heeft gekozen, denk ik.

Mevrouw Becker (VVD):

Even om misverstanden te voorkomen: ook wij als VVD vinden dat psychisch geweld en dwingende controle strafbaar moeten worden. Dat is nu nog niet strafbaar. Dat zijn echt handelingen die voorafgaan aan zoiets verschrikkelijks als deze moorden, dus die moeten apart strafbaar worden gesteld. Maar ik zou mevrouw Mutluer en ook het kabinet toch willen oproepen: zorg nou eens voor een goede en gedegen analyse van de aparte strafbaarstelling van femicide. Wij moeten niet te makkelijk als Kamer zeggen: stel het maar strafbaar. De Minister moet tegelijkertijd niet te makkelijk kunnen zeggen: nou ja, het kan al strafbaar worden gesteld onder moord, en daarmee is het geregeld. Want we merken in de rechtspraktijk dat dat niet het geval is. Ik hoop dat mevrouw Mutluer die vraag in ieder geval met mij aan de Minister wil stellen, namelijk: kom met een gedegen analyse van wat zo'n aparte strafbaarstelling zou kunnen opleveren.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Tot slot, voorzitter. Ik ga ervan uit dat de Minister daarop gaat reageren. Maar even een winstwaarschuwing: ik denk dat de Minister gaat zeggen «dat ga ik niet doen», maar misschien vergis ik me en zegt hij het tegenovergestelde. Dan ben ik heel blij. Daarom ben ik mijn eigen onderzoek gestart. Dat gold overigens ook voor psychisch geweld. Daar moesten we een afzonderlijke motie over indienen, volgens mij onder andere met de VVD, omdat de Minister daar in eerste instantie niet heel erg positief naar keek, vanwege al bestaande mogelijkheden in de wet. Dus ik ben iets kritischer, zeg ik tegen mevrouw Becker, en iets ambitieuzer om dit hopelijk ook gezamenlijk met mevrouw Becker op te pakken. Want ik denk dat het tijd wordt om dit op te nemen.

De voorzitter:

We kijken natuurlijk uit naar de beantwoording door het kabinet straks. Mevrouw Helder, het woord is aan u voor uw eerste termijn.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank je wel, voorzitter. Een zwaar onderwerp vandaag: femicide, huiselijk geweld en kindermishandeling. Ik kan alleen maar heel veel respect uitspreken voor de slachtoffers die naar voren durven te komen, zodat we het hier op de agenda kunnen zetten. Ik sluit meteen aan bij mevrouw Becker, want ook ik had eerst iets van: moeten we nou weer een aparte categorie gaan maken? Dat komt vooral doordat we geen duidelijke, werkbare definitie hebben. Die zou ik ook graag eerst willen. Ik dacht ook: dan gaan we onderscheid maken tussen slachtoffers, maar ieder slachtoffer is er wat mij betreft, wat de BBB betreft, één te veel. Je moet een werkbare definitie hebben, zodat je niet achteraf ... Dat is vaak het probleem. Als het in het strafrecht terechtkomt, wordt achteraf teruggeredeneerd: zou dit een geval van femicide kunnen zijn? Dat moeten we ook niet hebben.

Ik wil dus ook vooral aan de preventiekant zitten. Als eerste moeten we een duidelijke, werkbare definitie hebben, zodat in het onderwijs en in allerlei programma's vooral naar de preventieve kant gekeken kan worden, zodat we het zo veel mogelijk kunnen voorkomen. Als dat niet lukt, kunnen we in het strafrecht kijken of het strafverzwarende omstandigheden zijn bij het delict moord. Dat kan dan in een OM-aanwijzing terechtkomen. We moeten dus van onderaf werken aan een definitie. Hopelijk komen we dan uiteindelijk nooit terecht op het punt dat we een apart wetsartikel nodig hebben, maar ook dat sluit ik niet uit. In dat kader kijk ik wel graag eerst naar het plan van aanpak van D66. Waarvan akte, voorzitter.

Dan ga ik gauw verder met wat punten die ik uit de agenda, uit de brieven, heb gehaald. Ik heb gelezen dat recent onderzoek aantoont dat er bij twee derde van de gezinnen en relaties waarin sprake was van huiselijk geweld, een jaar na de melding bij Veilig Thuis en de inzet van hulp nog steeds sprake is van frequent en ernstig partnergeweld of kindermishandeling. Twee derde, frequent en ernstig geweld: dat zou toch echt acuut moeten stoppen. Daar moeten we echt iets aan doen. Dat schrijft de Minister gelukkig ook wel: de urgentie is groot. Wat BBB betreft is die levensgroot en zelfs van levensbelang. Het moet dus eerder en beter in beeld komen. Dat geldt ook voor femicide, wat we daar ook precies onder moeten laten vallen. Er moet dus aandacht zijn voor specifieke doelgroepen en vormen van geweld. Je moet dus ook kijken naar de onderliggende oorzaken, vooral in het kader van preventie. De vraag is dan ook: wat kunnen wij eraan doen? Iets van vermindering van regeldruk of uitwisseling van informatie? Zijn er privacybarrières die organisaties belemmeren om in een vroeg stadium informatie met elkaar uit te wisselen? Dan zouden we helemaal ziende blind blijven en dat moet natuurlijk niet.

De Minister schrijft dat in de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld, waar ook stalking door ex-partners en partners onder wordt geschaard, het vervolgen van de verdachten en het opleggen van een straf vaak niet voldoende zijn om het geweld blijvend te stoppen. Dat moge misschien waar zijn, maar het werkt in ieder geval wel tijdelijk, want als iemand achter de tralies zit, is het gezin of de partner natuurlijk wel veilig. In de gevangenis kan ook aan preventie worden gewerkt om recidive te voorkomen. Daar krijg ik graag een reactie van de Minister op.

Dan het onderzoeksrapport met de titel: «Anders dan incidenteel»-criterium in de Wet tijdelijk huisverbod – De beroepsrechtspraak in de bredere context van de toepassingspraktijk. Op basis van de bevindingen schrijft de Minister dat er op korte termijn een verbetertraject wordt gestart in samenspraak met genoemde partijen, dat in 2024 – ik mag hopen dat dat begin 2024 is – tot een gedragen advies moet leiden. Het moet leiden tot een gedragen advies, terwijl al duidelijk is dat het nodig is: er moet iets veranderen in het tijdelijk huisverbod; misschien moet er een element aan toegevoegd worden. De Minister hoopt de Kamer in het najaar van 2024 te kunnen informeren over dat gedegen advies. Dat vind ik echt veel te laat. Dat moet echt eerder. Uit dat rapport blijkt namelijk ook dat het eerder inzetten van een tijdelijk huisverbod wenselijk is. We moeten daar dus vooral niet op wachten. Kan het niet in de vorm van een pilot meteen worden gestart? In dit geval lijkt het mij heel goed om dat te proberen, want het stoppen van kindermishandeling en geweld tegen de partner rechtvaardigt dat out of the box wordt gedacht, want – dat is ook erkend – het stopt niet vanzelf.

Dank u wel.

De voorzitter:

Oké, u bedankt. Dan gaan we over naar mevrouw Temmink van de SP voor deze termijn.

Mevrouw Temmink (SP):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over femicide, de moord op vrouwen omdat zij vrouw zijn. Het is niet erger dat er een vrouw wordt vermoord dan dat er een man wordt vermoord, want dat is allebei heel ernstig, maar wat wel erger is, is dat er vaak een periode van fysiek of psychisch geweld aan voorafgaat. Uit onderzoek blijkt doorgaans dat femicide dus niet gebeurt in een opwelling. Er zit vaak een planning achter, en een proces van maanden of jaren. Dan is er dus ook ruimte om te voorkomen dat zo'n verschrikkelijk plan daadwerkelijk verwezenlijkt wordt. Daarvoor moet er geïnvesteerd worden in herkenning, en moet dit goed op het netvlies staan bij de meldpunten waar vrouwen naartoe kunnen. Denk daarbij aan Veilig Thuis of de politie. Ook nu wordt stalking bijvoorbeeld vaak onvoldoende erkend. Dat er een enorm capaciteitstekort is bij de politie zal daarbij niet helpen. Maar hoe voorkomen we dat, ondanks dit capaciteitstekort, serieuze meldingen van mensen over stalking niet herkend worden en daarop niet adequaat gehandeld wordt? Hoe zorgen we ervoor dat instanties wel goed samenwerken om ernstige en verdrietige zaken zoals bij Hümeyra te voorkomen? Dan is er de vraag of er nu voldoende focus ligt op de herkenning van mogelijke motieven voor femicide, en of daar voldoende op wordt ingezet, ook vanuit de overheid. Kan de Minister hierop reflecteren?

In het nieuws viel te lezen dat het kabinet hard werkt aan het uitbannen van huiselijk geweld en femicide, en dat er samen met gemeenten en andere partners wordt gewerkt aan het versterken van de aanpak van gendergerelateerd geweld. Er had voor de zomer een rapport moeten verschijnen, maar dat hebben wij nog niet gezien. Volgens de ministeries is er coördinatie nodig voor preventie, hulpverlening en vervolging. Daar zijn wij het mee eens. Maar wanneer kunnen we dit plan dan verwachten? En wat kunnen we nog meer verwachten om de inzet te versterken op het tegengaan van femicide, ook qua informatie richting mensen? Want juist de bekendheid van het probleem zou een preventief effect kunnen hebben. Als meer vrouwen het vertrouwen krijgen dat er iets wordt gedaan met hun melding op dit vlak, kan dat helpen. Kan de Minister reflecteren op de kritiek dat in Nederland de coördinatie versnipperd is over meerdere ministeries, te weten de Ministeries van Volksgezondheid, Justitie en Veiligheid, OCW en een stukje Binnenlandse Zaken? Is het niet wenselijker dat bijvoorbeeld het Ministerie van Justitie en Veiligheid de coördinatie- en regierol gaat voeren?

Voorzitter. Wij willen het debat van vandaag toch iets breder trekken dan de moord op vrouwen, namelijk ook naar alles wat hieraan vooraf kan gaan, zoals de gebrekkige aandacht en hulp die zij krijgen in het halen van hun gelijk, ook als ouder. Op 2 februari 2023 presenteerde de reflectiecommissie familie- en jeugdrechters van de rechtbanken en de gerechtshoven het rapport Recht doen aan kinderen en ouders. Het doel van het rapport was een antwoord geven op de vraag hoe de jeugdrechter bij de uitvoering van zijn wettelijke taak de bescherming aan kinderen en (pleeg)ouders in gezags- en omgangskwesties en in civiele jeugdbeschermingszaken biedt die het recht hun geeft.

Tegelijkertijd sprak een rechter zich uit. Ze schreef: «Het zijn de overheid en de familierechtspraak die in het huidige systeem door het frame vechtscheiding, het niet doen van deugdelijk feitenonderzoek en bij dwingende controle door een (ex-)partner onmiddellijk doorverwijzen naar mediation, een ernstige vorm van eenzijdig geweld tegen vrouwen en kinderen laten voortduren en zelfs faciliteren.» Deze rechter werd berispt en zij diende een klokkenluidersmelding in. De berisping bleef desondanks in stand. Maar zij is niet de enige die moedig aan de bel trekt over de problemen in het familierecht. Ook Ariane Hendriks en Ingrid Vledder, beiden cultuurwetenschappers en familierechtadvocaten, schreven hier rake woorden over.

Het rapport van de reflectiecommissie is namelijk een gemiste kans. Er is te weinig aandacht voor de slachtoffers. De gesprekken die gevoerd werden, waren niet divers genoeg. Zo zijn veel familierechtadvocaten niet ondervraagd, terwijl zij erkennen dat in zaken waarin huiselijk geweld een rol speelt, de rechtspraak vaak tekortschiet. Er worden aannames gedaan, zoals dat huiselijk geweld fysiek geweld is, dat het ophoudt zodra de relatie beëindigd wordt, dat waar er twee vechten er altijd twee schuld hebben, en dat een ouder die zijn of haar partner mishandelt, desondanks een goede ouder kan zijn. Dit kabinet zegt: vrouwen moeten zich melden en ze moeten zich durven uitspreken. Maar als je in de rechtbank staat, of nota bene zelf een rechter bent die zich uitspreekt, heeft dat een tegenovergesteld effect. Hoe verhoudt dat zich tot elkaar volgens de Minister? Hendriks en Vledder doen een aantal mooie aanbevelingen, zoals het op grond van internationale standaarden, waaronder het Verdrag van Istanbul, ontwikkelen van een toetsingskader waarin de rechten en veiligheid van ouders en kinderen een nadrukkelijk punt van afweging zijn bij beslissingen omtrent gezag en omgang. Wat vindt de Minister van dit voorstel? Is de Minister bereid om middels een brief uitgebreider in te gaan op de bezwaren die zij aankaartten? Want als we dit niet oplossen, gaan vrouwen zich alsnog niet melden en durven ze zich alsnog niet uit te spreken, zeker niet als een advocaat ook in een rechtszaak zegt: doe maar niet, want dit schaadt je zaak. Dat moeten we toch eerst oplossen?

De voorzitter:

Dank. U was aan het einde van uw betoog, toch? Uitstekend. Mevrouw Kuik namens het CDA, aan u.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter.

Voorzitter. Ter voorbereiding voor dit debat lees je je wat in. We hebben een rondetafel gehad. Ook respect voor de mensen die hun verhaal wilden delen met ons. Ik kwam ook allerlei protestmarsen tegen in andere landen, waarbij leuzen voorbijkwamen zoals: «Girls Just Wanna Have Fundamental Rights». Dat vond ik eigenlijk wel een hele goede. Hoe moeten wij hier nou kijken wat de beste manier is om impact te maken? We zien in dit land geen protestmarsen. Ik denk dat dat ook ligt aan – meerdere sprekers hebben het erover gehad – dat we het misschien niet heel duidelijk hebben gezien voor een lange tijd. Het idee is toch: het zijn de macholanden waarin dat gebeurt. En toch is het natuurlijk een heel groot probleem als je weet dat iedere acht dagen een vrouw in Nederland wordt vermoord. Dat zijn keiharde cijfers. Je kunt dan wel zeggen dat het ongrijpbaar is, maar die maken het grijpbaar.

Iedere acht dagen wordt er dus een vrouw vermoord door een ex of een huidige partner. Het is wel triest dat een vrouw thuis nog altijd het meeste gevaar loopt. Hier in Nederland moet iedereen zich ook thuis veilig kunnen voelen, juist in de privéomgeving. We hebben dat natuurlijk ook gehoord bij de rondetafel waar de familie Bersselaar en mevrouw Godwaldt het woord hebben gevoerd. Ik denk dat we het te lang hebben beschouwd als privéaangelegenheid. «Relationele sfeer» werd er dan altijd bij gehaald, alsof het iets individueels is. Maar het is iets wat eigenlijk structureel is en onderhuids zit in de samenleving. Wat is volgens de Minister precies de oorzaak dat juist vrouwen zo vaak slachtoffer zijn van partnergeweld, van femicide?

De voorzitter:

Momentje. Er is een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Ik hoor collega Kuik iets zeggen over de relationele sfeer en dat vrouwen thuis veilig zouden moeten zijn. Iedereen moet thuis veilig zijn. Maar zou dat nou niet een strafverzwarende omstandigheid kunnen zijn, bijvoorbeeld bij het huidige delict moord? Ik filosofeer maar even hardop. Ik bedoel dus of het thuis heeft plaatsgevonden of dat het in de relationele sfeer is, want in het laatste geval hoeft het niet thuis te hebben plaatsgevonden, maar dan is het de partner.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik vind de hele discussie over het expliciteren in de wet wel een hele interessante, omdat je daarmee ook recht doet aan het grote probleem dat er is, denk ik, want je expliciteert het. Ik zou dus meer gaan zitten op de lijn waar mevrouw Mutluer en mevrouw Bekker het over hadden, dan op die van het voorstel om van «in de privésfeer» een verzwarende grond te maken. Dat is mijn antwoord op de interruptie.

Mevrouw Helder (BBB):

Ja, dat kan. Ik zei ook: ik filosofeer hier maar hardop. Ik denk namelijk dat wij het wel met elkaar eens zijn dat dit op een adequate manier bestraft moet worden. Maar ik ben het weer met mevrouw Becker eens dat het weinig zin heeft als we het straks in de wet hebben staan, maar het nauwelijks wordt toegepast omdat de kennis ontbreekt. Dan zitten we aan de preventiekant niet goed en dan hebben we het begrip ook niet afgebakend. Ik denk dus dat het gewoon een werk in uitvoering is om het te definiëren en te kijken waar het dient te landen. Daarom dacht ik: misschien kunnen dit strafverzwarende omstandigheden zijn die nu al bij moord ten laste gelegd zouden kunnen worden; dan ben je er namelijk al mee bezig.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ben het er helemaal mee eens dat je dat zorgvuldig moet doen en dat je niet plotsklaps iets moet doen. Je moet voorkomen dat het symbolisch wordt. Je moet ervoor zorgen dat het ook daadwerkelijk in werking komt.

Voorzitter, ik ga door. De vraag is dus: waarom? Waarom gebeuren die moorden nou zo veel? Is dat omdat zij vrouw zijn? Dat is gewoon te simpel gezegd, denk ik. Het onderliggende antwoord gaat over hoe we in de samenleving met vrouw- en man-zijn omgaan. Hoe definiëren we dat? Hoe worden jongens en meiden opgevoed? Ik denk dat cultureel bepaalde maatschappelijke opvattingen over rollen die horen bij bepaalde seksen en daaruit voortvloeiende verschillen in macht en maatschappelijke positie, daarmee te maken hebben. Dat gaat veel breder dan justitieel. Dat is sociaal, arbeidsrechtelijk en emancipatoir.

Iets wat mij persoonlijk raakt – ik hoop dat ik niet het verwijt krijg er allemaal exotische zaken bij te halen – is hoeveel gewelddadige porno waarbij vrouwen in de lijdende rol zitten, er is en hoeveel jonge kinderen al daarnaar kijken en dat meekrijgen. Dan denk ik: we hebben op allerlei vlakken nog heel veel werk te doen. Dat betreft ook de vraag: hoe gaan we met respect om met en verhouden we ons tot vrouwen? Mevrouw Bekker noemde al het integrale plan. Het lijkt me ook terecht dat je specifiek dit thema meeneemt. Wat ons, het CDA, betreft zou een Minister van gezinsbeleid dit thema in de toekomst op moeten oppakken en er een prioriteit van moeten maken. Dus we moeten de term «femicide» erkennen, maar het ook herkennen. Ik vraag de Minister: hoe weten slachtoffers van huiselijk geweld waar ze terechtkunnen? En hoe kunnen ze zichzelf herkennen als slachtoffer? Dat is namelijk vaak de crux: mensen herkennen vaak veel te laat dat ze in zo'n situatie hebben gezeten.

In de rondetafel kwam een verhaal aangaande een omgangsregeling langs, dat mevrouw Van der Werf ook aanhaalde, van een vrouw die door het hoofd is geschoten en daarna gewoon door de rechter weer... Je moet niet in rechterlijke zaken stappen, maar ik sluit me wel aan bij dat punt: het is natuurlijk van de gekke dat je dan weer te maken krijgt met die man, die zo'n heftige misdaad heeft gepleegd. Daar sluit ik me bij aan. Voorzitter, hoe zit ik in de tijd? Ik heb namelijk nog flink wat tekst.

De voorzitter:

U zit al bijna op vijf minuten, dus...

Mevrouw Kuik (CDA):

Oké, dan sluit ik hiermee af. Het heeft natuurlijk een enorme maatschappelijke impact. Op welke manier kan de samenleving deze signalen zo vroeg mogelijk oppikken?

Tot zover.

De voorzitter:

Oké, alle vragen en alle inbrengen zijn geweest.

Meneer de Minister, hoeveel tijd denkt u nodig te hebben?

Minister Weerwind:

Voorzitter, u stuurt mij naar boven, waar mijn vakambtenaren zitten. Dat is een wandeling van 6 minuten: 3 minuten heen en 3 minuten terug. Als u mij 25 minuten toestaat, dan ben ik u zeer erkentelijk. U mag het ook afronden naar boven, tot 30 minuten. Dat zou ik zeer op prijs stellen.

De voorzitter:

Dan maken wij er 12.15 uur van. Zullen we dat doen?

Minister Weerwind:

Dank u wel.

De voorzitter:

Alstublieft.

De vergadering wordt van 11.43 uur tot 12.16 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met het commissiedebat Femicide. We zijn aanbeland bij de eerste termijn namens het kabinet. Graag geef ik het woord aan de Minister voor Rechtsbescherming.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Ik besef terdege dat ik hier in een commissiedebat zit met zes woordvoerders die niet van mijn sekse zijn. Maar dit is wel een onderwerp dat ons allemaal raakt. Het raakt alle Nederlanders: niet alleen politici, maar ook journalisten, de mensen die in het veiligheidsdomein werken en buren van iemand die te maken heeft met huiselijk geweld of kindermishandeling. Ik besef terdege dat ik demissionair ben, maar de volgende woorden troffen mij zeer. U zei: dit is een vraagstuk, een onderwerp, dat boven de politieke partijen uitgaat en dat we gezamenlijk op moeten pakken. Ik vind dat kracht. Ik kan alleen maar hopen dat dit onderwerp niet alleen in mijn demissionaire periode, maar ook in de daarna volgende missionaire periode van wie dan ook hoog op de politiek-bestuurlijke agenda blijft. Want je maakt hier stappen in, maar je bent nooit ver genoeg. Ieder slachtoffer is er een te veel, zoals velen van u gezegd hebben. Daarom moet dit op de agenda staan en blijven.

Ook vraagt u om actie en concreetheid. U mag van mij vernemen dat ik daar als bestuurder continu op stuur. Ik deed dat niet alleen op het nationale niveau, maar ook op het lokale niveau. Daar had ik als burgemeester namelijk nadrukkelijk te maken met die tijdelijke huisverboden. Dan maak je directer mee wat dat betekent.

Dus bravo voor het strijdplan tegen femicide. Ik heb het ontvangen en ik begrijp dat de Kamerleden het vandaag voor de eerste keer hebben ontvangen. Ik heb het toch even doorgenomen en ik waardeer de inzet. Ik zal daar zo direct in mijn inleidende tekst veel meer over zeggen.

Ook de oproep tot één integraal plan kan ik alleen maar omarmen. Ik ken het Noorse voorbeeld niet, zeg ik u eerlijk. Anders zou ik iets zeggen wat ik niet ken en dat doe ik niet. Dat doet deze bestuurder niet. En ja, er zijn meerdere departementen en bestuurders bij betrokken. Er is een coördinerend bestuurder; dat is de Staatssecretaris van VWS. Ik zal daar zo direct ook enkele woorden over bezigen ten aanzien van het convocatiebeleid van deze commissie. Echter, ik onderstreep het.

U zegt: preventie met nazorg. U zegt ook: noem mijlpalen en laat het jaarlijks zien, dan hou je het niet alleen op de agenda, maar hou je het ook specifiek, meetbaar, acceptabel, realiseerbaar en tijdgebonden, kortom, smart. Dan hebben we iets concreets in handen, waarop we elkaar kunnen aanspreken en waarmee we aan de Nederlandse samenleving laten zien dat dit onderwerp urgent is, en belangrijk genoeg om er politiek-bestuurlijk aandacht voor te hebben en te houden.

U merkt dat ik eerst inga op de algemeenheden die zijn uitgesproken. Zo direct geef ik aan hoe ik mijn tekst heb opgebouwd.

Strafbaarstelling. Ik zal daar veel dieper op ingaan, want ik kan u niet blij maken, mevrouw Mutluer. Ik heb daar inhoudelijke redenen voor, zoals u weet. Kijk, ik waardeer iedere keer de inzet daarvoor. Ik wil wel aantonen hoe het Nederlandse recht opgebouwd is, wat we wel en niet kunnen en waarop we volgens mij de aandacht nadrukkelijk moeten focussen. Dat zal ik u benoemen. Tegelijkertijd waardeer ik uw initiatief om de vraag te stellen: hoe krijg je dit middel, dat je wil inzetten om femicide bespreekbaar te maken, als onderwerp hoog op de agenda? Dat is namelijk eigenlijk de vraag achter de vraag. Daar vinden we elkaar. Maar gebruiken we een middel, dan wel het juiste middel. Is een begripsomschrijving een juist middel? Of is het weer te eng, waardoor je de rechter eigenlijk minder instrumenten biedt om te kunnen acteren? Ik wil daar later op ingaan, omdat het punt van strafbaarstelling zo ontzettend belangrijk is.

Bij mevrouw Helder hoorde ik heel veel over dat we onze aandacht moeten inzetten op preventie. Daar ben ik het volstrekt mee eens. Het gaat om het tijdig signaleren, de kennis en de kunde hebben om de juiste vragen te stellen – dus geen agressieve vragen waardoor het slachtoffer in de schulp kruipt, maar vragen waardoor het slachtoffer zich begrepen, veilig en gehoord voelt – en dan de actie daarna. Zo heb ik u leren kennen als politicus, zeg ik via de voorzitter tegen u. Dat mag je ook verwachten in dezen: concreetheid in de praktijk. Dan kom je op de kennis en kunde van de mensen die met de poten in de klei staan. Excuus, ik kom uit de polder.

Mij zijn ook heel veel vragen gesteld over een zaak die ik niet kende: Recht doen aan kinderen en ouders. Ja, het rapport kende ik wel, maar vervolgens waren er de familierechter, advocaat et cetera. Ik kijk of ik daar in dit debat antwoord op kan geven. Lukt dat mij niet, dan ga ik u schriftelijk antwoorden. Ja? Ik moet het ook doorgronden, wil ik een antwoord geven. Als ik iets niet doorgrond, zeg ik nooit iets. Helemaal niets.

Girls just want to have fundamental rights. Ik pikte ’m op. U gaf aan – voorzitter, dat zeg ik via u tegen mevrouw Kuik, terwijl ik haar toch aankijk – dat dat iets was, een maatschappelijk debat, een discussie, een protest of een actie, dat u bent tegengekomen bij de voorbereiding hierop. Zo ben ik in vele landen protestacties tegengekomen. Als we in Nederland die fundamental rights hebben, dan gaat het erom dat ze ook worden toegepast en gebruikt, evenals dat het slachtoffer ze kent of erop gewezen wordt. Ik denk dat daar een belangrijk aandachtspunt rust.

Voorzitter. Hoe heb ik mijn betoog opgebouwd? Ik vond het toch nodig om deze inleidende woorden te zeggen. Soms zal ik slecht te verstaan zijn. Dat heeft alles te maken met het griepvirus dat ik bij me draag. Ik adviseer u daarom om enige afstand van mij te houden.

De voorzitter:

We wensen u beterschap. Ik houd wat afstand.

Minister Weerwind:

Akkoord. Allereerst zal ik even heel kort ingaan op de facts and figures die u genoemd heeft. Ik vind het van belang dat we in een debat waarbij heel Nederland meekijkt duiden hoe groot het vraagstuk is. In het begin van mijn ministeriële loopbaan kwam ik dit vraagstuk tegen. Ik herinner mij een NOS-artikel waarin Spanje werd genoemd en waarin er een relatie werd gelegd met Nederland. Toen gingen er bij mij alarmbellen af: ken ik femicide? Weet ik wat het is? Hoe vaak komt het voor? Een op de acht is een paar keer genoemd. Maar dan hebben we een groot vraagstuk, een groot probleem, op tafel liggen. Ik constateer dat u als commissie een rondetafelgesprek gaat voeren met nabestaanden. Die nabestaanden ontmoet ik met grote regelmaat. Afgelopen zaterdag was ik aanwezig bij de dag van de slachtoffers in Zwolle. Dan spreek ik met nabestaanden. Dan spreek ik met ouders die hun dochter zijn kwijtgeraakt. Dat was ook zo in Drenthe dit jaar, toen ik bij de Muur tegen Geweld stond. Dan maak je het in de praktijk mee. Dan krijg je het op microniveau binnen. Dan kan het niet buiten blijven. Ik ben er content mee dat dit vandaag goed op de agenda staat.

Als we met elkaar praten over geweld tegen vrouwen, kan ik alleen maar zeggen dat het iets afgrijselijks is. In Nederland zijn er vrouwen die door hun partner, ex-partner of eigen familielid worden geslagen, verkracht, psychisch mishandeld of zelfs gedood. Een op de acht is te veel. Het gaat juist om degenen die hen zouden moeten liefhebben en beschermen. Uit cijfers over moord en doodslag, blijkt dat in de periode van 2018 tot 2022 79% van de vrouwelijke slachtoffers is gedood door een partner, ex-partner, ouder of ander familielid. U vroeg mij: wat zijn de onderliggende factoren van moord en doodslag op vrouwen? Terwijl u mij die vraag stelde, gaf u daar antwoord op. Het gaat er nu om dat het erkend, herkend en bestreden wordt. Daar moeten wij op focussen. Alleen zo kunnen wij femicide voorkomen.

Het gaat niet alleen om opsporing, vervolging en bestraffing: u spreekt ook over bewustwording. U vraagt om een gecoördineerde aanpak – zo zie ik dat integrale plan ook – van preventie tot aan hulpverlening en vervolging. De Staatssecretaris van VWS is coördinerend bewindspersoon voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, en voor het voorkomen van femicide. Daarom heeft u vorige week een brief ontvangen van de Staatssecretaris en van mij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik geef met dit concrete voorbeeld aan dat die brede inzet nodig is.

De voorzitter:

Ik wilde eigenlijk even kijken welke kant uw betoog opging, maar mevrouw Mutluer heeft een vraag.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Wellicht ben ik een beetje ongeduldig.

De voorzitter:

Dat bent u zeker, maar ga verder.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

U kent me langer dan vandaag. Ik herinner mij een interview waarin een journalist een vraag stelde aan de Minister van Justitie en Veiligheid over femicide. Die vraag werd doorverwezen naar VWS. De Minister van VWS gaf aan dat hij het woord femicide niet kende en het werd weer doorgepast richting de Minister. Dat geeft voor mij al aan hoe belangrijk het is dat er voldoende kennis en kunde is binnen meerdere ministeries. De Minister heeft het over een integraal plan voor een dergelijk onderwerp. Dat zit nu bij de Staatssecretaris. In de Kamerbrief worden er heel veel onderwerpen bij gehaald. Dit behoeft een apart programma dat eventueel onder de verantwoordelijkheid van deze Minister zou moeten gaan vallen, juist vanwege het belang ervan. Is de Minister daartoe bereid? Ook de andere ministeries worden daar uiteraard nauw bij betrokken, maar dan krijg je hier één verantwoordelijke Minister voor. Wij voeren deze discussie nu natuurlijk ook alleen met deze Minister.

Minister Weerwind:

Het maakt mij werkelijk niet uit waar het rust, bij welk departement. U gaat daarover. U kunt daar bij een volgende formatie duidelijke uitspraken over doen. Het gaat erom dat het op de agenda is en blijft. Het moge duidelijk zijn dat ik daar uitputtend over heb gesproken met de Staatssecretaris van VWS, zeker voor dit debat. Het was mooier geweest – laat ik dan ook eerlijk zijn – als we hier samen zaten en u hem ook had uitgenodigd. Laat ik dat vooropstellen. Dat is een advies naar de toekomst toe, als de verdeling blijft zoals die nu is. Je moet hiervoor samenwerken op landelijk niveau, dus interdepartementaal. Dat gebeurt op ambtelijk en bestuurlijk niveau nadrukkelijk. Dat eist ook dat je de actoren in het veld kent en dat je ervoor zorgt dat die samenwerken en continu verbeterslagen maken. Dat is van belang: het doen. Ik zit niet te denken in staffeltjes, pictogrammen en organogrammen – dat doet mevrouw Mutluer ook niet – maar ik vind wel dat de handen uit de mouwen moeten komen. De vele rapporten waarmee ik kom, die ik u heb toegezegd, en de procesantwoorden waar mevrouw Becker terecht op wijst, hebben alles te maken met het volgende. Wanneer ik iets doe, wil ik dat het zorgvuldig gebeurt, dat het uitvoerbaar is en dat het leidt tot concrete resultaten. Ik ben het er volstrekt mee eens dat u mij vraagt om dat te meten, want meten is weten; ik kom uit die generatie.

De voorzitter:

Dat weet ik, want ik heb u dat vaak horen zeggen, Minister. U kunt verder.

Minister Weerwind:

Dank u wel. Ik heb daar vaak iets over gezegd. Ik heb u vorige week ook een brief gegeven waarin ik aangeef hoe het kabinet de aanpak van gendergerelateerd geweld wil versterken. Daarin zijn deskundigheidsbevordering, het voorkomen van femicide en de plegeraanpak echt de kernpunten. Ik ga daar zo direct dieper op in, voorzitter.

Ik wil mijn inleiding niet te lang houden, maar ik ga toch even de onderwerpen noemen. Ik ga de vragen als volgt beantwoorden. Ik begin met gendergerelateerd geweld en femicide. U hoort mij het woord nadrukkelijk noemen, «femicide». Ik kan het niet hard genoeg zeggen. Daarna kom ik op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, schadelijke praktijken en dan kijk ik even naar het monitorend onderzoek dat plaatsvindt.

Ik start. Femicide is de meest ernstige vorm van geweld tegen meisjes en vrouwen. Het voorkomen van femicide is dan ook een van de kernpunten in de aanpak van gendergerelateerd geweld. Maar het kent verschillende verschijningsvormen, die elkaar deels in aard overlappen. Denk aan partnergeweld of seksueel grensoverschrijdend gedrag en schadelijke praktijken. Velen van u hebben het gezegd: het raakt alle lagen van de bevolking, ongeacht de culturele, religieuze of economische achtergrond. De relatie tussen geweld en gender loopt vaak via ongelijkheid, macht en controle, en wordt teruggezien in de verschillen in dader- en slachtofferschap tussen mannen en vrouwen. De aanpak is niet uitsluitend gericht op de bescherming van vrouwen en meisjes, maar is van belang voor iedereen die geweld meemaakt op grond van geslacht, genderidentiteit of seksuele oriëntatie.

Tegen u zeg ik: ondanks al onze inspanningen om slachtoffers te beschermen tegen geweld, is de afgelopen jaren gebleken dat er onvoldoende grip en zicht is op de problematiek die schuilgaat achter geweld tegen vrouwen. De huidige aanpak van deze vormen van geweld heeft nog onvoldoende effect. Dat betekent dat we onze inspanningen op dit terrein moeten intensiveren. Ik heb u in de brief aangegeven hoe ik dat wil doen, excuus, hoe wíj dat willen doen. De aanpak richt zich op het tegengaan van schadelijke gendernormen, het voorkomen van femicide, de aanpak van plegers, maar ook op die deskundigheidsbevordering.

Laat ik even inzoomen op femicide. Het kabinet versterkt de aanpak van psychisch geweld en intieme terreur. Hoe? Dat gebeurt onder meer door verbetering van de bewijsvoering in strafzaken en een landelijk zorg- en beschermingsarrangement voor slachtoffers van intieme terreur. Ook heb ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, het WODC, gevraagd om de mogelijkheden te verkennen tot een standaard wetenschappelijke analyse van moord- en doodslagzaken met vrouwelijke slachtoffers. Waarom? Ik wil hier structureel lering uit trekken, maar ook de aanpak daardoor verbeteren.

Tegelijkertijd moeten we ook helemaal aan de voorkant beginnen, bijvoorbeeld daar waar schadelijke gendernormen, zoals het idee dat de man de baas hoort te zijn in de relatie, helaas een brede basis leggen onder geweld tegen vrouwen. Ik kom dan op het terrein van opvoeding, onderwijs en bewustwording. Ik vind dat van belang. Hoe doet dit kabinet het? We kunnen dit niet alleen. We moeten dit samen doen met de lokale overheden, met de gemeenten. We moeten het samen doen met professionals, met onderzoeksinstituten, belangenorganisaties, vrijwilligers en nabestaanden van femicideslachtoffers.

Mij wordt gevraagd naar de jaarlijkse voortgang onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Rechtsbescherming; maak het eens concreter, maak het eens harder. Het plan van aanpak, waaronder het voorkomen van femicide, is met u gedeeld. Het versterken van preventie, signalering, vroegtijdige samenwerking, zorgstraf en de inzet van de juiste interventies is en blijft een interdepartementale aangelegenheid. Ik kan u één ding stellen. U noemde dit onderwerp urgent. Ja, dit onderwerp is urgent bij dit demissionaire kabinet.

Ik kom op het D66-plan dat mij gegeven is. Ik heb u al bedankt, ook voor de concrete voorstellen die u noemt. Ik spreek de wens uit dat u ziet dat de recente voortgangsbrief van 22 september over huiselijk geweld en kindermishandeling op verschillende onderwerpen aansluit op uw aanpak. Het kabinet heeft daarin specifieke aandacht voor het herkennen en tegengaan van intieme terreur of dwingende controle en stalking. Hoe doen we dat? Er wordt nu gewerkt aan het herkennen van rode vlaggen, het aanscherpen van de veiligheidsbeoordeling, het beschermingsarrangement waar ik net over sprak, maar ook aan een slachtoffersdevice dat signaleert wanneer een stalker met z'n enkelband te dicht in de buurt van een slachtoffer komt.

Voor professionals – laat ik Veilig Thuis, de politie, reclassering of de vrouwenopvang noemen – is zeer recent, volgens mij op 14 september, online voorlichtingsmateriaal, een digizine, ontwikkeld en verspreid over het herkennen en aanpakken van psychisch geweld, waaronder intieme terreur.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik wil de Minister bedanken voor zijn mooie inleiding. Ik denk dat het heel erg raakte aan wat iedereen hier in de zaal voelt. Ik heb een specifieke vraag over de brief waar hij net aan refereerde. In die brief staat onder het kopje «Voorkomen van femicide» inderdaad dat er wordt gewerkt aan voorlichtingsmateriaal over rode vlaggen die in het veiligheidsdomein gebruikt kunnen worden. Ik heb gevraagd of het gebruikt kan worden in de opleiding van mensen in dit domein, omdat het eigenlijk net een stap verdergaat dan wat het kabinet hier voorstelt. Het kabinet zegt namelijk dat het materiaal beschikbaar maakt waaruit geput kan worden, maar ik denk dat dit eigenlijk in de basis moet zitten. Als je bijvoorbeeld ziet hoeveel agenten tijdens een dienst bij een bezoek huiselijk geweld tegenkomen of met dit soort zaken te maken krijgen, dan denk ik dat het niet vrijblijvend moet zijn. Ik wil aan de Minister vragen of hij die stap verder ook zou willen zetten.

Minister Weerwind:

Ik leg uw vraag als volgt uit: neemt u het nadrukkelijk mee in de opleiding van al die hulpverleners die in die keten zitten? Het antwoord daarop is ja. Men moet het weten. Men moet het kunnen signaleren. Men moet het kunnen zien. Ik sprak net over de bijeenkomst op 14 september jongstleden op het departement van Justitie en Veiligheid waarbij ik het digizine Psychisch geweld heb geïmplementeerd. Het programma is een zelfontwikkelende tool, want iedere keer doet men nieuwe kennis en kunde op. Ik werk daar ook aan. Je stelt dat dan ook nadrukkelijk beschikbaar om die kennis en kunde van die professionals die in de eerste lijn zitten, aan te scherpen en te versterken.

Het antwoord op de vraag van mevrouw Van der Werf is dus een volmondig ja. We zetten ons er ook nadrukkelijk voor in. Binnen de politie wordt bijvoorbeeld continu geïnvesteerd in kennis, deskundigheid en bewustzijn van alle politiemedewerkers en die van medewerkers in de basisteams in het bijzonder. Dit wordt juist gedaan om die signalen van huiselijk geweld, van stalking of van bedreiging met femicide, maar ook bedreiging door partners of ex-partners of familieleden goed te herkennen en snel hulp te kunnen bieden aan hen die het nodig hebben. Er is al aandacht in die basisopleidingen en ik zorg er ook voor dat het voorlichtingsmateriaal over intieme terreur en psychisch geweld, dat voor deze professionals ontwikkeld is, verder ontwikkeld wordt en gebruikt wordt in interne opleidingen.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan mevrouw Mutluer en daarna aan mevrouw Becker.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik wil ook even terug naar de Kamerbrief. Ik hoorde de Minister mooie dingen uitspreken, bijvoorbeeld hoe hij tracht om femicide te voorkomen. Ik lees zinnen als: we zetten in op het tijdig herkennen van cruciale signalen; we gaan de veiligheidsbeoordelingen aanscherpen; we gaan de aandacht verscherpen. De Minister snapt dan denk ik wel dat ik mij afvraag hoe hij dat dan gaat doen. Wat gaat een slachtoffer of een potentieel slachtoffer daar in de praktijk van merken? Hoe ga ik als Kamerlid controleren of daar daadwerkelijk verscherpte aandacht op komt? Ik vind het lastig. Voorkomen kun je misschien wat lastiger meten, maar dit soort dingen staan te mooi in zo'n brief. Het is voor mij even afwachten hoe dat dan in de praktijk gaat uitpakken. Vandaar ook de oproep voor een integraal plan of programma, zodat dit soort mooie woorden in een Kamerbrief, zoals de Minister in de inleiding al zei, smarter gemaakt kunnen worden en we daadwerkelijk kunnen kijken of de politie die signalen herkent en of Veilig Thuis de vrouwen, in dit geval, goed kan opvangen en de nodige zorg kan verlenen. In de praktijk gaat die samenwerking overigens ook mis.

Minister Weerwind:

Allereerst, ik wil geen mooie woorden in een brief formuleren en ook niet in het debat. Ik ben op zoek naar realistische woorden. Vandaar dat ik ook gezegd heb dat dit een proces is, een trial-and-error, vallen en opstaan, leren, leren en leren. We doen dat zeker niet alleen met respect voor nabestaanden, maar ook voor slachtoffers die dit hebben meegemaakt en die vanuit hun ervaring ook kunnen aangeven hoe het beter kan. Dat hoorde u mij net zeggen over de tools die we in dezen ontwikkelen.

Hoe kun je vastleggen of het instrument daadwerkelijk werkt? Daar komt het ook op neer. Ik hoorde dat ook als vraag onder de vraag. Het is iets dat ik zelf ook wil weten, maar wat men op lokaal niveau ook wil weten. Werkt het instrument? Daar heb je evaluaties voor nodig, maar je moet daarvoor ook de gesprekken aangaan met hen die het ervaren hebben. Word ik gezien en gehoord door die politiefunctionaris als ik als vrouw – en ook als man, maar we hebben het nu over de vrouw – praat over geweld binnen de huiselijke kring? Hoe gaan we ermee om? En wat voor effect heeft het vervolgens? Daarin zeg ik tegen mevrouw Mutluer: dit is echt een moeilijk proces. U vraagt mij om nu al door mijn glazen bol naar de verre toekomst te kijken. Ik had gewild dat ik dat zou kunnen, maar ik ga dat niet doen. Ik ga dan uitspraken doen die niet meetbaar en feitelijk zijn. Door het op de agenda te houden met het concrete, integrale plan, met actiepunten en resultaten, zoals gevraagd is door mevrouw Becker, kunnen we met elkaar een stap verder komen om waarheidsvinding in kaart te brengen. Het gaat er dan niet alleen om dat mensen binnen mijn departement een dergelijk plan ontwikkelen samen met collega's interdepartementaal, maar ik wil nu ook aangeven dat dit bepaalde punten, parameters zijn waarop wij meer helderheid kunnen hebben. Dus ik zie daarin een prachtig iets van ons beiden om zoiets verder te ontwikkelen. Ik wil best de contouren uitzetten van een integraal plan en ik ga zeker met mijn collega's daarover spreken, maar daarna ga ik graag met u in gesprek over hoe we dat verder kunnen verstevigen.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De Minister gaf al aan: het is urgent. Als iets urgent is en je kunt daarmee vrouwenlevens redden, dan verwacht ik ook dat de Minister de daad bij het woord voegt en op korte termijn wel met die contouren komt. Ik geloof deze Minister als hij zegt dat hij dit graag wil oppakken, maar anders zal ik zelf met mijn collega's een aantal voorstellen doen aan de Minister, demissionair of niet. Het is urgent. We hebben geen tijd meer te verliezen. Dat is denk ik ook de boodschap die ik graag via de voorzitter aan de Minister wil meegeven. Is hij het daarmee eens?

De voorzitter:

Ik ga eerst mevrouw Temmink verontschuldigen, want zij heeft een andere Kamerverplichting. Dank voor uw aanwezigheid.

Ik geef het woord aan de Minister.

Minister Weerwind:

Allereerst, ik kom in het voorjaar van 2024 met de contouren van dat plan. Ik ben dan wat concreter in uw richting. Ik toon u dan ook de urgentie aan die ik beoog.

Ik wil toch ook een lans breken voor de politie en medewerkers van Veilig Thuis die het werk nu doen. Natuurlijk gaat het niet altijd heel goed. Laten we daar ook heel eerlijk over zijn. Maar ik zie wel een ongelofelijke inzet en inspanningsverplichting. Ik ga dan voor mijn politiefunctionaris en functionaris van Veilig Thuis staan, die dit heel helder op hun netvlies hebben staan en hier echt werk van maken. Het is aan ons om te kijken hoe we hen verder kunnen ondersteunen om het werk nog meer te verbeteren.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank aan de Minister. Het siert hem dat hij voor zijn mensen gaat staan en ook dat hij zegt hier nu geen hele wilde uitspraken te kunnen doen zonder dat eerst zorgvuldig te hebben onderbouwd. Dat snap ik. De Minister heeft ons een brief doen toekomen waarin hij bij een aantal terreinen opschrijft: we zijn daar bezig met actie. Ik denk dat je dan ook van de Kamer mag verwachten dat wij doorvragen op die actie. In die brief staat bijvoorbeeld dat er op dit moment wordt gewerkt aan afspraken met uitvoerende organisaties over deskundigheidsbevordering rond gendergerelateerd geweld door te kijken naar kwaliteitscriteria voor trainingen en opleidingen. Met andere woorden staat daar: Kamer, wees gerust, wij zijn bezig om ervoor te zorgen dat er genoeg mensen bij de politie en Veilig Thuis weten over femicide. Sterker nog, we maken daar afspraken over met uitvoerende organisaties. Dan is het denk ik niet gek dat wij willen weten wanneer we die afspraken tegemoet kunnen zien.

In de Kamerbrief staat: we zetten in op het vroegtijdig herkennen van rode vlaggen. Het is dan denk ik niet gek dat wij vragen: hoe dan? Het is dus niet zo dat wij aan de Minister vragen om in een glazen bol te kijken naar beleid dat in de toekomst nog ontwikkeld moet worden, maar we vragen hem wel of hij wat concreter kan worden over wat er nu al op papier staat en welke acties er nu lopen. Wanneer kunnen we daar meer informatie over krijgen?

Minister Weerwind:

Dat kan ik, voorzitter. Ik ga daar in de volgende beantwoording verder op in. Ik hoop dat ik mevrouw Becker gerust kan stellen met deze woorden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Weerwind:

De ernst bij de politie. De politie schakelt bij elke melding of aangifte van huiselijk geweld met Veilig Thuis. Er wordt dan meteen een veiligheidsbeoordeling gemaakt, waarbij bekeken wordt of de situatie acuut onveilig is en of er direct actie op de veiligheid nodig is. Als de inzet van het strafrecht helpt om de veiligheid te herstellen, dan zal daarop opvolging plaatsvinden. Als een tijdelijk huisverbod wordt overwogen, wordt het risicotaxatie-instrument ingevuld en al dan niet daartoe besloten. Binnen de politie wordt continu geïnvesteerd in kennis en bewustwording. Dit doen we in de brede politieorganisatie.

Er werd gevraagd naar het screeningsformulier dat bij stalking gebruikt wordt en dat ook bij rode vlaggen gebruikt zou moeten worden. Ik las dat ook in het voorstel van D66. Ik onderschrijf dat de rode vlaggen een goed onderdeel moeten zijn van de screeninginstrumenten. De Staatssecretaris en ik hebben inderdaad in de brief aangegeven dat wij moeten bekijken hoe de veiligheidsbeoordeling nog kan worden verbeterd voor hoogrisicosituaties.

Op dit moment werken de politie en Veilig Thuis al intensief samen. Ze benutten ook elkaars informatie. Bij ieder incident wordt een veiligheidsbeoordeling gemaakt door Veilig Thuis. Wat doet zo'n veiligheidsbeoordeling? Die geeft inzicht in het risico op onveiligheid, maar die geeft ook richting aan acties die nodig zijn om de veiligheid te herstellen; die wordt namelijk tegen het licht gehouden. In geval van ex-partnerstalking gebruikt de politie een specifiek instrument, het Screening Assessment for Stalking and Harassment. Bij de inzet van een tijdelijk huisverbod wordt altijd getaxeerd wat het risico op geweld is. Dan wordt besloten of er wel of niet een tijdelijk huisverbod moet worden opgelegd, althans het advies wordt dan gegeven in de richting van de burgemeester. Ook hierbij onderzoek ik hoe deze taxatie vroegtijdiger kan worden ingezet. Daarnaast werkt de politie momenteel aan de verbetering van de individuele beoordeling, in lijn met de aanbevelingen van de Inspectie Justitie en Veiligheid, onder meer ter bescherming van kwetsbare slachtoffers.

De voorzitter:

Momentje. Mevrouw Van der Werf heeft een interruptie.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik dank de Minister voor deze beantwoording. Ik vind het goed om te horen dat dit nog eens goed tegen het licht wordt gehouden, ook de vraag of dat proces in sommige gevallen wat eerder kan starten. De reden dat ik specifiek dat screeningsformulier noemde, is dat het nu heel hard gekoppeld lijkt te zijn aan één teken dat de boel mis blijkt te gaan. Dat is vaak stalking. Maar ik heb niet voor niets in mijn eerste termijn ook andere dingen genoemd, zoals het isoleren van vrouwen. We hoorden familieleden in de rondetafel heel veel zeggen: «We wisten eigenlijk al dat er iets niet goed was, want wij mochten niet meer langskomen. Er werd niet meer gebeld. We merkten dat onze dochter of onze zus eigenlijk volledig werd geïsoleerd. We merkten dat haar vriend of man de baas was over de financiën. We merkten dat ze vernederd werd.» Als je al deze signalen niet mee zou nemen en louter gaat kijken of er sprake is van stalking of niet, dan ben ik bang dat je een hele mogelijke groep mensen mist. Daarom zou ik ervoor willen pleiten dat u dit onder de aandacht brengt, zodat dit breder gebruikt wordt. Ik denk namelijk dat zo'n screening in zo'n formulier heel nuttig kan zijn, hoe bureaucratisch het ook klinkt.

Minister Weerwind:

U noemt een heleboel variabelen die het totale plaatje heel herkenbaar en duidelijk maken, en waardoor je het risico op geweld, het risico van gevaarzetting in beeld krijgt. U vraagt aan mij dat nogmaals onder de aandacht te brengen bij de uitvoerende instanties. Ja, dat zal ik doen, want ik deel die opvatting met u. We moeten de praktijkervaring die we hebben opgedaan, gebruiken. Daarom analyseer ik en heb ik ook gevraagd een onderzoek te doen naar iedere individuele moord- of doodslagsituatie die zich heeft voorgedaan en daar lering uit te trekken door te kijken: wat kan ik daarvan leren en abstraheren voor een beter instrumentarium voor de mensen die in de eerste lijn staan? Daarmee geef ik dus uitvoering aan uw opmerking. Het zit al in de policy die we nu uitvoeren.

Voorzitter. Er is mij gevraagd om een algemene brief over de reguliere aanpak van huiselijk geweld en specifiek van femicide. Er werd gevraagd om het integrale plan van aanpak. Ik kijk het even aan. Het kabinet heeft een specifieke interdepartementale aanpak van gendergerelateerd geweld met de brief meegestuurd. Ik heb gezegd dat ik femicide daar als een van de kernpunten in zie. De brede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is de basis voor de aanpak van femicide. Vroegtijdig signaleren en ingrijpen bij minder ernstige vormen van huiselijk geweld zijn dan ook van groot belang, maar ik zie ook dat er veel meer nodig is. Daarom focussen we ons op de zaken die de grootste impact hebben, zoals deskundigheidsbevordering, femicide en de aanpak van plegers. U vraagt mij om een integraal plan. Ik heb mevrouw Becker net toegezegd dat dat in het voorjaar van 2024 komt.

Ik ben net ingegaan op versplintering over meerdere departementen. Ik weet dat we een coördinerend bewindspersoon hebben met de Staatssecretaris van VWS, maar ik gaf u net aan dat ik daar nauw mee samenwerk. Mijn collega's hebben weliswaar allemaal hun eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden, maar we werken hierop samen omdat we zien dat dit een belangrijk politiek, bestuurlijk en maatschappelijk probleem is.

Dan ga ik toch in op het wetsvoorstel. U merkt aan mij, zowel in dit commissiedebat als in mijn brieven, dat ik werk aan een toegespitste aanpak in de praktijk en minder op papier. Het kabinet ziet de winst van de aanpak van femicide veel meer in verbetering in de feitelijke praktijk. Ik noem de deskundigheidsbevordering, de tijdige herkenning, de vroegtijdige samenwerking en de signalering van rode vlaggen, waar ik mevrouw Van der Werf net antwoord op gaf. Het Openbaar Ministerie heeft femicide opgenomen in de Aanwijzing huiselijke geweld en kindermishandeling, en maakt daar ook gebruik van in strafzaken. Ik ben zelf in gesprek met het OM over de mogelijkheden om femicide specifiek te registreren. U hoorde mij eerder zeggen dat strafbaarstelling een middel moet zijn en geen doel op zich.

Femicide in de zin van gendergerelateerde moord op of doodslag van een vrouw valt onder de reikwijdte van de bestaande strafbaarstelling van doodslag en moord. Enkelen van u wezen daar al op. Het Openbaar Ministerie en de strafrechter kunnen een seksistisch oogmerk op dit moment al als strafverzwarende omstandigheid meewegen in de respectievelijke strafeis dan wel strafoplegging. Een aparte strafbaarstelling zou mijns inziens bovendien leiden tot een smallere bepaling die de rechter in de praktijk misschien minder armslag gaat bieden. Ik wijs op de discussie die ik ook met u gevoerd heb en die u net met elkaar voerde. Ik zet mij dus in voor die concrete verbetering in de uitvoering.

Dan die bredere definitie, die begripsomschrijving.

De voorzitter:

Bent u daarmee klaar met het blokje strafbaarstelling.

Minister Weerwind:

Nee, dit is eraan gerelateerd.

De voorzitter:

Oké. Dan stel ik voor dat u dit stuk even afmaakt en dat we daarna de interrupties doen op strafbaarstelling. Gaat u verder, Minister.

Minister Weerwind:

Ik pak meteen de begripsomschrijving, omdat ik daar net aan refereerde. Kijk, femicide is gendergerelateerde moord op of doodslag van een vrouw. Er zijn verschillende motieven waarom vrouwen vermoord worden. Er zijn ook verschillende typen slachtoffers en plegers. Vanwege deze heterogeniteit laat femicide zich niet gemakkelijk definiëren, zo heb ik gemerkt in alle theorieën hieromtrent. Wat we wel weten, is dat vrouwen disproportioneel vaker worden gedood door hun partner of ex-partner en dat gender invloed kan hebben of heeft op de geweldsdynamiek, bijvoorbeeld via machtsverschillen, dwang en controle. Het Openbaar Ministerie gebruikt de term «femicide» in strafzaken en definieert dit als de moord op een vrouw vanwege haar gender en om vergaande controle op de vrouw of partner. Het gaat om het misgunnen van een ander eigen leven. Ik sluit mij bij die begripsomschrijving aan.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer heeft een vraag.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ja, toch enige teleurstelling als ik deze beantwoording van de Minister beluister. De Minister kent mij goed genoeg om te weten dat ik wel doorga met mijn eigen onderzoek. Hoe kunnen we op basis van een goede definitie – de Minister kwam met een definitie die in lijn is met de definitie die ik net hanteerde in het interruptiedebat – mogelijk tot een aparte strafbaarstelling komen? Ik ben nog steeds van mening dat zonder een wet de registratie van femicide minder goed is. De dader kan dan ook niet zo nodig zwaarder gestraft worden. Wij zijn niet het enige land dat hiermee bezig is. In België wordt sinds kort geweld op vrouwen geregistreerd als afzonderlijk misdrijf. In Spanje is er een crisiscomité. In Engeland kunnen vrouwen al wat gegevens bij de politie opvragen als het gaat om een gewelddadige partner. Is de Minister het niet mij eens dat wij, gelet op alles wat er om ons heen gebeurt, ook die stap naar voren moeten zetten? Wij moeten iets voor die vrouwen doen, in ieder geval meer dan wij nu doen. Ik ben het ermee eens dat preventie hartstikke belangrijk is en dat straffen het sluitstuk is. Maar het gaat zeker tot enige bewustwording en een betere registratie van deze grote problematiek leiden. Ik wil dat de Minister ingaat op datgene wat er om ons heen gebeurt. Lopen we niet achter, zo vraag ik aan de Minister.

Minister Weerwind:

Allereerst heb ik in mijn inleiding aangegeven dat ik het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Mutluer respecteer. Als u daarbij ambtelijke ondersteuning nodig hebt, kunt u zoals u weet op JenV bouwen. Dat geldt voor alle parlementariërs; het is niet anders dan dat. Maar u hoorde mij net ook aangeven waar het accent bij ons op ligt. Wil ik leren van het buitenland, van wat er gebeurt in België en Spanje? Te allen tijde volg ik wat daar gebeurt en wil ik daarnaar kijken in internationaal vergelijkend onderzoek. Daar hebben wij het eerder over gehad toen wij spraken over psychisch geweld. Zo kijk je rond. Je gaat niet het wiel zelf uitvinden als dat elders al gebeurd is. Je kijkt ook wat past in de Nederlandse context. Daarom doe ik onderzoeken, daarom kijk ik wat er nu gebeurt en wat er in Nederland aan de hand is. Dat doe ik niet alleen cijfermatig en kwantitatief, maar ook kwalitatief, zo heb ik net aangegeven. Voor mij is het en-en. Ik heb het eerder aangegeven. Komt u kijken naar wat er in de samenleving gebeurt en hoe u ervoor kunt zorgen dat u die samenleving optimaal dien? Als het momentum is aangebroken, zeg ik: ja, dan spring ik erin. Ik heb net aangegeven waarom ik vind dat het niet nodig is om het apart in de wet op te nemen. Het staat al helder in de wet en de rechter heeft voldoende mogelijkheden. Ik heb u op het risico gewezen dat iedere begripsomschrijving tot beperking leidt. Dan heb ik het liefst dat ik de ruimte heb om daar ook via jurisprudentie invulling aan te geven en om die strafbaarstelling toe te passen. De wet biedt daar volgens mij genoeg mogelijkheden voor. Tegelijkertijd ben ik het OM erkentelijk voor het feit dat het nu verkent te gaan registreren onder de kop «femicide». Dat is mijn antwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Ik heb niet opgelet wie eerder was. Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik sluit hierop aan. We zien dat dit soort geweld nog altijd een van de meest voorkomende levensdelicten is. Als er een artikel is en een specifiek punt om het te verzwaren als het gaat om de sekse, dan is het de vraag of je nog een ander artikel nodig hebt. Hoe zorgen we ervoor dat dit punt van femicide, dat dus het grootste aantal is, meer over het voetlicht komt? Dat is het grootste aandeel. Het blijft met de huidige registratie nu nog in de vaagheid steken. Hoe maken we explicieter dat het gaat om femicide?

Minister Weerwind:

Eigenlijk door uw rondetafelbijeenkomst, door het feit dat we dit vandaag in het commissiedebat bespreken, door onze uitspraak dat we het op de agenda houden, door het integrale plan waarnaar gevraagd is. Ik ga dat Noorse model maar even goed tegen het licht houden. Hoe kan ik het concreter maken, zodat er een instrument is om gewoon te meten wat er in de samenleving gebeurt? Ik gaf net al aan dat ik blij ben met de manier waarop het Openbaar Ministerie ermee omgaat. Ik wil ook met Veilig Thuis en politie bekijken of het werkt. Werken de instrumenten? Ik heb op 14 september het nieuwe digizine gelanceerd. Ik zat in een zaal vol met allerlei hulpverleners in de breedste zin des woords. Er is gesproken over het verder ontwikkelen van het instrument en niet stil te staan. Door de vraag van mevrouw Mutluer heb ik kunnen aangeven dat ik mijn ogen niet sluit voor wat er in het buitenland gebeurt. Ik ontmoet mijn collega's van Spanje en van België, en dan komt zo'n onderwerp ook op die Europese agenda. Dan neem je die ervaringen mee of breng je je ambtelijke functionarissen met hen in contact om te kijken wat we over en weer van elkaar kunnen leren. Het gebeurt al en u steunt mij daarin. Het is niet anders dan dat. Ook zo'n moeilijke discussie over het initiatiefwetsvoorstel dat mevrouw Mutluer voorstelt en waarvan ik zeg «nee, we hebben dat al geborgd» zorgt ervoor dat er aandacht voor is. De media zijn aanwezig en beseffen dus dat dit een maatschappelijk urgent vraagstuk is, ook in Nederland. Mijns inziens zijn dat de punten die we nodig hebben, maar niet alleen vandaag, maar alsjeblieft ook de dagen hierna.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik deel helemaal met mevrouw Kuik het belang van het apart erkennen van femicide. Je kunt je afvragen of er recht aan gedaan wordt om het iedere keer onder het kopje «huiselijk geweld» te scharen. Misschien moet er een aparte handreiking, een aparte brochure, een apart actieplan komen. Los daarvan vraag ik de Minister of hij bereid is om in de voor het voorjaar van 2024 toegezegde brief met een integraal actieplan te komen en ook in te gaan op het onderwerp «strafbaarstelling». Het is een belangrijk vraagstuk. We zouden het tekortdoen om nu na dit interruptiedebatje – het is niet nodig versus het is wel nodig – uit elkaar te gaan. Ik heb er behoefte aan om te weten hoe de jurisprudentie er op dit moment uitziet. Hoe vaak wordt daadwerkelijk in rechtszaken het seksistische motief aangehaald en wordt er in een vonnis gesproken van femicide? Is er voldoende dossiervorming om überhaupt op dat punt te komen? Kunnen we, los van welles-nietes, een wat meer doorwrochte analyse krijgen van de huidige stand van zaken rondom de strafbaarstelling?

Minister Weerwind:

Blij met uw vragen en blij met de handreiking die u geeft. Ik weet niet of ik alle data dan al beschikbaar heb om dit soort kwalificaties te kunnen geven in het voorjaar van 2024. Ik ga er wel naar streven, want ik zie dat dit dieper leeft en ik wil het nogmaals goed toevertrouwen aan het papier, zodat u een basis heeft om de discussie met elkaar te voeren. Dan kijk ik ook naar wat er feitelijk is gebeurd in de verschillende rechtszalen. Dank daarvoor. Ik zal dit doen. Dit is een toezegging, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk even of we een toezegging hebben. Die hebben we.

Minister Weerwind:

Ik zal...

De voorzitter:

Minister, gaat u verder.

Minister Weerwind:

Goed. Ik zit even te kijken. Ik laat die gaan.

De voorzitter:

U was nog in blokje 1, denk ik.

Minister Weerwind:

Ja. Mijn blokjes zijn ietwat chaotisch, moet ik eerlijk toegeven. Maar ik doe mijn best om het toch te comprimeren. Even kijken. Een algemene brief over de reguliere aanpak van huiselijk geweld, specifiek femicide en het plan van aanpak. Daar ben ik op ingegaan en ik ga niet in herhaling vallen. Deskundigheid bevorderen en delen. Ook is mij gevraagd door de PvdA naar de professionals en een betere samenwerking door de inzet van slachtoffervertegenwoordigers. Mijns inziens ben ik daarop ingaan in mijn antwoorden. Als dat onvoldoende is, hoor ik dat graag in de tweede termijn. Anders ga ik in herhaling vallen.

Dan wil ik naar de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.

De voorzitter:

Blokje 2.

Minister Weerwind:

Ja, dat klopt. De brede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling ziet op het eerder en beter signaleren en op het vroegtijdig en duurzaam stoppen van geweld. Zo vroeg mogelijk ingrijpen met juiste interventies om verdere escalaties en eventueel dodelijk geweld te voorkomen; daar gaat het over. Het kan op vrijwillige basis en waar het nodig is, kan het ook gedwongen, en dan via het strafrecht, door civielrechtelijke interventies – denk bijvoorbeeld aan de jeugdbeschermingsmaatregelen – of door bestuursrechtelijke interventies. Ik noemde al, en u ook, het tijdelijk huisverbod. Het is cruciaal dat zo vroeg mogelijk de juiste informatie bij elkaar komt en dat bijvoorbeeld Veilig Thuis en de politie samen optrekken, zodat de problematiek tijdig goed in beeld komt en duidelijk wordt welke interventies nodig zijn om een veilige situatie te bereiken en te behouden. De vele professionals van Veilig Thuis, gecertificeerde instellingen, gemeenten, hulporganisaties, politie en Openbaar Ministerie werken daar iedere dag aan. Het behoeft aandacht en blijft aandacht hebben van mij.

De snelle meldingen van Veilig Thuis. Er zijn ook lange wachtlijsten, hoorde ik mevrouw Becker zeggen. Hoe ga je dat oplossen? Moet er niet landelijke regie komen, was een hele concrete vraag. Veilig Thuis toetst bij iedere melding direct of er sprake is van een acuut onveilige situatie. Bij acuut gevaar of onveiligheid wordt altijd gehandeld. Ook als er wachtlijsten zijn, vindt er wel direct een screening plaats en worden meldingen van acute onveiligheid direct opgepakt. Er loopt vanuit het Landelijk Netwerk Veilig thuis een landelijke monitor om beter in beeld te krijgen wat de oorzaken zijn van bestaande wachttijden. De eerste uitkomsten komen in oktober. Heb ik die, deel ik die met uw Kamer. Oorzaken die landelijk spelen, kunnen dan ook landelijk worden opgepakt.

Er is gesproken over BORG...

De voorzitter:

Mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik hoop natuurlijk dat het waar is wat de Minister zegt, namelijk dat Veilig Thuis altijd meteen handelt als er sprake is van acute dreiging. Maar juist omdat deze specifieke problematiek zulke specifieke rode vlaggen kent die niet altijd overal herkend worden, daar niet altijd de deskundigheid voor in huis is, ook niet bij Veilig Thuis, en dat in combinatie met capaciteitsproblematiek, ben ik ergens bang dat het gevaar niet altijd binnen één dag wordt ondervangen door Veilig Thuis. Ik lees dat Veilig Thuis vijf dagen mag doen over de eerste beoordeling en er vervolgens tien weken over mag doen om het dossier te bekijken. Die termijnen worden al niet gehaald. Wat betreft het op orde hebben van deskundigheid maar ook het snel kunnen handelen bij Veilig Thuis, ben ik bang dat de Minister nu te makkelijk zegt dat er altijd meteen acuut wordt gereageerd en dit landelijk wordt gemonitord. Ik vraag hem toch: ga hier in ieder geval naar kijken in de actieagenda waar u mee komt, pak dit serieus op en laat het niet over aan de Veilig Thuisorganisatie, die natuurlijk veel meer op het bordje heeft dan alleen femicide.

Minister Weerwind:

Ik begaf me net op het ijs van VWS. Veilig Thuis valt natuurlijk onder de bevoegdheid van de Staatssecretaris van VWS. Nu ziet u weer een reden waarom ik zeg: pak dit debat breed beet. Mij is aangegeven dat Veilig Thuis alles oppakt. Maar natuurlijk, de nuance die u plaatst is ook juist. U zegt eigenlijk tegen mij: dit is nou net een parameter die we willen weten. Die geeft u eigenlijk mee. Ik begrijp dat, want het is het begin van de keten. Loopt het, werkt het, functioneert het, gaat het goed? U heeft net aan mij gemerkt dat ik nadrukkelijk wil staan voor mijn uitvoerende ambtelijke functionarissen. Moet ik mijn ogen sluiten voor de werkelijkheid? Dat doe ik niet. Meten is weten, zei ik net. De voorzitter gaf ook aan dat hij me dit vaker heeft horen zeggen. Dus eerst de feiten, dan de conclusies. Ik ga op zoek naar: hoe kunnen we dit scherper in kaart brengen, welke landelijke regie is er nodig en welke landelijke ondersteuning is eventueel nodig?

De voorzitter:

Wij kennen elkaar ook al enige tijd, Minister. Even één ding voor de Handelingen. U zei net dat u de uitkomsten van de landelijke monitor in oktober heeft. Toen zei u vrij snel daarna: ik deel het met de Kamer. Wanneer gaat u dat doen? Het is goed om...

Minister Weerwind:

Ik ga mijn collega adviseren om dat nadrukkelijk ook met deze commissie te delen.

De voorzitter:

Oké.

Minister Weerwind:

Maar nogmaals, ik ga niet op dun VWS-ijs staan. Voor de goede orde: het is dun voor mij, voordat het verkeerd in de Handelingen komt en voordat u denkt dat ik anders over VWS denk.

De voorzitter:

Oké, dan noteren we: de uitkomsten worden zo spoedig mogelijk met de Kamer gedeeld nadat deze beschikbaar zijn. Zullen we het zo doen? Dan geeft dat enige ruimte.

Minister Weerwind:

Ik ga naar een opmerking die mevrouw Helder terecht maakte. U wees op het recente onderzoek waaruit blijkt dat in twee derde van de gezinnen waar sprake is van huiselijk geweld een jaar na melding nog steeds sprake is van ernstig geweld of kindermishandeling. Zo'n vader moet eerder en sneller aangepakt worden. En je moet kijken naar de onderliggende oorzaken: wat kunnen wij eraan doen? U sprak zelfs over vermindering van de regeldruk om dit te faciliteren. Het onderzoek laat zien dat door de jaren heen ernstig en frequent geweld verder afneemt. Laat ik dat positieve element ook benoemen. We zijn voorzichtig op de goede weg met de inzet van alle betrokkenen en investeren in goede analyses van onderliggende oorzaken. U heeft mij al een paar keer in dit debat horen zeggen dat we er nog lang niet zijn. Huiselijk geweld en geweld in relaties is een hardnekkig probleem. We moeten meer inzetten op een goede analyse van de situatie en onderscheid maken met geweld waarbij controle en dwang een rol spelen. Dit is een van de onderdelen waar we vanuit een versterkte aanpak van gendergerelateerd geweld op gaan inzetten, onder meer door acties gericht op deskundigheidsbevordering en meer aandacht voor plegers.

Mevrouw Temmink heeft mij ook een vraag gesteld...

De voorzitter:

U heeft nog een vraag. Sorry, momentje. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Ik denk dat de Minister er niet meer aan toe komt. Ik heb uitdrukkelijk gevraagd: is het ook een probleem dat organisaties de informatie niet met elkaar kunnen uitwisselen vanwege de privacywetgeving? De Minister zegt: het geweld neemt wel steeds af, maar we zijn er nog lang niet. Dan komt er een stukje uit de brief, die ik zelf ook heb kunnen lezen, en gaat het ook over aandacht voor de daders. Maar dan is het wat mij betreft allemaal te laat, want dan is het wel gebeurd. Ik wil veel eerder in de pijplijn zitten: dat slachtoffers weten waar ze zich kunnen melden en opvang of achtervang hebben, zodat ze weten wat ze kunnen doen in een vervolgsituatie. Het gebeurt hopelijk niet meer, maar laten we reëel wezen.

Minister Weerwind:

Eerst de informatie-uitwisseling, want hier heeft u een waar punt, en de privacywet- en regelgeving: hoe ga je ermee om? De informatie-uitwisseling tussen bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie en de medische sector levert in de praktijk soms problemen op. De komende maanden worden er daarom gesprekken gevoerd en acties afgestemd ter verbetering van de samenwerking tussen de medische sector, Veilig Thuis en de strafrechtorganisaties. Dan kijk ik naar: hoe ga je bij kindermishandeling en huishoudelijk geweld om met de informatie-uitwisseling? Die is ook erg van belang.

Het tweede deel van uw vraag heb ik even niet scherp.

Mevrouw Helder (BBB):

De Minister schakelde heel snel naar: we zijn er nog lang niet, we moeten meer doen. Toen hoorde ik: ook aandacht voor de dader, de pleger. Maar dan is het al gebeurd. Ik wil meer aandacht voor het slachtoffer, zodat hij of zij – in de regel is het een zij – weet waar ze terechtkan naast Veilig Thuis en zodat het ook opvolging krijgt.

De voorzitter:

En mevrouw Helder zei: dan ben je te laat.

Minister Weerwind:

Ja, goed. Eigenlijk komt het erop aan dat de slachtoffers aan de bel kunnen trekken. Waar moeten ze dat doen? En het moet zo laagdrempelig mogelijk zijn. Dat hoor ik mevrouw Helder zeggen. Ook hier kom ik weer op het terrein van enerzijds de VNG en anderzijds VWS, maar ik vind het van belang om u toch antwoord te geven. Voor iedereen die te maken heeft met agressie of geweld in gezin, familiekring of netwerk is het belangrijk om een laagdrempelige manier van hulp en informatie te vinden. De Staatssecretaris van VWS heeft dan ook het Verwey-Jonker Instituut onderzoek laten doen: hoe ziet die laagdrempelige hulp- en dienstverlening er dan uit, hoe gaan we ermee om en hoe kunnen we er verder inhoud aan geven? De onderzoekers hebben geconcludeerd dat ondanks het enorme aanbod slechts een klein aantal van de slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt bereikt. Ze hebben diverse suggesties gedaan voor verbeteringen. Onderdeel daarvan is bijvoorbeeld dat slachtoffers herkend worden; het is al een paar keer aangegeven in dit gesprek. Op dit moment werken mijn collega's van VWS en van JenV en de Vereniging van Nederland Gemeenten samen en zijn zij in gesprek met de relevante stakeholders over hoe we de conclusies concreet gaan laten landen. Ook dit is iets in die complete keten wat ik van het voorjaar in het plan nader tot uiting moet willen brengen. Dan kunt u het meten en dan kunt u het volgen.

De voorzitter:

Oké. U zit nog in blokje 2, denk ik. Ik wil u niet opjagen. Ik moet mij over enkele minuten even verontschuldigen, omdat ik dan een plichtpleging heb in de plenaire zaal. Maar u redt het vast drie minuten zonder mij. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dank u. Ik zit even te kijken of ik zaken kan versnellen. Eerder heb ik gezegd dat het kabinet zich focust op de meest urgente speerpunten. We bekijken ook continu de samenwerking met het veld, want je kunt het niet alleen vanuit het departement doen. Dat gebeurt.

Ik ga toch wat concrete dingen noemen, dat is mij eerder ook gevraagd. Zo werd er gevraagd naar de Politieacademie. De medewerkers zorg en veiligheid van de basisteams worden al sedert 2020 getraind om ex-partnerstalking eerder en beter te herkennen en daarop de juiste maatregelen te treffen. Dit is onderdeel van de update van de basisopleiding op het thema huiselijk geweld. Ook zijn er binnen het onderwijsaanbod verschillende tools ontwikkeld waarmee agenten relevante informatie over huiselijk geweld en stalking kunnen opvragen. Per 1 juli 2019 is er een app in gebruik genomen die laagdrempelig, gemakkelijk en op alle momenten te raadplegen is. Zo train je medewerkers van de politie continu in het herkennen en inschatten van risico's.

Mevrouw Mutluer vroeg mij om het veiliger te maken om aangifte te doen door de naam van degene die aangifte doet niet te vermelden of ervoor te zorgen dat de melding volstaat. U noemde het voorbeeld van stalking en mishandeling. Ik heb u deze vraag horen stellen, dacht ik? Als mevrouw Mutluer die niet herkent ...

De voorzitter:

Zij eigent zich de vraag toe.

Minister Weerwind:

Ik dacht dat de vraag van mevrouw Mutluer kwam, maar ...

De voorzitter:

Ik kan de vraag ook niet helemaal plaatsen.

Minister Weerwind:

U kunt die niet plaatsen? Kijk, slachtoffers kunnen ervoor kiezen om alleen melding te doen. Huiselijk geweld is vaak ambtshalve vervolgbaar; een melding kan dan voldoende zijn om een onderzoek te starten. Slachtoffers kunnen er ook voor kiezen om aangifte te doen zónder een adres op te geven. Ook is het onder strikte voorwaarden mogelijk om anoniem aangifte te doen. Daarvoor is dan wel toestemming nodig van de rechter-commissaris. Ik zie instemmende gezichten. Om het slachtoffer of de aangever te beschermen worden ook maatregelen getroffen om te voorkomen dat daders kennis kunnen nemen van de adresgegevens van slachtoffer of aangever. Ook hebben de politie en het OM recent een landelijk uniforme werkwijze voor domicilie vastgesteld. Die werkwijze houdt in dat de adresgegevens van slachtoffers, domicilie kiezen, niet in de aangifte in het strafdossier terechtkomen. Ook slachtoffers kunnen dan gebruikmaken van het overheidsdomicilieadres.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Voorzitter, het klopt: ik heb die vraag gesteld als een van de voorbeelden die in een apart programma terecht kunnen komen, net zoals bijvoorbeeld de 24/7-chatfunctie van Veilig Thuis. Ook een apart nummer is een keer genoemd en inderdaad anoniem aangifte doen.

De voorzitter:

Oké, dan maak ik van de gelegenheid gebruik om het voorzitterschap even over te dragen aan mevrouw Van der Werf, als zij dat wil, natuurlijk.

Voorzitter: Van der Werf

De voorzitter:

Bij dezen. De Minister vervolgt zijn betoog.

Minister Weerwind:

Dank, voorzitter. Ik kom te spreken over het tijdelijk huisverbod. Een tijdelijk huisverbod is een bestuursrechtelijke maatregel. Deze kan worden opgelegd in het geval van een ernstig vermoeden van onmiddellijk gevaar voor de veiligheid voor een of meerdere personen, om rust te creëren in een gezin of in familieverband en om hulpverlening mogelijk te maken voor slachtoffers maar ook voor plegers. Deze maatregel kan ook worden opgelegd in voorkomende gevallen van psychisch geweld waaronder intieme terreur; we spraken er eerder al over. Daarbij is sprake van bijvoorbeeld het isoleren, vernederen of intimideren van de partner. Op 1 oktober ga ik starten met een traject waarin ik op basis van recente wetenschappelijke inzichten en van praktijkervaringen op zoek ga naar een betere inzet van het tijdelijk huisverbod. Ik wil daarbij ook ingaan op de vraag hoe de veiligheidsbeoordeling plaatsvindt, hoe die sneller kan en hoe de risicotaxatie eerder ingezet kan worden. Deze vragen moet je continu stellen. Het spijt me dat ik procesantwoorden moet geven, maar zorgvuldigheid is in dezen van belang, zodat we een goede tool ontwikkelen, een tool die werkt en functioneert, en niet maar een halve tool.

Voorzitter. U hoort het, ik trek mij de woorden aan, want ik heb een hekel aan procesantwoorden; ik wil zo concreet mogelijk zijn.

Is de Minister bereid om veiligheid een vast onderdeel te maken van gezag- en omgangszaken? Bij gezag- en omgangszaken kunnen rechters momenteel al bindende voorwaarden stellen die bijdragen aan de veiligheid, zoals afspraken over contactmomenten tussen de ex-partners. Zij kunnen zelfs de omgang opschorten indien de veiligheid van de ex-partners en het kind daarom vraagt. Indien er sprake is van acute of structurele onveiligheid van het kind of de andere ouder, is het uiteraard niet aan de rechter die betrokken is bij de gezag- en omgangszaak om directe veiligheid te creëren. Daar moet in dat geval naar gekeken worden door de politie en Veilig Thuis. Zij moeten snel ter plaatse zijn om de maatregelen te treffen die nodig zijn voor de veiligheid en voor passende hulp. Er ligt een programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Daarin worden verdere mogelijkheden tot gezinsgerichte interventies verkend.

Voorzitter. Ik wil naar het derde kopje.

Mevrouw Becker (VVD):

Mevrouw Van der Werf heeft mij gevraagd om het voorzitterschap heel even van haar over te nemen omdat zij namens D66 graag een vraag wil stellen.

Voorzitter: Becker

Mevrouw Van der Werf (D66):

Anders wordt het erg ingewikkeld, dan zou ik mezelf vijf keer achter elkaar de beurt moeten geven.

Dank voor het antwoord van de Minister. Volgens mij ging dat antwoord namelijk over een vraag die ik had gesteld over het familierecht en over de omgangsregelingen, dit naar aanleiding van rechtszaken. Mevrouw Temmink had al een stevig betoog dat er binnen de rechterlijke macht en bij het OM inmiddels wel wordt ingezien dat er vaak te weinig gebeurt met de veiligheid, of eigenlijk onveiligheid, van slachtoffers in dit soort zaken. Ik zou de Minister willen vragen om breed te kijken hoe je ervoor kunt zorgen dat de voorgeschiedenis goed terechtkomt in de rechtbank. Want ik denk dat hier niet zozeer sprake is van kwade wil of bewuste onderschatting van situaties, maar dat simpelweg het feit dat er aan de voorkant al heel veel is gebeurd voordat iemand de drempel naar de hulpverlening over gaat en dat er al heel veel moet gebeuren voordat een zaak überhaupt bij de rechtbank terechtkomt – veel slachtoffers halen de rechtbank helemaal niet – de kern vormt van het probleem. Hoe zorgen wij er dan voor dat alles wat wij hebben gehoord tijdens die rondetafelbijeenkomst en wat u ook hoort van slachtoffers en organisaties, dat complete plaatje, bij de rechtbank ligt en daar op waarde wordt getoetst?

Minister Weerwind:

U vraagt mij: zorg ervoor dat álle feiten bekend zijn, dat de voorgeschiedenis bekend is, zodat wanneer het bij de rechter komt, die het geheel kan overzien, de gehele historische context, en aan de hand daarvan kan vonnissen. Ik hoor wat u mij vraagt en ik vind het een terechte vraag. Hoe zorg je ervoor dat het dossier compleet is, om het maar heel simplistisch samen te vatten, en dat alles wordt meegewogen? Naar aanleiding van een eerdere vraag ben ik zojuist al ingegaan op het belang van privacy, maar heb ik ook aangegeven dat de veiligheid van de partners, van de ouder, van het kind ook van belang is. Dus ik zoek inderdaad naar een weg om dat goed te laten wegen, dat alle informatie wordt meegewogen.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Werf voor één vervolgvraag.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. U bent streng. De concrete suggestie waar ik in eerste termijn naar vroeg, is bijvoorbeeld om die omgangsregelingen standaard te toetsen aan de veiligheidsadviezen van de betrokken partners. Of dat nou een Veiligheidshuis is of Veilig Thuis, je zou dit kunnen doen.

Minister Weerwind:

Ik wil puur in de praktijk kijken of ik het op die manier kan uitvoeren en meenemen. Mij ontbreekt echter op dit moment de kennis om te zeggen: ja, dat kan ik snel invoeren. Maar ik wil deze suggestie laten landen en laten onderzoeken wat die betekent in de uitvoering.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik draag het voorzitterschap over aan mevrouw Van der Werf.

Voorzitter: Van der Werf

De voorzitter:

Dank u wel, collega Becker. Ik heb de indruk dat collega Helder ook een vraag heeft voor de Minister.

Mevrouw Helder (BBB):

Ja, voorzitter, in het vervolg van de vraag van de voorzitter van nu. Ik denk dat haar idee in de praktijk niet kan. Ik denk dat de insteek van de rechtszaak bepalend is voor de grenzen waarbinnen de rechter zich kan begeven. Het meenemen van het gehele dossier in een echtscheiding is lastig, heel erg lastig, denk ik. Maar bij het toewijzen van gezag of een omgangsregeling zou er misschien ruimte kunnen zijn. Zou het een idee zijn om daar een pilot mee te starten? Want ik weet wel dat rechters bijvoorbeeld zelf Tremanormen hebben opgesteld om bij echtscheidingszaken bepaalde punten na te lopen. Als dat een voorbeeld zou kunnen zijn dat je kunt toepassen bij omgang en gezag, of dat nou onderdeel uitmaakt van een echtscheidingsprocedure of een aparte procedure is, kan dat misschien een ingang zijn.

De voorzitter:

Minister, wat vindt u van de handreiking van mevrouw Helder?

Minister Weerwind:

U hoorde mij net al zeggen dat ik wil kijken wat dit voor de uitvoering betekent. Is het mogelijk, ja of nee? Het wordt nu juridisch onderbouwd door het Kamerlid Helder. Zij geeft iets mee in de vorm van een handreiking. Eerst moeten we deze handreiking uitwerken en kijken of het wel of niet kan. Daar kom ik netjes op terug in het plan van aanpak in de zin van: is dit een vorm, ja of nee? Dat plan van aanpak wordt veelomvattend. Al die elementen nemen we daarin mee. We hebben ze dan wel heel systematisch meegenomen.

De voorzitter:

Dank. U vervolgt uw betoog.

Minister Weerwind:

Goed. Ik zit even te kijken. Ik kom bij de schadelijke praktijken. Daar zijn eigenlijk... Voorzitter, wij pakken een heleboel onderwerpen beet. Ik kan nog melden dat ik de Raad van Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming deze zomer gevraagd heb om het onderzoek op te nemen in de programmering van 2024. Ik heb daarin ook gevraagd om in kaart te brengen wat femicide is. Hoe ga je daarmee om? Ik verwacht dat de oplevering niet eerder dan in het najaar van 2024 zal zijn. Het mag duidelijk zijn: ik ga niet stilzitten in die tussentijd. Ik voer zelf ook overleg met alle betrokken partijen over de wijze waarop er aandacht is voor veiligheid bij gezags- en omgangszaken.

Over de registratie en monitoring wil ik toch iets delen met deze commissie. Elke twee jaar bieden het WODC en het CBS inzicht in de prevalentie van het huiselijke geweld en het seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het eerstvolgende onderzoek is er in 2024. Daarbij ga ik ook in op psychisch geweld. Daarnaast wordt de Impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling halfjaarlijks geactualiseerd. Het gaat dan om actuele cijfers van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak. We hebben die Impactmonitor onlangs juist uitgebreid met genderspecifieke cijfers en ook met het aantal ingezette tijdelijke huisverboden.

U hoorde mij eerder spreken over al die wetenschappelijke onderzoeksresultaten. Daarmee wil ik gewoon een veel beter en scherper fundament leggen onder wat wij doen. Ik wil een leercyclus inbouwen, maar ik wil ook risicofactoren en de samenwerking in de keten scherp en helder in kaart hebben. Dat zijn mijn doelen. We kunnen eerst aan de hand van goede feitelijke onderbouwing bekijken welke interventies daarbij horen, zodat het duurzaam is.

Voorzitter. Welke voorzitter moet ik aankijken? U, mevrouw Van der Werf. Voorzitter, tot zover even mijn eerste betoog.

De voorzitter:

Dan dank ik de Minister voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik kijk even rond of er nog vragen zijn. Er is in elk geval een vraag van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Er is een vraag van mij onbeantwoord gebleven. Strafrecht is niet bedoeld om geweld blijvend te stoppen. Ik heb toen gevraagd: wel tijdelijk, als je achter de tralies zit? Kan de Minister daarop ingaan? Ik hoorde de Minister 2024 zeggen, maar dat gaat over de Raad van Strafrechttoepassing en dergelijke. Ik heb dat gevraagd in het kader van het onderzoeksrapport «Anders dan incidenteel»-criterium over het tijdelijke huisverbod. De Minister zegt dat de relevante wet- en regelgeving wordt verkend en dat de Kamer naar verwachting in het najaar 2024 wordt geïnformeerd. Als dat hetzelfde is, hebben we het antwoord gehad. Ik hoor de Minister ja zeggen, dus dan heb ik dat antwoord gehad. Het kan dus niet sneller. Dat was namelijk mijn vraag.

Minister Weerwind:

Nee.

De voorzitter:

De voorzitter kon er nauwelijks aan te pas komen, maar volgens mij is dit het antwoord op de vraag van mevrouw Helder. De echte voorzitter komt ondertussen binnenlopen. We hebben zojuist de beantwoording in eerste termijn afgerond. Wellicht kan ik het voorzitterschap nu weer aan u overdragen.

Voorzitter: Ellian

De voorzitter:

Fijn. Dank u, mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Becker (VVD):

We deden nog even een rondje onbeantwoorde vragen. Het kan natuurlijk ook komen door mijn eigen slechte opletten, maar ik had nog niet gehoord wanneer wij als Kamer de afspraken met de uitvoerende organisaties kunnen verwachten. Daar wordt in de brief van de Minister naar verwezen. Het gaat over deskundigheidsbevordering en opleidingen.

De voorzitter:

Er wordt gezegd dat dit al beantwoord is, maar voor de Handelingen zult u die vraag toch nog moeten beantwoorden, Minister.

Minister Weerwind:

Als ik heel plagerig wil zijn, dan zeg ik: in het najaar van 2024. Maar ik heb gezegd: voorjaar 2024.

De voorzitter:

Voorjaar 2024. Zijn nu alle vragen beantwoord? Ik kijk naar mijn collega's. Dat is het geval. Uitstekend. Dan stel ik voor dat we overgaan naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. U heeft anderhalve minuut daarvoor en ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank, voorzitter. Volgens mij is er in ieder geval één ding duidelijk geworden bij dit debat en dat is dat we eigenlijk allemaal lange tijd met name grof onderschat hebben wat er aan femicide voorafgaat. Dit geldt zowel voor de politiek als de samenleving. Er moet op dit punt nog heel veel gebeuren. De voorgeschiedenis geeft ons natuurlijk heel veel informatie. Er zitten vaak rode lijnen in de situaties die we tegenkomen. Die moeten we effectief omzetten in rode vlaggen waar de hulpverlening iets mee kan. We moeten er eerder bij zijn om de dwingende controle en de scheve machtsbalans die er vaak in relaties aan voorafgaan, onder ogen te zien en ook effectief aan te pakken. Daar heb ik een aantal voorstellen voor gedaan die de Minister en de commissie ook zijn toegekomen. Ik hoop dat die na mijn verlof door alle goede collega's hier verder zullen worden gebracht. Ik hoop ook dat deze demissionaire bewindspersoon, die nog lang niet klaar is met zijn werk, daar wellicht ook nog een blik op kan werpen.

Er zijn een aantal toezeggingen gedaan. Ik wilde even checken of deze ook meegenomen kunnen worden in het plan van aanpak dat beloofd is. Het ging om het meenemen van de signalen voorafgaand aan femicide in de opleidingen in het veiligheidsdomein. Ook kan het screeningsformulier niet alleen bij stalking maar ook bij andere rode vlaggen ingezet worden. Verder moeten we de omgangsregelingen toetsen aan de veiligheidsadviezen die zijn gedaan.

Tot slot wil ik nog snel twee opmerkingen maken, zonder dat ik de tijd hier bijhoud. Ik denk dat de behandeling van iedereen in dit soort zaken een essentieel onderdeel moet zijn van het hele traject van preventie tot repressie. Slachtoffers, plegers en ook de kinderen in dit soort gezinnen moeten, op het moment dat het nog niet te laat is, geholpen worden, want anders stopt het geweld niet. Dan kunnen we wel met elkaar gaan signaleren en straffen, maar er moet ook iets met die mensen gebeuren. Ik vind het belangrijk om dat nog even te zeggen. En laten we vooral ook de discussie niet vernauwen, dus laten we vooral niet gaan bakkeleien over wat wel of niet femicide is of te veel gaan kijken naar één specifieke rode vlag. Ik denk dat we met elkaar heel breed in beeld hebben gebracht wat de problemen zijn en dat we vooral niets moeten missen. Ik zal dit met hele grote belangstelling en interesse blijven volgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik heb uw een minuut respijt gegeven, maar ik heb gelet op al uw inspanningen en het feit dat dit uw laatste vergadering voor het verlof is. Dan is het woord aan mevrouw Becker, maar bij haar ben ik streng natuurlijk.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga het proberen kort te houden. Ik wens mevrouw Van der Werf in ieder geval een heel mooi verlof en ik hoop dat zij na de geboorte echt kan gaan genieten van de nieuwe spruit. Wij proberen dan het thema hier op de agenda te houden.

Ik dank de Minister voor zijn antwoorden en voor zijn toezegging om in het voorjaar met een plan te komen, een integraal plan. Ik denk dat dat erg belangrijk is, want toen we dit debat begonnen, had ik het gevoel dat de urgentie die deze Minister uitstraalt, niet de urgentie is die ik op papier las. Nou is dat natuurlijk altijd nog beter dan andersom, maar ik hoop dat die urgentie uiteindelijk ook gaat leven in de departementen, in het plan dat er komt en in de samenleving als geheel. We hebben vandaag gemerkt dat het geen controversieel onderwerp is en dat we elkaar hier geen vliegen op afvangen, maar dat we hierop samenwerken. Volgens mij heeft de Minister de ruimte, dus ik zou hem willen aansporen om niet te zeggen: laten we afwachten wat een kabinet wil en laten we eens kijken hoe we dan de verantwoordelijkheden verdelen. Volgens mij wil deze Kamer graag dat deze Minister hier nog voortvarend mee aan de slag gaat.

Ik zou nog om één toezegging willen vragen en dat is dat hij bij de uitwerking van het plan waar hij in het voorjaar mee komt, de nabestaanden en de federatie van de nabestaanden betrekt. Zij hebben dit aangejaagd. Zij zijn met ideeën gekomen. Ik vind het voor hen van groot belang dat zij zich hier nauw bij betrokken voelen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Oké, dank. Dan mevrouw Mutluer voor haar tweede termijn.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ook mijn dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Dank ook aan collega Van der Werf voor het agenderen hiervan. Dit is een ontzettend belangrijk onderwerp. Mij wordt weleens de vraag gesteld: waarom zetten jullie femicide op de agenda, want er worden ook mannen vermoord? Ik denk dat ik wel kan aangeven dat 60% van de vrouwen wordt vermoord door hun partner of ex-partner. Bij mannen geldt dat maar voor 20%. Die percentages zeg ik er ook maar even bij. Het gaat dus om een op de twintig mannen. Het is gewoon een breed probleem. Ik vind het dus niet meer dan logisch dat we femicide apart moeten erkennen, herkennen en dat we daar een programma voor moeten maken. Het feit dat de Minister in zijn betoog helaas moet doorverwijzen naar een Staatssecretaris of naar een Minister van VWS laat al zien dat dit onderwerp nog te versnipperd is. Als je mij vraagt, zou dit onder één bewindspersoon moeten vallen. De Staatssecretaris is er al. Dat weet ik. Maar het liefst zou het onder een Minister voor Rechtsbescherming moeten vallen. Ik hoop dat de volgende een vrouw wordt. Ik hoop dat deze Minister dan iets anders gaat doen, maar wel als Minister, mocht hij terugkomen. Ik denk namelijk dat dit onderwerp door ons als vrouwen op de een of andere manier iets meer gevoeld wordt. Dat ziet u nu ook. Ik zeg dat misschien even oneerbiedig, maar dit is hoe ik het opvat. Wat mij betreft komt er dus een apart programma.

Ondanks de antwoorden van de Minister en ondanks het feit dat hij pas of gelukkig – je kunt het ook positief formuleren – in het voorjaar met een plan van aanpak komt, ga ik gestaag verder met mijn eigen plan om het een en ander in een wet te gieten. Daar zal ik mijn collega's die hier vandaag aanwezig zijn, ook bij betrekken. Dat geldt ook voor de nabestaanden van geweldsslachtoffers. Want wat ik heb gemist, is een hele heldere en concrete reactie op het plan met twaalf actiepunten dat zij hebben ingediend. Ik vind dat een gemiste kans. Wellicht wil de Minister daar nog even op reageren.

Ik weet niet of er een tweeminutendebat komt, maar ik kan me best voorstellen dat wij nog gezamenlijk met één motie komen om nogmaals te benadrukken hoe belangrijk en urgent wij het onderwerp femicide vinden. Met permissie van mijn collega's zou ik dus een tweeminutendebat willen aanvragen. Ik kom daar op korte termijn ook bij hen op terug.

De voorzitter:

Ja. U heeft overigens een minuut respijt gekregen. U vraagt een tweeminutendebat aan, mevrouw Mutluer. Dat mag. Gelet op de weken die ons nog resteren – we moeten dit natuurlijk doorgeven aan de Griffie plenair en dat gaan we doen – is mijn vraag of u dit zo snel mogelijk ingepland wilt hebben. Ik kijk u aan. U vraagt een tweeminutendebat aan.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Als het ons lukt om met één motie te komen, zoals we dat eerder bij een ander onderwerp hebben gedaan, kan het heel snel gaan. Gun me even de tijd om die afstemming te doen.

De voorzitter:

Oké. Ik volsta met de opmerking dat deze Kamer nog maar enkele weken resteert.

Mevrouw Helder, voor uw tweede termijn.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de uitgebreide antwoorden. Het was inderdaad mooi om te zien dat we als commissie eigenlijk grotendeels op één lijn zitten. Maar alle goede bedoelingen ten spijt kan ik, mede als woordvoerder politie, bevestigen dat we gewoon door de praktijk worden ingehaald. Want de basisteams? De agenten zijn 80% van hun tijd niet in de wijk, dus ze kunnen helemaal niks signaleren. Domicilie kiezen op een politiebureau: prachtig, maar ze worden wel gesloten. Domicilie kiezen op een gemeentehuis, daar gaan zitten als slachtoffer van huiselijk geweld, dat gaat echt helemaal niemand doen. Het is dus goed bedoeld, maar er wordt weinig gesignaleerd.

De politie is overbelast door bewaken en beveiligen en de almaar stijgende incidenten door verwarde personen en we kunnen ze nu eenmaal niet klonen. Het zijn ook mensen, die hun stinkende best doen. Daar moeten we het gewoon mee doen, voorzitter. Daarom had ik ook zo'n groot pleidooi voor preventie. Sowieso, omdat het natuurlijk slachtoffers voorkomt hopelijk en ook verder slachtofferschap voorkomt. Daarom zie ik weinig in een aparte strafbaarstelling, ook omdat het begrip nauwelijks te omschrijven is. Ik zie wel heel veel in strafverzwarende omstandigheden. Ik ben dus heel blij dat de Minister zegt: ik ga het nakijken. Het OM zou dat moeten registreren, want het OM maakt de tenlastelegging en neemt daar ook in op of er strafverzwarende omstandigheden zijn bij doodslag of moord. Ik kan de Minister daar misschien nog een tip bij geven: je kan ook inventariseren op www.rechtspraak.nl. Daar staan de vonnissen op. We hebben dat als commissie al een keer, jaren geleden, aan Minister Opstelten, toen nog, gevraagd, dus kan je nagaan hoe lang ik hier al zit.

Daarmee kom ik eigenlijk aan het einde van mijn betoog, voorzitter. Ik wil alleen nog zeggen dat ik het jammer vind dat er niet sneller een pilot kan worden gestart in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod. Je weet maar nooit of dat kan bijdragen aan een gedegen advies, dat we helaas in het najaar van 2024 krijgen. Die moest nog even, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. U blijft nog even in de Kamer zitten waarschijnlijk. Toch, mevrouw Helder?

Tot slot van de zijde van de Kamer mevrouw Kuik. Aan u.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ook dank dat hij komt met dat integrale plan en de indicatoren daarbij. De Minister zei het al: erkennen, herkennen en bestrijden. We kunnen dit niet alleen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dit gaat ook over normen en waarden in een samenleving, over hoe je met elkaar omgaat. Ik denk dat mannen en jongens hierbij de sleutel wel in handen hebben. Dus niet alleen de vrouwen, maar juist ook de mannen en de jongens. Laat het dus niet alleen een vrouwending zijn, zou ik zeggen.

Dank.

De voorzitter:

Minister, kunnen we meteen door? Dat is het geval, zie ik. Dan geef ik het woord aan de Minister voor Rechtsbescherming voor de tweede termijn namens het kabinet.

Minister Weerwind:

Ik begin met D66, mevrouw Van der Werf. Nogmaals dank voor de notitie die u gedeeld heeft met uw collega's, maar ook met mij. U noemde de drie toezeggingen. Die herken ik. Zo heb ik die ook uitgesproken. U sprak ook over kijken naar slachtoffers, plegers en kinderen. We hadden vroeger het programma Geweld hoort nergens thuis. Dat hebben we meegenomen naar de toekomst. Dat komt ook weer terug in het toekomstscenario. Ik kan alleen maar content zijn dat we het commissiedebat zo voeren.

Dan kom ik toch, met permissie, voorzitter, bij het tweeminutendebat. Ik begrijp dat het tweeminutendebat een steun in de rug zal zijn richting de Nederlandse samenleving: dat we dit onderwerp zien, dat we het urgent vinden en van belang. Dat helpt mij ook om door te pakken. Ik heb goed gehoord de ruimte die mij gegeven is, maar urgentie is er zolang ik al met dit onderwerp bezig ben en urgentie zal ook blijven zolang ik dit ambt mag vervullen, demissionair of niet. Laat dat helder zijn. Dan ben ik ingegaan op dat punt.

Dan het betrekken van de federatie. Laat ik vooropstellen: afgelopen zaterdag trok ik ook op met de federatie. Ik trek vaak met hen op, niet alleen bij publieke bijeenkomsten; ik ontmoet hen ook met een zekere hoge frequentie aan de vergadertafel om praktijkkennis en kunde optimaal te gebruiken en een plek te geven. Zij staan vaak het dichtst bij slachtoffers, nabestaanden et cetera. Dat hoef ik niet te bezigen en uit te wijzen.

Ik kijk even naar de door PvdA-GroenLinks geplaatste opmerking. Ik heb de motie die u beoogt, net al benoemd. U ging daar zonet op in. Met mijn plan van aanpak probeer ik echt aan te geven hoe urgent het is en dat het een aparte programmering verdient. Ja, er zijn meerdere bewindspersonen bij betrokken, maar u heeft alleen mij uitgenodigd. U heeft gezien dat ik mij soms op het terrein van OCW en soms ook op het terrein van VWS heb begeven. We kunnen het dus allemaal als het moet, maar het is mooier als we hier in een bredere formatie zitten.

Mevrouw Helder, ik ben het volstrekt met u eens. We willen niet alleen praten. Er zijn capaciteitsproblemen. Die zijn er in vele geledingen in de uitvoeringsorganisaties. Dat is volstrekt waar. Ik kom dat tegen bij de officieren van de justitie, in de rechterlijke macht bij de rechters, in de breedste zin des woords. Maar wij staan voor een veilig Nederland, juist ook voor vrouwen die in onveilige situaties zitten. We zetten dus hard in op preventie aan de voorkant; dat is ook het kabinetsbeleid. Ik onderstreep dat van ganser harte.

In de richting van mevrouw Kuik, van het CDA, zeg ik: ook u stond ergens aan de vooravond van dit commissiedebat en heeft dit punt tijdens een vorig debat naar voren gebracht. Hier moeten we eigenlijk apart met elkaar over spreken. We zitten hier in dit commissiedebat niet alleen met parlementariërs; ik besef ook dat er slachtoffers zijn die meekijken. Zij zijn hier aanwezig of zitten thuis. Ik respecteer dat. Ik respecteer ook uw voorstel voor een rondetafel. U zei ook: «Kijk breed. Kijk niet alleen nationaal, maar ook internationaal. Leer, en zorg dat het op de agenda staat en blijft staan.» Ik vind u daarin aan mijn zijde. Laat ik het gewoon zwart-wit zeggen: dit onderwerp is niet seksegebonden; dit is voor jonge mensen, dit is voor oude mensen, dit is voor mannen, dit is voor vrouwen. Hier moeten we het breed over hebben en we moeten het bestrijden waar we kunnen door het te herkennen en te erkennen. Ik deel uw visie in dezen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Oké, ik kijk even rond. Is er iets niet gezegd wat gezegd had moeten worden? Nee? Dan gaan we de toezeggingen langslopen.

  • De Minister stuurt de contouren van het integrale plan van aanpak in het voorjaar van 2024 naar de Kamer, en gaat in dit integrale plan dan in op de volgende punten: de afzonderlijke strafbaarstelling van femicide, de uitkomsten van de afspraken met de uitvoeringsorganisaties over deskundigheidsbevordering en opleiding, het meenemen van signalen voorafgaand aan femicide in het veiligheidsdomein, het gebruikmaken van het screeningsformulier bij stalking. Eveneens betrekt de Minister de Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers bij dit plan van aanpak.

    Is dit helemaal correct? Oké.

  • De Minister stuurt de uitkomsten van de landelijke monitor van Veilig Thuis zo spoedig mogelijk nadat deze beschikbaar is naar de Kamer.

Er is een tweeminutendebat aangevraagd door het lid Mutluer.

Ik dank de collega's, de Minister voor Rechtsbescherming en de ondersteuning voor hun aanwezigheid, en de toehoorders. Een volgende keer is er wellicht een mannelijke woordvoerder, toch? Ik blijf dat maar benadrukken. De eerste regel bij ons thuis is: wees lief voor je moeder. Dat heb ik van mijn vader. Ik hoop dat daarmee mijn twee jongens leren dat je liefdevol moet omgaan met vrouwen. Misschien is dat mijn kleine bijdrage aan dit debat: het goede voorbeeld geven.

Sluiting 13.39 uur.

Naar boven