28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 180 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2017

Inleiding

Bij het Algemeen Overleg van uw Kamer met Staatssecretaris Van Rijn (VWS) op 8 februari 2017 over ouderenmishandeling is de mogelijkheid van bevraging door kantonrechters van het Centraal levenstestamentregister (CLTR) aan de orde gesteld (Kamerstuk 28 345, nr. 178). Ik heb uw Kamer bij brief van 17 februari 2017 gemeld hierover met de Rechtspraak in gesprek te zullen gaan en uw Kamer hierover te zullen berichten (Kamerstuk 33 054, nr. 22).

Tijdens het VAO ouderenmishandeling op 21 februari (Handelingen II 2016/17, nr. 56, item 3) is door het lid Van der Burg (VVD) een motie ingediend (Kamerstuk 28 345, nr. 175) die op 23 februari 2017 door uw Kamer is aangenomen (Handelingen II 2016/17, nr. 57, item 32). Deze motie verzoekt de regering met de Raad voor de rechtspraak en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in gesprek te gaan om te bezien hoe kantonrechters in voorkomende gevallen kennis kunnen krijgen van de inhoud van een levenstestament alvorens een uitspraak te doen over een aanvraag van een van de beschermingsmaatregelen bewind, mentorschap of curatele.

Overleg met de Rechtspraak en KNB

Ik heb met de Rechtspraak en de KNB overlegd over de mogelijkheid en wenselijkheid van het raadplegen van het CLTR. De verschillende standpunten geef ik hieronder samengevat weer. Daarna schets ik de relevante achtergronden en ontwikkelingen. Ik besluit met een afweging.

De KNB acht de raadpleging van het register door de kantonrechter in alle curatele-, bewind- en mentorschapszaken (CBM) gewenst. Op die manier kan worden gegarandeerd dat in het geval er een levenstestament is, de kantonrechter rekening kan houden met de wensen van betrokkene. De KNB is bereid het register daartoe voor de Rechtspraak open te stellen.

De expertgroep CBM van de Rechtspraak is terughoudend en niet overtuigd van de noodzaak van het raadplegen van het CLTR. Volgens de expertgroep wordt de kantonrechter door de verzoeker en de belanghebbenden geïnformeerd over datgene wat relevant is voor de beslissing over het instellen van een beschermingsmaatregel. De Rechtspraak schat in dat verplichte raadpleging van het CLTR kostbaar is, gelet op het grote aantal aanvragen voor beschermingsmaatregelen. Tegelijkertijd werpt de Rechtspraak de vraag op of het nu voorkomt dat een beschermingsmaatregel wordt uitgesproken, terwijl uit een levenstestament een andere wil zou blijken.

Wettelijk kader

Met een levenstestament kunnen regelingen worden getroffen en wensen worden vastgelegd met het oog op de belangenbehartiging bij het intreden van wilsonbekwaamheid. De wettelijke basis daarvoor is die van de volmacht. Doorgaans worden in een levenstestament twee volmachten opgenomen, een voor de vermogensrechtelijke belangen (art. 3:60 Burgerlijk Wetboek (BW)) en een voor persoonlijke en medische belangen (art. 7:465 BW). Deze volmachten lopen door na intreden van de wilsonbekwaamheid bij de volmachtgever. Anders dan voor het gewone testament (de uiterste wilsbeschikking) bevat het BW voor het levenstestament geen afzonderlijke regeling.

Achtergrond en ontwikkelingen

Het levenstestament is in opkomst. Het totaal aantal opgestelde levenstestamenten voor 2015 en 2016 bedroeg volgens cijfers van de KNB (Centraal Digitaal Repertorium) respectievelijk ruim 101.300 en ruim 117.200. In het eerste kwartaal van 2017 lag het percentage inschrijvingen van levenstestamenten in het CLTR op 83.

Inschrijving van het levenstestament in het CLTR is niet verplicht. Het CLTR is een verwijsregister en vermeldt alleen of er een levenstestament van de betreffende persoon is ingeschreven. De inhoud van het levenstestament kan niet via het register worden geraadpleegd. Daarvoor moet een beroep worden gedaan op de notaris of de betrokkene zelf. Het notariaat besteedt in de voorlichting veel aandacht aan de kenbaarheid van het levenstestament voor derden. Voor het opstellen van een levenstestament kan het model van de KNB worden gebruikt.

Het aantal aanvragen voor bewind bedroeg in 2016 iets minder dan 36.000, voor mentorschap 8.300 en voor curatele iets minder dan 1.700. Een verzoek tot een beschermingsmaatregel wordt gedaan met een aanvraagformulier. In dit formulier moet de informatie worden verstrekt die van belang is voor de door de kantonrechter te nemen beslissing. Er moeten onder andere akkoordverklaringen voor het verzoek van naaste familieleden worden bijgevoegd. Vanwege de ingrijpende aard van een beschermingsmaatregel vindt in beginsel een zitting plaats, waarbij de kantonrechter degene op wie de maatregel betrekking heeft hoort, alsmede naaste familieleden en de voorgestelde bewindvoerder, mentor of curator.

Het levenstestament speelt in CBM-zaken een bescheiden rol. Wordt om een beschermingsmaatregel verzocht, dan treedt de kantonrechter overeenkomstig daarover gemaakte afspraken terughoudend op met het uitspreken van een beschermingsmaatregel als de betrokkene in een levenstestament regelingen heeft getroffen op dit vlak.1 In de jurisprudentie zijn voorbeelden te vinden waarin de kantonrechter de aangevraagde beschermingsmaatregel niet oplegde, omdat er een levenstestament was.2 Er zijn ook voorbeelden dat de kantonrechter wel een beschermingsmaatregel oplegde, ondanks het bestaan van een levenstestament.3 De kantonrechter zal altijd een afweging maken. Zo kunnen omstandigheden na het opstellen van het levenstestament zijn veranderd. Die veranderingen kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat de kantonrechter concludeert dat een andere persoon tot bewindvoerder moet worden benoemd, dan degene die volgens het levenstestament bij voorkeur tot bewindvoerder zou moeten worden benoemd.

Op initiatief van de KNB vindt jaarlijks een expertmeeting plaats waarbij door alle betrokkenen bij het levenstestament, waaronder KNMG, patiëntenfederaties, banken en Alzheimer Nederland, actuele ontwikkelingen en knelpunten besproken worden. De Rechtspraak is hierbij ook aangesloten.

Afweging

Het is belangrijk dat er instrumenten zijn waarmee burgers zoveel mogelijk regie kunnen houden over hun eigen leven. Het levenstestament is zo’n instrument en kan een alternatief bieden voor de beschermingsmaatregelen, zoals bewind. Mensen kunnen ook zelf, zonder tussenkomst van een notaris of andere dienstverlener, hun wensen schriftelijk vastleggen. Het is primair aan burgers zelf om zoveel mogelijk te waarborgen dat, als zij zelf niet meer goed in staat zijn om hun belangen te behartigen, zoveel mogelijk aan hun wensen wordt tegemoetgekomen. De voorlichting van notarissen rond het opstellen van het levenstestament is erop gericht dat naasten en betrokkenen zo veel mogelijk kennis krijgen van het levenstestament. Dat is de beste waarborg dat zal worden gehandeld overeenkomstig de vastgelegde wensen in het levenstestament.

Wanneer de kantonrechter moet beslissen op een verzoek tot curatele, bewind of mentorschap is het van belang dat hij de relevante feiten en omstandigheden kent. De eerste kenbron daarvoor is het verzoek, het aanvraagformulier en de daarbij gevoegde documenten. De kantonrechter kan de verzoeker en belanghebbenden zo nodig om aanvullende informatie vragen. Ook de mondelinge behandeling van het verzoek kan voor de kantonrechter aanleiding zijn aanvullende informatie te vragen. Als hij dit wenst, kan de kantonrechter zelf via de KNB nagaan of er een levenstestament geregistreerd is. De KNB beveelt aan dat in een levenstestament wordt opgenomen dat de kantonrechter daarvan kennis mag nemen. De inhoud van een levenstestament kan zo op verschillende manieren ter kennis komen van de kantonrechter. In de praktijk hebben kantonrechters in CBM-zaken zo nu en dan met een levenstestament te maken. Veelal kan een levenstestament de aanvraag van een beschermingsmaatregel voorkomen, omdat de belangen van de betrokkene worden behartigd op basis van de volmacht in het levenstestament.

De kenbaarheid van het levenstestament bij de kantonrechter kan worden verbeterd. Dat kan door in het aanvraagformulier voor CBM-verzoeken en de toelichting daarbij, uitdrukkelijk te vragen naar het bestaan van een levenstestament of andere schriftelijke uiting van de wil en bijvoeging daarvan bij het verzoek te verlangen. Dat is nu nog niet het geval. De Rechtspraak heeft toegezegd de betreffende formulieren in deze zin aan te passen.

Zou de kantonrechter een beschermingsmaatregel uitspreken in weerwil van een levenstestament omdat hij hier geen kennis van heeft, dan kan de kantonrechter de beschermingsmaatregel opheffen, of bijvoorbeeld de bewindvoerder benoemen die was aangegeven in het levenstestament. Daarvan zijn mij overigens geen gevallen bekend en het risico hierop lijkt in de (aangepaste) werkwijze van de rechtspraak beperkt.

Alles afwegende zie ik, met de Rechtspraak, geen noodzaak voor het invoeren van een verplichte raadpleging van het CLTR. Gelet op het grote aantal CBM-verzoeken per jaar, zou dat bovendien een substantiële last in tijd en geld opleveren. Er zijn praktische oplossingen die op korte termijn bijdragen aan de verdere kenbaarheid van levenstestamenten. Expliciete aandacht voor het levenstestament in het aanvraagformulier voor een beschermingsmaatregel levert naar verwachting een bijdrage aan de kennis van de kantonrechter over het bestaan van levenstestamenten op. Verzoekers van een CBM-maatregel worden daarmee aangezet te onderzoeken of betrokkene een levenstestament heeft opgesteld en deze onder de aandacht van de kantonrechter te brengen. Daarnaast verwacht ik dat de voorlichting van het notariaat aan betrokkenen en naasten, en het contact van de KNB met de KNMG, patiëntenfederaties, ouderenbonden en banken, bijdraagt aan een grotere kenbaarheid van levenstestamenten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

«Aanbevelingen meerderjarigenbewind», vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton van de Rechtspraak, d.d. 10 april 2017.

X Noot
2

Rechtbank Noord-Holland, 13 februari 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:475.

X Noot
3

Rechtbank Oost-Brabant, 31 maart 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:1998.

Naar boven