28 345 Aanpak huiselijk geweld

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 127 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 november 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie en aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brieven over het onderzoeksrapport «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland.» (Kamerstuk 28 286, nr. 619) en het onderzoeksrapport «Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland; een verkennend onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling onder vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld.» (Kamerstuk 28 345, nr. 125).

Bij brief van 8 november 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

1.

Onderzoeksrapport «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland.»

2

2.

Onderzoeksrapport «Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland; een verkennend onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling onder vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld.»

6

     

II.

Reactie van de Minister van Veiligheid en Justitie

11

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

1. Onderzoeksrapport «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland.»

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland.» Zij vragen in welke mate de invoering van de dierenpolitie het dierenwelzijn heeft verbeterd. Verdient het aanbeveling om de registratie van incidenten met betrekking tot dierenwelzijn in specifiekere en dus meer categorieën te ordenen? Klopt het uit het WODC-rapport opkomende beeld dat de samenwerking tussen de dierenpolitie, de Landelijk Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) niet altijd goed verloopt? Hoe kan deze samenwerking worden verbeterd? Welke invloed heeft deze (gebrekkige) samenwerking op het dierenwelzijn?

Voornoemde leden vragen of het dierenwelzijn meer gebaat is bij een bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aanpak van incidenten met dierenwelzijn. Is dit te onderbouwen aan de hand van cijfermateriaal?

Deze leden vragen of het aanbeveling verdient te komen tot een meldpunt voor incidenten met betrekking tot dierenwelzijn. Ook vragen zij of de invoering van de dierenpolitie heeft geleid tot een effectievere noodhulp aan dieren.

Welke wijzigingen moeten er volgens u worden doorgevoerd om te komen tot goede werkprocessen bij het meldpunt 144? Wat levert dit op het vlak van dierenwelzijn op?

Welke maatregelen gaat u treffen om de beschreven regieproblemen in de keten tussen de dierenpolitie, LID en NVWA op te lossen?

Hoe vaak leidt betrokkenheid van de dierenpolitie tot de inzet van dwangmiddelen, zoals het binnentreden van een woning?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het WODC-rapport en de kabinetsreactie hierop.

De nulmeting van het onderzoek verschaft waardevolle informatie en maakt het op termijn mogelijk om de resultaten van de gestelde doelen goed in beeld te krijgen. Het aantal politieregistraties is fors toegenomen, ook het aantal meldingen dat bij het meldpunt 144 is binnengekomen is toegenomen en de ketenpartners geven aan dat de inzet van politie een meerwaarde heeft. Op basis van deze eerste meting kan geconcludeerd worden dat verwaarlozing en mishandeling van dieren de afgelopen jaren meer in het vizier is gekomen. Dat vinden deze leden een goede zaak. Zij vinden dan ook dat het ingezette beleid krachtig moet worden voortgezet. Kunt u aangeven op welke termijn de Kamer een vervolgmeting tegemoet kan zien?

Voornoemde leden zijn van mening dat verwaarlozing en dierenmishandeling niet getolereerd mogen worden. Er moet hard opgetreden wordt bij geweld tegen dieren. In het regeerakkoord worden zware straffen op dierenmishandeling en een verbod op het houden van dieren aangekondigd. Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het invoeren van strengere straffen en het houdverbod? Op welke termijn kan de Kamer deze voorstellen tegemoet zien?

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het bovengenoemde WODC-onderzoeksrapport. Daarin wordt aangegeven dat ook het kabinet de verwaarlozing en mishandeling van dieren streng zal blijven aanpakken, zoals is opgenomen in het regeerakkoord. Zware straffen en verboden om dieren te houden ondersteunen dit. Onderzoekers geven in het rapport aan dat het Openbaar Ministerie (OM) het merendeel van de strafzaken afdoet met een boete. In zaken waarin gedagvaard is, volgt ook vaak een boete. Gevangenisstraffen, al dan niet voorwaardelijk, worden in ongeveer 4% van de zaken opgelegd. Deze komen niet echt over als zware straffen. Kunt u een zo compleet mogelijk overzicht geven van zaken betreffende dierenmishandeling/verwaarlozing en welke straffen daarbij zijn opgelegd, dus een boete, een voorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke en de hoogte daarvan voor zowel het strafrecht als het bestuursrecht?

Voornoemde leden constateren dat het beleid van het OM erop gericht is om, waar mogelijk, bestuursrechtelijk in plaats van strafrechtelijk op te (laten) treden. Deze leden vragen waarom hiervoor is gekozen. Tevens vragen zij aan de hand van welke criteria het OM besluit een zaak niet strafrechtelijk maar bestuursrechtelijk af te doen.

Voornoemde leden zijn erg verheugd met het succes van het meldpunt 144. Het aantal meldingen dat bij het meldpunt 144 binnenkomt ligt fors hoger dan voor de introductie van het meldpunt, wel vijf keer zo hoog. Deze leden merken op dat de onderzoekers aangeven dat op termijn zal worden overgestapt op een nieuw registratiesysteem. Kunt u aangeven of hier al zicht op is?

Deze leden constateren dat een aantal afspraken uit het convenant nog niet is gerealiseerd. Zo is er nog geen 24/7 beschikbaarheid van alle hulpdiensten. Omdat het proces wel in gang is gezet en de neuzen dezelfde kant op staan, wordt verwacht dat op de lange termijn deze afspraken wel geëffectueerd kunnen worden. Deze leden vragen waarom dit niet op kortere termijn lukt.

De aan het woord zijnde leden constateren uit het onderzoeksrapport dat de convenantpartners het gebrek aan regie van de keten als knelpunt benoemen. Hoe zal dit knelpunt worden weggenomen?

Door de korte tijd waarin de dierenpolitie en de afspraken gestalte hebben gekregen lijkt volgens de onderzoekers debet aan de knelpunten die in de praktijk worden ervaren. De partners moeten elkaar leren kennen en een beroep op elkaar kunnen en willen doen. Dit verklaart tevens de verschillen in samenwerking per regio. Deze leden vragen of er een gebrek is aan wil in het kader van een beroep op een ander doen. Indien dit het geval is zij hoe dit zal worden opgelost.

Voornoemde leden merken op dat het OM in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) de zogenaamde strafbladen bijhoudt. De Onderzoeks- en Beleidsdatabase Justitiële Documentatie (OBJD) is een geanonimiseerd bestand van het JDS. In deze systemen zijn de zaken op wetsartikel geregistreerd. Ten aanzien van dieren zijn er tien wetsartikelen te onderscheiden. Een analyse van een bepaalde periode biedt een algemeen beeld van de ontwikkeling van het aantal en de aard (wetsartikel) van de strafrechtelijk afgedane zaken ten aanzien van dieren. Het relateren van deze data aan de inzet van de dierenpolitie is niet mogelijk omdat zaken van de dierenpolitie niet apart worden geregistreerd. Aangezien de aanpak van dierenwelzijnszaken ook een belangrijke bestuurlijke kant kent is het voor een toekomstige resultaatmeting volgend de onderzoekers van belang ook de bestuurlijke afdoening mee te nemen. Gaat u hier gehoor aan geven?

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport. Zij onderstrepen het belang van onderzoek naar en vroege signalering van mishandeling van mensen en dieren. Deze leden benadrukken de noodzaak tot nauw samenwerken tussen instellingen om dit soort geweld zo vroeg mogelijk op te sporen.

Uit het onderzoek blijkt dat van de bijna 40.000 meldingen inzake dierenwelzijn, de dierenpolitie 19% voor haar rekening neemt. Het gaat in deze gevallen om verwaarlozing en mishandeling van dieren. Voornoemde leden willen weten in hoeveel gevallen er ook nog sprake is van huiselijk geweld of andere soorten delicten. Ook zijn deze leden benieuwd naar de reactie op de suggestie uit het onderzoeksrapport om het meldpunt 144 onder te brengen bij de politie, aangezien slechts een vijfde van de meldingen die bij het meldpunt binnenkomen, wordt doorgeschakeld naar de dierenpolitie.

Ook blijkt uit het onderzoek dat de rol van het OM in de afhandeling van diergerelateerde zaken kleiner lijkt te worden. Als verklaring wordt gegeven dat er een bestuursrechtelijke afhandeling wordt geprefereerd boven een strafrechtelijke afhandeling van dierenzaken. Waarom wordt in het regeerakkoord dan voor zware straffen gepleit?

De beschikbare data over de eerste helft van 2012 laten een toename zien van het aantal politieregistraties inzake dieren. De aan het woord zijnde leden willen weten wat de effecten van deze toename zijn op de politiecapaciteit en de uitvoering van andere reguliere politietaken.

Het onderzoek is uitgevoerd als een nulmeting. Wanneer kan de Tweede Kamer de volgende evaluatie verwachten? Voornoemde leden zien graag in deze evaluatie onder andere de voortgang van de huidige knelpunten: nakomen van intentionele afspraken uit de convenanten, regie van de keten, continuïteit en onderlinge afstemming in alle regio’s en tussen alle convenantenpartners.

In reactie op het rapport geeft u aan dat binnen de nationale politie de Robuuste Basis Teams taakaccenthouders voor de aanpak van dierenmishandeling krijgen. Deze leden willen weten hoe de verdeling van deze politieagenten met een taakaccent binnen de Robuuste Basis Teams gebeurt. Kunt u concrete cijfers per eenheid geven? Betekent de ruimte voor regionaal maatwerk dat deze verdeling op basis van lokale knelpunten gebeurt en dat hier de lokale driehoek leidend is?

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en de kabinetsreactie hierop.

Deze leden zijn van mening dat er meer prioriteit gegeven moet worden aan het bestrijden van dierenmishandeling en delen de mening dat er voor dierenmishandeling en -verwaarlozing zware straffen gegeven moeten worden. Uit het onderzoek «Naleving dierenwelzijnswetgeving in de vee-industrie» van de stichting Dier & Recht en Varkens in Nood blijkt dat welzijnswetten van dieren in de vee-industrie dagelijks overtreden worden. Slechte handhaving is een belangrijke oorzaak van het grote aantal overtredingen. Geldt de ambitie van dit kabinet ook voor overtredingen die plaatsvinden in de veehouderij? Zo ja, is de inzet van het kabinet om deze overtredingen aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat er door intensieve en uitgebreide controles veel dierenleed voorkomen kan worden? Zo ja, wanneer kan de Kamer voorstellen hierover tegemoet zien?

Voornoemde leden constateren dat veel dierenwelzijnszaken die bij het OM terechtkomen worden geseponeerd. Dierenbeulen die bij de rechter moeten verschijnen, komen er doorgaans met beschamend lage boetes vanaf. Uit het onderzoek van Bureau Beke blijkt dat maar in 4% van de gevallen een gevangenisstraf geëist wordt. Daarnaast kan uit het rapport geconcludeerd worden dat de rol van het OM in de afhandeling van diergerelateerde zaken kleiner lijkt te worden omdat een bestuursrechtelijke afhandeling geprefereerd wordt boven een strafrechtelijke afhandeling. Als knelpunt wordt ook genoemd dat het soms lastig te bepalen is of een zaak bij het regioparket of het functioneel parket moet worden aangedragen. Wanneer een zaak verkeerd wordt ingestuurd levert dit vertraging op. De aan het woord zijnde leden vinden het van groot belang dat het OM over expertise beschikt op het gebied van dierenwelzijn zodat bijvoorbeeld vertraging voorkomen kan worden. Zij zijn voorstander van het aanstellen van een «groene» officier van justitie, waardoor expertise op het gebied van onder andere dierenwelzijn toeneemt bij het OM. Expertise bij het OM is van groot belang om van wettelijke bescherming ook werkelijke bescherming te maken. Hierdoor zal er minder sepot onder de dierenwelzijnszaken zijn en zullen minder dierenwelzijnszaken vertraging oplopen. Deelt u de mening dat meer expertise bij het OM van groot belang is om een werkelijke bescherming voor dieren te bereiken? Zo ja, bent u bereid te investeren op het gebied van kennis en scholing over dierenmishandeling voor het OM en een «groene» officier van justitie aan te stellen voor dierenwelzijn en milieuzaken? Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

De aan het woord zijnde leden constateren dat de straffen voor dierenmishandeling en -verwaarlozing op dit moment erg laag zijn. In de periode 2007 t/m de eerste helft van 2012 heeft de gemiddelde transactie een hoogte van 232,25 euro, de gemiddelde strafbeschikking ligt op 119,26 euro en de gemiddelde taakstraf op 57 uur. Deze leden delen de mening dat zware straffen gegeven moeten worden bij dierenmishandeling en -verwaarlozing. In de brief van 20 november 2012 wordt gemeld dat er wordt ingezet op hogere straffen. Deze leden concluderen dat dierenwelzijnszaken steeds vaker bestuursrechtelijk worden afgedaan. Zij zijn van mening dat strafverhoging een wassen neus blijft, zolang er weinig zaken strafrechtelijk vervolgd worden. Voornoemde leden vragen hoe de ambitie van dit kabinet om tot hogere straffen te komen moet worden zien, aangezien in 2010 de straffen nog opgehoogd zijn. Wanneer kan de Kamer voorstellen van strafverhoging tegemoet zien? Deelt u de mening dat naast strafverhoging het noodzakelijk is dat er meer strafrechtelijke vervolging plaatsvindt zodat dieren werkelijk beschermd worden?

De aan het woord zijnde leden concluderen uit het rapport dat er nog steeds knelpunten zijn bij het opleggen van een houdverbod. Het probleem bij het houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling is dat de voorwaarde vervalt bij de tenuitvoerlegging van de hoofdstraf. Een overtreder kan ervoor kiezen een boete te betalen of een werkstraf te verrichten, om vervolgens weer dieren te kunnen houden. In het rapport van Bureau Beke komt ook het voorbeeld naar voren van een persoon van wie de hond in beslag werd genomen en later bleek dat hij nog een hond thuis had. Een houdverbod zou als zelfstandige maatregel opgelegd moeten kunnen worden om dit te voorkomen. Daarmee kunnen ook personen die niet strafrechtelijk worden veroordeeld door de rechter alsnog een houdverbod opgelegd krijgen wanneer het dierenwelzijn ernstig in het geding is. Dieren dienen niet alleen wettelijk beschermd maar ook werkelijk beschermd te worden. Het kabinet deelt de mening dat verboden om dieren te houden in het huidige beleid ondersteund moeten worden. Kunt u aangeven wanneer de mogelijkheid van een houdverbod dat als zelfstandige maatregel kan worden opgelegd geïntroduceerd wordt en hoe dit er uit komt te zien? Zo nee, waarom niet?

Wie meerdere malen dieren mishandelt of verwaarloost, zou geen dieren meer mogen houden. Deelt u de mening dat wanneer iemand na een tijdelijk houdverbod weer de fout in gaat een levenslang houdverbod opgelegd dient te worden? Zo ja, bent u bereid een levenslang houdverbod als zelfstandige straf of als maatregel in het Wetboek van Strafrecht op te nemen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie vinden dat op dit moment het bestrijden van dierenmishandeling en -verwaarlozing te weinig prioriteit krijgt in Nederland. Met de bezuinigingen van dit kabinet op de dierenpolitie en de NVWA zal de pakkans voor dierenmishandeling en -verwaarlozing nog kleiner worden. Deze leden vinden het belangrijk dat er goed tegen dierenmishandeling en -verwaarlozing opgetreden wordt. Op handhaving mag dan ook absoluut niet worden bezuinigd. Uit het rapport blijkt dat sinds de komst van de dierenpolitie en het meldpunt 144 eind 2011 het aantal politieregistraties met betrekking tot dieren is toegenomen. Sinds de komst van het telefoonnummer 144 worden er tussen de 2.000 en 6.000 meldingen per maand gedaan. Verwaarloosde dieren worden eerder weggehaald dankzij de dierenpolitie. Voornoemde leden vinden dan ook dat de dierenpolitie behouden moet blijven met voldoende bevoegdheden voor de opsporing en aanhouding van dierenbeulen. Zij zien graag dat de wet wordt aangepast zodat verwaarloosde en mishandelde dieren veel eerder in beslag genomen kunnen worden dan nu het geval is. Graag ontvangen zij hierop een reactie.

Dankzij het opsporen van dierenmishandeling komen ook andere vormen van geweld en criminaliteit op het spoor. Vanuit inspecteurs van de LID komen signalen dat er bij ongeveer 10 tot 15% van de zaken sprake is van gecombineerde problematiek. Naast dierenleed is er bijvoorbeeld ook sprake van sociale problematiek of (zware) criminaliteit. Deelt u de mening dat deze signalen uit rapporten en van inspecteurs aanleiding geven tot herprioritering bij de politie en NVWA en het terugdraaien van de bezuinigingen? Zo ja, bent u bereid de bezuinigingen op de dierenpolitie terug te draaien zodat er adequaat opgetreden kan worden tegen dierenmishandeling en -verwaarlozing? Deelt u de mening dat met het opheffen van de dierenpolitie ook andere vormen van geweld en criminaliteit minder snel aan het licht komen? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, waarom niet?

2. Onderzoeksrapport «Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland; een verkennend onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling onder vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld.»

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling.

Deze leden vragen wat de verhouding is tussen het gesuggereerde verband tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling en de in het WODC-rapport gemaakte kanttekeningen op dit vlak. Klopt het dat niet tot een dergelijk verband kan worden geconcludeerd op basis van de beschikbare onderzoeken? In hoeverre verhoudt het argument dat 41% van de vrouwen de vlucht naar een opvang heeft uitgesteld vanwege zorgen om huisdieren zich tot andere argumenten om niet eerder de vlucht naar de opvang te maken?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en de kabinetsreactie hierop.

De bevindingen uit het verkennend onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling stemmen tot bezorgdheid. Ruim de helft (55%) van de mishandelde vrouwen verklaart dat de (ex-)partner het huisdier pijn heeft gedaan of gedood. Vaak heeft de dierenmishandeling over een periode langer dan zes maanden plaatsgevonden, met meer dan zes incidenten. Een groot deel van de vrouwen uit de opvang (41%) blijkt de vlucht te hebben uitgesteld omdat dieren meestal niet mee naar de opvang kunnen. Vrouwen (in sommige gevallen met kinderen) blijven langer in gevaarlijke, gewelddadige situaties dan nodig omdat zij gedwongen worden om de huisdieren achter te laten. Welke mogelijkheden staan open voor deze vrouwen?

Uit onderzoek komt naar voren dat bijna alle mishandelde dieren onder behandeling van een dierenarts hebben gestaan maar dat er vrijwel geen melding van dierenmishandeling is gedaan. Op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat dierenartsen wel melding van dierenmishandeling doen? Welke resultaten wilt u bereiken bij deze groep professionals? Welk tijdspad wordt er aan deze ambitie verbonden?

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling. Zij constateren dat voor het rapport alleen vrouwelijke huisdiereigenaren zijn geïnterviewd. Het is uiteraard goed dat dit onderzoek is gedaan, maar zij vinden het wel te beperkt. Het kan ook zijn dat mannen met een huisdier een vrouw zonder huisdier mishandelen. Ook zijn er mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld. De onderzoekers bevelen ook aan om vervolgonderzoek te doen. Bent u van plan deze aanbeveling op te volgen?

De onderzoekers benadrukken dat dierenartsen een grote rol kunnen vervullen in het vroegtijdig signaleren van huiselijk geweld en/of dierenmishandeling. Dit mede omdat onderzoek aantoont dat het merendeel van de (mishandelde) dieren van slachtoffers van huiselijk geweld jaarlijks de dierenarts bezoeken. Uit eerder onderzoek blijkt echter ook dat slechts 11% van de dierenartsen alle vermoedens van dierenmishandeling melden. Redenen die als belemmeringen worden genoemd zijn: het vinden van bewijslast, het ontbreken van specifieke kennis, het niet weten waar de melding te plaatsen, angst voor verstoring van der relatie van de cliënt, het schenden van privacyregels en het gevoel geen recht te hebben om zich er in te mengen of het niet te beschouwen als diens taak.

Voornoemde leden lijkt het dan ook niet voldoende om slechts aan te geven dat er in de door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) opgestelde meldcode voor diermishandeling een relatie wordt gelegd met geweld in huiselijke kring en wordt verwezen naar het Steunpunt Huiselijk Geweld en een nieuwsbrief die onder de aandacht is gebracht. Deze leden vragen wat u er aan gaat doen om dierenartsen beter of vollediger te informeren en hen de juiste middelen aan te reiken, zodat er ook een vervolg aan hun vermoeden kan worden gegeven zonder de door hen genoemde belemmeringen.

In het rapport geven onderzoekers aan dat er in het buitenland veilige havens bestaan voor de huisdieren van mishandelde vrouwen. Ook wordt het daar mogelijk gemaakt om mishandelde vrouwen met hun huisdier in opvanghuizen op te nemen en worden er campagnes gevoerd om het publiek en professionals op de hoogte te brengen van het verban dat er bestaat tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling. De onderzoekers doen enkele aanbevelingen in dat kader. Aangegeven wordt dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de Federatie Opvang (FO) verder zal overleggen hoe de sector wil omgaan met de aanbevelingen uit het rapport. De aan het woord zijnde leden vragen of dit overleg inmiddels heeft plaatsgevonden en wat daarvan de uitkomst is. Indien dit overleg nog niet heeft plaatsgevonden vragen deze leden wanneer het overleg gepland wordt met daarbij de opmerking: hoe sneller, hoe beter.

Indien sprake is van een vermoeden van dierenmishandeling of verwaarlozing kunnen herstelmaatregelen worden genomen. Ook kunnen de dieren in beslag of in bewaring worden genomen. Indien een dier niet meer terug kan naar het huidige onderkomen, wordt een nieuw onderkomen voor het dier gezocht en kan een dier naar het asiel worden gebracht indien de eigenaar van mening is dat hij of zij het dier niet op verantwoorde wijze kan houden. Er zijn naar uw mening voldoende mogelijkheden om dieren op te vangen indien nodig. Uit het rapport blijkt echter dat huisdieren vaak (39%) bij de (ex-)partner achterblijven indien men naar de opvang gaat. Onderzoekers geven aan dat de mishandelende (ex-) partner hiermee een machtsmiddel in handen houdt om vrouw en kinderen te controleren en chanteren. Ook geeft 41% van de geïnterviewde vrouwen aan vanwege het huisdier de vlucht te hebben uitgesteld en wellicht zijn er slachtoffers die helemaal niet naar de opvang gaan vanwege hun huisdieren. De leden van de PVV-fractie vragen dan ook of bovengenoemde maatregelen voldoende zijn of voldoende worden ingezet. Zij benadrukken het belang van het overleg met de FO.

Uit het rapport blijkt dat er een en ander verbeterd kan worden aan de hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat professionals moeten vragen naar de aanwezigheid van huisdieren en de aanwezigheid van geweld tegen de dieren bij de intake of hulpverlening. Hoe staat u hierin? Deze leden vragen in dit kader ook of, indien blijkt dat het sprake is van dierenmishandeling, slachtoffers van huiselijk geweld ook gestimuleerd worden hiervan aangifte te doen.

Deze leden lezen in het rapport dat een lage strafmaat een aandeel kan hebben in dierenmishandeling, dat dierenmishandeling vaak niet als een serieuze misdaad wordt beschouwd en dat bovendien blijkt dat dierenmishandeling vaker plaatsvindt indien het slechts mild bestraft wordt en nauwelijks vervolging plaatsvindt. Er zou dan ook strengere wetgeving en straf(vervolging) moeten zijn in geval van het plegen van dierenmishandeling. Het vervolgen van plegers van dierenmishandeling kan een waarschuwingssignaal afgeven aan personen die een risico lopen een bedreiging te vormen voor de veiligheid van andere. Deze leden willen dan ook graag een reactie op de aanbeveling van onderzoekers om in een betere wetgeving en (straf)vervolging bij dierenmishandeling te voorzien. Dit mede omdat uit het onderzoek blijkt dat meldingen waar de dierenpolitie op reageert zelden strafrechtelijk worden aangepakt.

De leden van de PVV-fractie vragen waarom het rapport van Marie-Jose Enders-Slegers genaamd «Cirkel van geweld. Verbanden tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld» niet leidend is. Deze leden vragen hiernaar omdat het rapport «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland.» feitelijke onjuistheden bevat. Zo is het een misverstand dat de dierenpolitie zich in principe richt op gezelschapsdieren en in klein aantal gehouden hobbydieren. De dierenpolitie heeft geen beperkingen wat betreft het soort dieren waarop zij bevoegdheden heeft. Zo kan zij bijvoorbeeld ook op bedrijven met proefdieren opsporen en handhaven. Tevens wordt aangegeven dat de NVWA zeker in de startfase heeft ervaren dat de dierenpolitie op basis van meldingen naar situaties ging waar eigenlijk de NVWA de aangewezen partij is om op te treden. Ook dit is niet juist aangezien de dierenpolitie overal mocht komen. Verder staat er dat de dierenagenten volgens de conventantpartners, maar ook volgens henzelf, zeker bij de start van de dierenpolitie, kennis en kunde ontbeerde om de taak optimaal te kunnen uitvoeren. Klopt dit? Dit gezien het feit dat de dierenpolitieagenten een speciaal opleidingstraject hebben moeten volgen. Een groot punt van kritiek is dat het rapport is opgemaakt ten tijde van de opstartfase en dat de lopende ontwikkelingen niet zijn meegenomen. We lezen dus eigenlijk geschiedenis. Het is binnen een half jaar na de start van het Meldpunt 144 en dierenpolitie opgemaakt. Er is dus nog geen sprake van enige stabiliteit waardoor het onjuist is om op basis van deze gegevens conclusies te trekken. Ook bestaat het vermoeden dat de meeste informatie is gebaseerd op informatie van de LID en niet op die van de dierenpolitie. Klopt dit? Ook is in het onderzoek van drs. Enders-Slegers het percentage met betrekking tot de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling fors hoger, namelijk 30–40%. Kan hier nader op worden ingegaan?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoeksrapport de kabinetsreactie hierop. Deze leden steunen de regering in haar inzet om mishandeling en verwaarlozing van dieren hard aan te pakken en hiervoor handhavingscapaciteit te organiseren. Het is goed dat de 180 agenten die reeds zijn opgeleid tot dierenagent en als zodanig aan het werk gegaan zijn, dit taakaccent houden, zodat vergaarde kennis en expertise niet wordt weggegooid maar zij tevens behouden blijven voor het overige politiewerk. Voornoemde leden zijn echter ook van mening dat de politie het op dit gebied natuurlijk niet alleen kan. Om dierenmishandeling en -verwaarlozing effectief tegen te gaan moet de politie goed samenwerken met onder andere de LID, de NVWA en de Dierenbescherming. Het is goed dat er afspraken zijn gemaakt en dat er convenanten zijn gesloten, maar hoe verloopt de samenwerking in de praktijk? Is de taakafbakening helder? Is er (gezamenlijk) voldoende slagkracht om alle meldingen en signalen op te volgen en verwaarlozing en mishandeling van dieren effectief tegen te gaan?

De aan het woord zijnde leden vragen voorts hoeveel meldingen er maandelijks binnenkomen op het nummer 144. Hoeveel capaciteit is hiermee gemoeid? Hoeveel meldingen zijn af te handelen met een advies en hoeveel worden er doorgezet naar de politie ter plaatse?

In verband met de zin in het regeerakkoord dat de verwaarlozing en mishandeling van dieren hard wordt aangepakt en dat zware straffen en verboden om dieren te houden dit beleid ondersteunen, hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.

Hoe vaak wordt een verbod om dieren te houden opgelegd? Wat is hierbij een gemiddelde periode? Wat is de maximale periode? Ook vernemen zij graag hoe opgelegde houdverboden worden gehandhaafd en of dergelijke verboden vaak worden overtreden.

Deze leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot het houdverbod als zelfstandige strafmaatregel bij herhaaldelijk overtreden van de wetgeving tegen dierenmishandeling, waar de Kamer bij motie om heeft gevraagd.

Voornoemde leden constateren dat er een verband bestaat tussen geweld tegen dieren en ander delictgedrag (zoals huiselijk geweld) maar dat er geen causaliteitsuitspraken kunnen worden gedaan. Deze constatering moet naar de mening van deze leden in de praktijk wel leiden tot extra alertheid, zowel bij handhavers die dierenmishandeling constateren (is er ook gevaar te duchten voor aanwezige personen) als bij politie en hulpverleners die huiselijk geweld constateren (de bescherming van eventueel aanwezige dieren). Hoe wordt deze alertheid in de praktijk gewaarborgd?

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport.

Zij maken zich zorgen over het grote aantal vrouwen (41%) dat de vlucht naar de opvang heeft uitgesteld vanwege bezorgdheid over de huisdieren. Ook bestaat de mogelijkheid dat vrouwen helemaal niet naar een opvang zullen gaan vanwege huisdieren. Volgens het onderzoek blijven vrouwen, kinderen en dieren langer in gevaarlijke gewelddadige situaties vanwege het gedwongen moeten achterlaten van geliefde huisdieren. Welke mogelijkheden bestaan er momenteel om deze huisdieren op te vangen? Voldoet het huidige faciliteiten-aanbod aan de behoefte? Worden slachtoffers van huiselijk geweld voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden om huisdieren in bescherming te nemen? Is er behoefte aan extra voorlichtingscampagnes of verbeterde communicatie op dit punt?

Uit literatuurstudie komt naar voren dat er een verband tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling bestaat. Onderzoek laat ook zien dat huisdieren, wanneer men naar de opvang gaat, in 39% van de gevallen achterblijven bij de mishandelende (ex-)partner. Laatstgenoemde houdt hiermee een machtsmiddel in handen om vrouwen en kinderen in bepaalde situaties te controleren en chanteren. Voornoemde leden vragen of er een dwingender mechanisme nodig is om bij gevallen van huiselijk geweld de huisdieren uit handen van de mishandelende partner te nemen? Zijn hiervoor in uw ogen voldoende bestuurlijke instrumenten? Zo nee, wilt u ervoor zorgen dat in zulke gevallen de huisdieren sneller elders worden ondergebracht? Wanneer is er meer duidelijk over het overleg dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal hebben met de FO?

Het onderzoeksrapport benadrukt de rol die dierenartsen kunnen vervullen in het vroegtijdig signaleren van huiselijk geweld en dierenmishandeling. Kunt u aangeven welke maatregelen er bestaan of worden genomen om dierenartsen bewust te maken van de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling en hoe om te gang met meldingen?

De aan het woord zijnde constateren dat u in reactie op de aanbeveling van het onderzoek om rekening te houden met huisdieren bij de hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld, aangeeft verder met de centrumgemeenten vrouwenopvang en de FO te overleggen. Wanneer kan de Kamer een reactie op dit punt verwachten? Bent u bereid om financiële steun te overwegen aan de sector vrouwenopvang als het blijkt dat dit noodzakelijk is?

Deze leden delen het belang van goede registratie zolang dit niet ten koste gaat van extra administratieve lasten voor de politie. Hoe zorgt u ervoor dat de aanbeveling van de onderzoeksrapporten voor betere registratie van dierenmishandeling en huiselijk geweld geen extra bureaucratische lasten met zich meebrengen?

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en de kabinetsreactie hierop.

Deze leden constateren dat in zowel het onderzoeksrapport «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland.» als het onderzoeksrapport «Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland; een verkennend onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling onder vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld.» wordt aangegeven dat er een sterk verband bestaat tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling. Een geweldpleging richting mensen is relatief vaak vooraf gegaan door mishandeling van dieren. Bij een derde van geconstateerde gevallen van dierenmishandeling is er vermoedelijk ook sprake van huiselijk geweld en in meer dan de helft van de gevallen van huiselijk geweld vindt ook dierenmishandeling plaats. Voornoemde leden zijn van mening dat er meer prioriteit gegeven moet worden aan het opsporen, vervolgen en bestraffen van dierenmishandeling en -verwaarlozing. Daarnaast moet de aandacht voor mogelijke dierenmishandeling en de relatie tot huiselijk geweld worden vergroot. Hoe denkt u over het doorgeven van gegevens over dierenmishandeling met behulp van een landelijk registratiesysteem in het belang van huiselijk geweld? In het rapport worden verschillende aanbevelingen genoemd, zoals het bieden van diergedragstherapie aan zwaar getraumatiseerde huisdieren en het bieden van voorlichting aan het algemeen publiek. Hoe beoordeelt u de aanbevelingen die genoemd worden in het rapport? Kunt u per aanbeveling aangeven of en, zo ja, hoe de maatregel wordt overgenomen?

Het rapport naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling concludeert dat vrijwel geen opvangcentrum voor slachtoffers van huiselijk geweld de mogelijkheid biedt om eventuele huisdieren op te vangen of onder te brengen. Slachtoffers van huiselijk geweld voelen zich daardoor vaak gedwongen om te kiezen tussen het blijven in een gewelddadige relatie of weggaan en de geliefde huisdieren achterlaten. Uit diverse onderzoeken blijkt dat als de vrouwen in een opvanghuis zitten, zij zich zorgen maken om hun huisdier. De conclusie kan getrokken worden dat de aanwezigheid van een huisdier de keuze van een vrouw om naar een opvanghuis te gaan beïnvloedt. De aan het woord zijnde leden vinden het belangrijk dat er bij opvangcentra ook aandacht is voor eventueel achterblijvende huisdieren. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van opvangplekken of pleegzorg voor huisdieren van huiselijk geweld. Kunt u aangeven wat er op dit moment met huisdieren die worden achtergelaten wanneer de eigenaar naar een opvangcentrum gaat gebeurt? Bent u bereid om hier voorzieningen voor te treffen of op een andere manier te zorgen dat huisdieren ergens veilig worden ondergebracht? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier een voorstel over tegemoet zien? Zo nee, waarom niet? Bent u verder bereid bij meldingen over huiselijk geweld ook de vraag naar eventuele aanwezige huisdieren terug op te laten nemen?

II. REACTIE VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland.»

1) Zij vragen in welke mate de invoering van de dierenpolitie het dierenwelzijn heeft verbeterd.

2) Verdient het aanbeveling om de registratie van incidenten met betrekking tot dierenwelzijn in specifiekere en dus meer categorieën te ordenen?

3) Klopt het uit het WODC-rapport opkomende beeld dat de samenwerking tussen de dierenpolitie, de Landelijk Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) niet altijd goed verloopt? Hoe kan deze samenwerking worden verbeterd? Welke invloed heeft deze (gebrekkige) samenwerking op het dierenwelzijn?

4) Voornoemde leden vragen of het dierenwelzijn meer gebaat is bij een bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aanpak van incidenten met dierenwelzijn. Is dit te onderbouwen aan de hand van cijfermateriaal?

5) De leden vragen ook of het aanbeveling verdient te komen tot een meldpunt voor incidenten met betrekking tot dierenwelzijn.

6) Ook vragen zij of de invoering van de dierenpolitie heeft geleid tot een effectievere noodhulp aan dieren.

7) Welke wijzigingen er moeten worden doorgevoerd om te komen tot goede werkprocessen bij het meldpunt 144? Wat levert dit op het vlak van dierenwelzijn op?

8) Welke maatregelen er gaan worden getroffen om de beschreven regieproblemen in de keten tussen de dierenpolitie, LID en NVWA op te lossen?

9) Hoe vaak leidt betrokkenheid van de dierenpolitie tot de inzet van dwangmiddelen, zoals het binnentreden van een woning?

Antwoord

1) Het doel van het onderzoek van het WODC was om de aard en omvang van verwaarlozing en mishandeling van dieren en de handhaving van de regelgeving op het gebied van dierenwelzijn in kaart te brengen. Het doel was derhalve niet te meten in hoeverre de invoering van de dierenpolitie het dierenwelzijn heeft verbeterd.Het is echter aannemelijk dat de invoering van de dierenpolitie en de daarmee samenhangende invoering van het meldnummer 144 het dierenwelzijn hebben verbeterd. Vaststaat dat het bestuursrecht vaker is toegepast sinds de invoering van de dierenpolitie en het aantal strafzaken is toegenomen

2) Bij het meldnummer 144 vindt een centrale registratie van verschillende categorieën plaats. Daarnaast registreert iedere organisatie datgene, dat vanuit haar taak nodig is. Meer is er niet nodig.

3) De onderzoekers concluderen dat door de vliegende start van de dierenpolitie en het meldnummer 144 de samenwerking in het begin niet altijd even goed liep, maar dat daar werkende weg een positieve verandering in gekomen is. Deze verandering herken ik en de betrokken organisaties zorgen er voor dat deze lijn wordt vastgehouden.

4) Overtredingen met betrekking tot dierenwelzijn kunnen zowel strafrechtelijk, bestuursrechtelijk of via een combinatie van beide worden gehandhaafd. Vanuit het perspectief van dierenwelzijn geniet een bestuursrechtelijke aanpak de voorkeur, omdat de maatregelen gericht zijn op het beëindigen van de overtreding en op het bewust maken de overtreder teneinde overtredingen in de toekomst te voorkomen. Dit komt het welzijn van het dier te goede. Een strafrechtelijke aanpak is gericht op bestraffing van de dader en leidt niet perse tot verbetering van de situatie van het dier. Of een bestuursrechtelijke aanpak beter is voor het dierenwelzijn is niet cijfermatig te onderbouwen en zou nader onderzoek vergen.

5), 6) en 7) Met de invoering van het meldnummer 144 bestaat er reeds een meldpunt waar men terecht kan met vermoedens van dierenmishandeling, -verwaarlozing of een dier in nood. Dit meldpunt blijft de komende jaren bestaan. Met het meldnummer 144 voor het publiek kan de noodhulpvraag direct naar de verantwoordelijke organisaties, waaronder de politie worden doorgeleid.

Het meldnummer 144 red een dier is, bij het van start gaan van de dierenpolitie, in korte tijd gerealiseerd. De uitvoering van dit meldnummer functioneert naar behoren, maar kan verbeteren. De partners zijn daarom in overleg over de verdere doorontwikkeling van het meldnummer.

8) Uit het onderzoek blijkt dat de dierenpolitie, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de gezamenlijke aanpak over het algemeen als positief ervaren, maar het gebrek aan regie van de keten als knelpunt benoemen. Met de komst van de dierenpolitie is een extra organisatie gaan handhaven op een terrein waar reeds twee handhavingsdiensten optraden op basis van samenwerkingsafspraken. Het maken van nieuwe afspraken over samenwerking en taakverdeling, en deze vervolgens landelijk uitrollen is geen eenvoudig proces. Ik ben van mening dat de samenwerking steeds beter verloopt. Teneinde knelpunten te bespreken en te agenderen is sprake van periodiek overleg op verschillende niveaus.

9) Hier worden geen cijfers van geregistreerd.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het WODC-rapport en de kabinetsreactie hierop. De nulmeting van het onderzoek verschaft waardevolle informatie en maakt het op termijn mogelijk om de resultaten van de gestelde doelen goed in beeld te krijgen.

10) Deze leden vinden dat het ingezette beleid krachtig moet worden voortgezet en vragen op welke termijn de Kamer een vervolgmeting tegemoet kan zien?

Voornoemde leden zijn van mening dat verwaarlozing en dierenmishandeling niet getolereerd mogen worden. Er moet hard opgetreden wordt bij geweld tegen dieren. In het regeerakkoord worden zware straffen op dierenmishandeling en een verbod op het houden van dieren aangekondigd.

11) Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het invoeren van strengere straffen en het houdverbod?

12) Op welke termijn kan de Kamer deze voorstellen tegemoet zien?

Antwoord

10) In 2015 zal een vervolgmeting plaatsvinden.

11) en 12) Het verzwaarde strafvorderingsbeleid van het OM is, zoals ik u in mijn brief van 24 oktober 2011 heb medegedeeld, met ingang van 1 oktober 2011 in werking getreden.

In antwoord op de vraag naar de invoering van het houdverbod kan ik u melden dat een dergelijk verbod reeds als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf kan worden opgelegd. Bij de behandeling van het initiatiefvoorstel van de leden Ormel en Van Dekken tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het verhogen van de maximale proeftijd voor misdrijven die de gezondheid of het welzijn van dieren benadelen, en in verband met het verhogen van het strafmaximum voor onder meer het doden van andermans dieren is in uw Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht voorstellen te doen voor wetswijziging die het mogelijk maken om een houdverbod als zelfstandige straf of maatregel op te leggen bij herhaaldelijk overtreden van de wetgeving tegen dierenmishandeling. Tijdens de plenaire behandeling van het initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer heeft de toenmalige Minister van Justitie deze motie omarmd en opgevat als een ondersteuning van het voornemen om op basis van een rechtsvergelijkend onderzoek te komen tot een rechterlijke maatregel ter voorkoming van recidive, waarvan een verbod op het houden van dieren deel zou kunnen uitmaken. Het rechtsvergelijkende onderzoek is inmiddels verricht en is, voorzien van een beleidsreactie, aan de uw Kamer toegezonden (Kamerstukken II 2011/12, 29 279, nr. 132). In deze beleidsreactie heb ik op basis van het verrichte onderzoek aangegeven een generieke vrijheidsbeperkende maatregel uit te werken. Een verbod op het houden van dieren kan van een dergelijke maatregel deel uitmaken.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het bovengenoemde WODC-onderzoeksrapport. Daarin wordt aangegeven dat ook het kabinet de verwaarlozing en mishandeling van dieren streng zal blijven aanpakken, zoals is opgenomen in het regeerakkoord.

13) Kunt u een zo compleet mogelijk overzicht geven van zaken betreffende dierenmishandeling/verwaarlozing en welke straffen daarbij zijn opgelegd, dus een boete, een voorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke en de hoogte daarvan voor zowel het strafrecht als het bestuursrecht?

Voornoemde leden constateren dat het beleid van het OM erop gericht is om, waar mogelijk, bestuursrechtelijk in plaats van strafrechtelijk op te (laten) treden.

14) Deze leden vragen waarom hiervoor is gekozen. Tevens vragen zij aan de hand van welke criteria het OM besluit een zaak niet strafrechtelijk maar bestuursrechtelijk af te doen.

Deze leden merken op dat de onderzoekers aangeven dat op termijn zal worden overgestapt op een nieuw registratiesysteem.

15) Kunt u aangeven of hier al zicht op is?

Deze leden constateren dat een aantal afspraken uit het convenant nog niet is gerealiseerd. 16) Deze leden vragen waarom dit niet op kortere termijn lukt.

De aan het woord zijnde leden constateren uit het onderzoeksrapport dat de convenantpartners het gebrek aan regie van de keten als knelpunt benoemen.

17) Hoe zal dit knelpunt worden weggenomen?

Door de korte tijd waarin de dierenpolitie en de afspraken gestalte hebben gekregen lijkt volgens de onderzoekers debet aan de knelpunten die in de praktijk worden ervaren.

18) Deze leden vragen of er een gebrek is aan wil in het kader van een beroep op een ander doen. Indien dit het geval is zij hoe dit zal worden opgelost.

Voornoemde leden merken op dat het OM in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) de zogenaamde strafbladen bijhoudt. Het relateren van data aan de inzet van de dierenpolitie is niet mogelijk omdat zaken van de dierenpolitie niet apart worden geregistreerd. Aangezien de aanpak van dierenwelzijnszaken ook een belangrijke bestuurlijke kant kent is het voor een toekomstige resultaatmeting volgend de onderzoekers van belang ook de bestuurlijke afdoening mee te nemen.

19) Gaat u hier gehoor aan geven?

Antwoord

13) In 2012 zijn er bij het OM 932 zaken binnengekomen die betrekking hebben op overtreding van de artikelen 36 en 37 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren en de artikelen 254, 254a, 350 en 425 van het Wetboek van Strafrecht. In 359 van deze zaken heeft het OM de verdachte voor de rechter gebracht. Daarvan zijn 218 zaken in 2012 door de rechter afgehandeld. In 176 van deze 218 zaken is er door de rechter een gevangenisstraf en/of geldboete opgelegd. Van de 932 binnengekomen zaken heeft het OM 275 zaken zelf afgedaan door het aanbieden van een transactie of het opleggen van een strafbeschikking.

In 2012 zijn door Dienst Regelingen 878 mishandelings- en verwaarlozingszaken in behandeling genomen voor bestuursrechtelijke afhandeling (ten opzicht van 260 zaken in 2011). In 565 zaken is bestuursdwang toegepast, in 81 zaken is een last onder dwangsom opgelegd, in 155 gevallen zijn dieren met spoed in beslag genomen en in 62 zaken is een waarschuwing gegeven. De overige 15 zaken vergden nader onderzoek en zijn in 2013 verder afgehandeld. Het aantal dieren betrokken bij deze herstelmaatregelen betrof 114.022.

14) Vanuit het perspectief van dierenwelzijn geniet een bestuursrechtelijke aanpak de voorkeur, zie ook vraag 4. Voor de inzet van het strafrecht hanteert het OM de volgende criteria:

  • grove schending van de regels, waarbij sprake is van een ernstig feit van dierenmishandeling of dierenverwaarlozing;

  • de aard van de dader impliceert dat er sprake is van moedwillig, calculerend en/of recidiverend handelen of nalaten;

  • de duur en frequentie van de mishandeling of verwaarlozing.

15) Er wordt binnen het netwerk van de politie een applicatie ontwikkeld, op basis waarvan meldingen (beter) kunnen worden geregistreerd. De implementatie hiervan vindt voor het Meldnummer 144 in het 1e halfjaar van 2014 plaats.

16) De organisaties die hulp verlenen aan dieren zijn private organisaties, die of op geheel vrijwillige basis diensten leveren, of dit doen op basis van een contract met een of meer gemeenten (bijvoorbeeld voor de opvang van gevonden dieren). Het gaat hier dus voor een belangrijk deel om maatschappelijke initiatieven, die ook als zodanig zijn georganiseerd en worden bekostigd. Dit is een belangrijke reden waarom 24/7 beschikbaarheid nog niet gerealiseerd is.

In het kader van de uitvoering van de afspraken van het convenant dierenhulpverlening is er het afgelopen jaar hard gewerkt aan de totstandkoming van een keurmerk voor dierenambulances. Daarvan maken de bereikbaarheid en de beschikbaarheid (bijvoorbeeld door het maken van onderlinge afspraken) een belangrijk onderdeel uit.

Gezien het werk dat er al is verzet en de inzet die ik waarneem in deze branche heb ik er alle vertrouwen in dat de met het convenant beoogde professionaliseringsslag plaats zal vinden.

17) Zie antwoord vraag 8.

18) Zie antwoord vraag 8.

19) De verbetering van dierenwelzijn vergt primair een bestuurlijke aanpak. Door de onderzoekers wordt dan ook terecht opgemerkt dat voor een toekomstige resultaatmeting van belang is ook de bestuurlijke afdoening mee te nemen. Hier zal ik gehoor aan geven.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport. Zij onderstrepen het belang van onderzoek naar en vroege signalering van mishandeling van mensen en dieren.

20) Voornoemde leden willen weten in hoeveel gevallen er ook nog sprake is van huiselijk geweld of andere soorten delicten.

21) Ook zijn deze leden benieuwd naar de reactie op de suggestie uit het onderzoeksrapport om het meldpunt 144 onder te brengen bij de politie, aangezien slechts een vijfde van de meldingen die bij het meldpunt binnenkomen, wordt doorgeschakeld naar de dierenpolitie.

Ook blijkt uit het onderzoek dat de rol van het OM in de afhandeling van diergerelateerde zaken kleiner lijkt te worden. Als verklaring wordt gegeven dat er een bestuursrechtelijke afhandeling wordt geprefereerd boven een strafrechtelijke afhandeling van dierenzaken.

22) Waarom wordt in het regeerakkoord dan voor zware straffen gepleit?

De beschikbare data over de eerste helft van 2012 laten een toename zien van het aantal politieregistraties inzake dieren.

23) De aan het woord zijnde leden willen weten wat de effecten van deze toename zijn op de politiecapaciteit en de uitvoering van andere reguliere politietaken.

Het onderzoek is uitgevoerd als een nulmeting.

24. Wanneer kan de Tweede Kamer de volgende evaluatie verwachten?

Voornoemde leden zien graag in deze evaluatie onder andere de voortgang van de huidige knelpunten: nakomen van intentionele afspraken uit de convenanten, regie van de keten, continuïteit en onderlinge afstemming in alle regio’s en tussen alle convenantenpartners.

In reactie op het rapport geeft u aan dat binnen de nationale politie de Robuuste Basis Teams taakaccenthouders voor de aanpak van dierenmishandeling krijgen. Deze leden willen weten hoe de verdeling van deze politieagenten met een taakaccent binnen de Robuuste Basis Teams gebeurt.

25) Kunt u concrete cijfers per eenheid geven?

26) Betekent de ruimte voor regionaal maatwerk dat deze verdeling op basis van lokale knelpunten gebeurt en dat hier de lokale driehoek leidend is?

Antwoord

20) Uit onderzoek blijkt dat er dierenmishandeling niet altijd op zichzelf staat, maar dat er daarnaast ook sprake kan zijn van huiselijk geweld of andersoortige delicten. Vanwege de wijze waarop de politie en het OM zaken registreren is het echter niet mogelijk om aan te geven in hoeveel gevallen van dierenmishandeling er ook sprake is van huiselijk geweld of andersoortige delicten.

21) De ketenpartners zijn het erover eens dat het meldnummer 144 ondergebracht blijft bij de politie.

22) In mijn brief van 24 oktober 2011 heb ik uw Kamer gemeld dat het verzwaarde strafvorderingsbeleid van het OM met ingang van 1 oktober 2011 in werking is getreden. In lijn daarmee is daarom in het regeerakkoord gemeld dat zware straffen het beleid van een harde aanpak van verwaarlozing en mishandeling van dieren ondersteunen.

23) De toename van het aantal registraties betreffende dieren kan niet eenvoudig worden vertaald naar effecten daarvan op de politiecapaciteit en de uitvoering van andere reguliere politietaken. De dagelijkse politiepraktijk is daarvoor te veel afhankelijk van allerlei omstandigheden.

24) Zie antwoord vraag 10.

25) en 26) De politietaak handhaving dierenwelzijn wordt conform, het inrichtingsplan Nationale Politie als taakaccent georganiseerd binnen de robuuste basisteams Daarbij is er ruimte voor regionaal maatwerk voor stedelijke en landelijke gebieden. In het inrichtingsplan Nationale Politie is opgenomen dat het om minstens 180 politiemedewerkers gaat, die dit taakaccent dragen. Ik heb hiermee uitvoering gegeven aan de motie Berndsen-Kuiken van 17 april 2012 waarin is gevraagd de politietaak op het gebied van handhaving dierenwelzijn voor de betreffende agenten in te vullen als taakaccent.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en de kabinetsreactie hierop. Deze leden zijn van mening dat er meer prioriteit gegeven moet worden aan het bestrijden van dierenmishandeling en delen de mening dat er voor dierenmishandeling en -verwaarlozing zware straffen gegeven moeten worden.

27) Geldt de ambitie van dit kabinet ook voor overtredingen die plaatsvinden in de veehouderij? Zo ja, is de inzet van het kabinet om deze overtredingen aan te pakken? Zo nee, waarom niet?

28) Deelt u de mening dat er door intensieve en uitgebreide controles veel dierenleed voorkomen kan worden? Zo ja, wanneer kan de Kamer voorstellen hierover tegemoet zien?

Voornoemde leden constateren dat veel dierenwelzijnszaken die bij het OM terechtkomen worden geseponeerd.

29) Deelt u de mening dat meer expertise bij het OM van groot belang is om een werkelijke bescherming voor dieren te bereiken? Zo ja, bent u bereid te investeren op het gebied van kennis en scholing over dierenmishandeling voor het OM en een «groene» officier van justitie aan te stellen voor dierenwelzijn en milieuzaken? Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

De aan het woord zijnde leden constateren dat de straffen voor dierenmishandeling en -verwaarlozing op dit moment erg laag zijn.

30) Voornoemde leden vragen hoe de ambitie van dit kabinet om tot hogere straffen te komen moet worden zien, aangezien in 2010 de straffen nog opgehoogd zijn. Wanneer kan de Kamer voorstellen van strafverhoging tegemoet zien?

31) Deelt u de mening dat naast strafverhoging het noodzakelijk is dat er meer strafrechtelijke vervolging plaatsvindt zodat dieren werkelijk beschermd worden?

32) Het kabinet deelt de mening dat verboden om dieren te houden in het huidige beleid ondersteund moeten worden. Kunt u aangeven wanneer de mogelijkheid van een houdverbod dat als zelfstandige maatregel kan worden opgelegd geïntroduceerd wordt en hoe dit er uit komt te zien? Zo nee, waarom niet?

33) Wie meerdere malen dieren mishandelt of verwaarloost, zou geen dieren meer mogen houden. Deelt u de mening dat wanneer iemand na een tijdelijk houdverbod weer de fout in gaat een levenslang houdverbod opgelegd dient te worden? Zo ja, bent u bereid een levenslang houdverbod als zelfstandige straf of als maatregel in het Wetboek van Strafrecht op te nemen? Zo nee, waarom niet?

34) Verwaarloosde dieren worden eerder weggehaald dankzij de dierenpolitie. Voornoemde leden vinden dan ook dat de dierenpolitie behouden moet blijven met voldoende bevoegdheden voor de opsporing en aanhouding van dierenbeulen. Zij zien graag dat de wet wordt aangepast zodat verwaarloosde en mishandelde dieren veel eerder in beslag genomen kunnen worden dan nu het geval is. Graag ontvangen zij hierop een reactie.

35) Deelt u de mening dat deze signalen uit rapporten en van inspecteurs aanleiding geven tot herprioritering bij de politie en NVWA en het terugdraaien van de bezuinigingen? Zo ja, bent u bereid de bezuinigingen op de dierenpolitie terug te draaien zodat er adequaat opgetreden kan worden tegen dierenmishandeling en -verwaarlozing?

36) Deelt u de mening dat met het opheffen van de dierenpolitie ook andere vormen van geweld en criminaliteit minder snel aan het licht komen? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

27) Het kabinet beoogt om door strikt toezicht en snel afdwingen van verbetering middels een combinatie van bestuursrecht en strafrecht zo snel mogelijk tot opheffing van onaanvaardbare situaties te komen. Op grond van bestuursrechtelijke maatregelen moeten veehouders maatregelen treffen, of anders worden deze op kosten van de veehouder door de NVWA uitgevoerd. Bij directe ernstige bedreiging van dierenwelzijn kunnen de dieren afgevoerd worden en bestuursrechtelijk in bewaring genomen worden op kosten van de veehouder. Daarnaast zal in de regel ook proces-verbaal opgemaakt worden. Na de inwerkingtreding van het Besluit houders van dieren zal het voor veel overtredingen mogelijk worden om een bestuurlijke boete op te leggen. Het «lik op stuk» beleid neemt hierdoor toe. Houders van dieren worden snel aangespoord tot een beter gedrag tegenover de dieren waarvoor ze verantwoordelijk zijn.

28) De ervaring leert dat bedrijven waar sprake is van ernstige dierenverwaarlozing in de regel aan een strak en intensief toezichts- en handhavingsregime moeten worden onderworpen om een voor de dieren aanvaardbare situatie te bereiken.

Jaarlijks besteedt de NVWA ruim 30.000 uur aan het opsporen, bestrijden en voorkomen van dierenverwaarlozing. De NVWA heeft een groep zogenaamde aandachtsbedrijven in beeld die proactief bezocht worden en waardoor vroegtijdig voorkomen kan worden dat zij verder afglijden.

29) Het OM heeft bij elk parket een contactpersoon aangesteld waarmee de opsporingsinstanties contact kunnen opnemen met vragen over strafrechtelijk optreden tegen dierenmishandeling. Bij de behandeling van deze zaken is, net als bij de behandeling van andere zaken, met name juridische kennis en ervaring van belang. Deze is binnen het OM in grote mate aanwezig. Bovendien is er bij het Functioneel Parket van het OM specifieke kennis en ervaring aanwezig over dierenwelzijn en milieuzaken. Ik zie dan ook geen reden om het OM te verzoeken om te investeren op het gebied van kennis en scholing over dierenmishandeling en om een «groene» officier van justitie aan te stellen.

30) Zie antwoord vraag 22.

31) Zie antwoord vraag 4.

32) en 33) Zie antwoord vraag 11 en 12.

34) Zowel bij een bestuurs-, als een strafrechtelijke aanpak van dierenmishandeling en -verwaarlozing kan tot in bewaring neming of inbeslagneming worden overgegaan. Zo nodig kan dit onmiddellijk na het constateren daarvan gebeuren. Ik zie dan ook geen redenen om op dit punt tot wetswijziging over te gaan.

35) en 36) Zie antwoord vragen 25 en 26.

Onderzoeksrapport «Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland; een verkennend onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling onder vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld»

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling.

1) Deze leden vragen wat de verhouding is tussen het gesuggereerde verband tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling en de in het WODC-rapport gemaakte kanttekeningen op dit vlak.

2) Klopt het dat niet tot een dergelijk verband kan worden geconcludeerd op basis van de beschikbare onderzoeken?

3) In hoeverre verhoudt het argument dat 41% van de vrouwen de vlucht naar een opvang heeft uitgesteld vanwege zorgen om huisdieren zich tot andere argumenten om niet eerder de vlucht naar de opvang te maken?

Antwoord

1) en 2) In het WODC-rapport wordt gemeld dat uit de literatuurstudie kan worden geconcludeerd dat het verband tussen geweld tegen dieren en ander delictgedrag zeker bestaat, al zijn er geen causaliteitsuitspraken mogelijk. Dat wil zeggen dat indien er sprake is van geweld tegen dieren de kans groter is, dat er ook interpersoonlijk geweld aangetroffen wordt dan wanneer dierenmishandeling niet voorkomt. Dat betekent echter niet dat dierenmishandeling leidt tot andere vormen van geweld of omgekeerd. Het onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling wijst uit dat er verband bestaat tussen geweld tegen dieren en ander delictgedrag.

3) Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is dat vrouwen in de opvang vaker aangeven dat er sprake is van (dreiging met) dierenmishandeling door de partner, dan de vrouwen uit de algemene populatie. Een complex van factoren liggen meestal ten grondslag aan de beslissing van vrouwen om naar de vrouwenopvang te vluchten. Bijvoorbeeld de ernst en duur van het geweld, het wel of geen kinderen hebben, de mate van sociaal isolement en de mate van economische zelfstandigheid. Zorgen om huisdieren die achterblijven kan bij deze beslissing dus ook een rol spelen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en de kabinetsreactie hierop. Een groot deel van de vrouwen uit de opvang (41%) blijkt de vlucht te hebben uitgesteld omdat dieren meestal niet mee naar de opvang kunnen. Vrouwen (in sommige gevallen met kinderen) blijven langer in gevaarlijke, gewelddadige situaties dan nodig omdat zij gedwongen worden om de huisdieren achter te laten.

4) Welke mogelijkheden staan open voor deze vrouwen?

Uit onderzoek komt naar voren dat bijna alle mishandelde dieren onder behandeling van een dierenarts hebben gestaan maar dat er vrijwel geen melding van dierenmishandeling is gedaan.

5) Op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat dierenartsen wel melding van dierenmishandeling doen?

6) Welke resultaten wilt u bereiken bij deze groep professionals? Welk tijdspad wordt er aan deze ambitie verbonden?

Antwoord

4) In dergelijke situaties is het van belang dat toch hulp wordt georganiseerd, bijvoorbeeld door middel van een tijdelijk huisverbod, zodat een time-out wordt geregeld, waarbinnen de betreffende vrouw samen met politie en hulpverlening ook kan nagaan hoe de situatie met de huisdieren op te lossen.

5) en 6) Door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) is een meldcode dierenmishandeling voor dierenartsen opgesteld. Deze meldcode helpt de dierenarts bij het signaleren van dierenmishandeling en beoogt de dierenarts te ondersteunen bij het maken van een goede afweging bij het melden van dierenmishandeling. De code wijst dierenartsen de weg naar instanties die daarbij kunnen adviseren en waar men melding kan doen. Ook legt de code een relatie met huiselijk geweld en adviseert deze de dierenarts bij vermoedens contact op te nemen met Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG).

De KNMvD is met hulp van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht op dit moment bezig met een inventariserend onderzoek naar de implementatie van de meldcode dierenmishandeling. Dierenartsen zijn/worden benaderd met vragen over de bekendheid, toepassing en knelpunten. Aan de hand daarvan zal de KNMvD bezien of de meldcode aanpassing behoeft. Ik ben van mening dat de KNMvD het signaleren van dierenmishandeling met de meldcode zorgvuldig heeft opgepakt.

De Universiteit Utrecht biedt diergeneeskunde studenten daarnaast sinds kort een keuzevak forensische diergeneeskunde aan waarin dierenartsen o.a. de signalen van dierenmishandeling leren herkennen. Ik ben van mening dat vorengenoemde initiatieven laten zien dat de aanpak van dierenmishandeling serieus wordt genomen door de branche.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling.

7) De onderzoekers bevelen ook aan om vervolgonderzoek te doen. Bent u van plan deze aanbeveling op te volgen?

De onderzoekers benadrukken dat dierenartsen een grote rol kunnen vervullen in het vroegtijdig signaleren van huiselijk geweld en/of dierenmishandeling.

8) Deze leden vragen wat u er aan gaat doen om dierenartsen beter of vollediger te informeren en hen de juiste middelen aan te reiken, zodat er ook een vervolg aan hun vermoeden kan worden gegeven zonder de door hen genoemde belemmeringen.

De onderzoekers doen enkele aanbevelingen in dat kader. Aangegeven wordt dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de Federatie Opvang (FO) verder zal overleggen hoe de sector wil omgaan met de aanbevelingen uit het rapport.

9) De aan het woord zijnde leden vragen of dit overleg inmiddels heeft plaatsgevonden en wat daarvan de uitkomst is. Indien dit overleg nog niet heeft plaatsgevonden vragen deze leden wanneer het overleg gepland wordt met daarbij de opmerking: hoe sneller, hoe beter.

10) De leden van de PVV-fractie vragen of eerder genoemde maatregelen voldoende zijn of voldoende worden ingezet. Zij benadrukken het belang van het overleg met de FO.

11) Uit het rapport blijkt dat er een en ander verbeterd kan worden aan de hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat professionals moeten vragen naar de aanwezigheid van huisdieren en de aanwezigheid van geweld tegen de dieren bij de intake of hulpverlening. Hoe staat u hierin?

12) Deze leden vragen in dit kader ook of, indien blijkt dat het sprake is van dierenmishandeling, slachtoffers van huiselijk geweld ook gestimuleerd worden hiervan aangifte te doen.

13) Deze leden willen graag een reactie op de aanbeveling van onderzoekers om in een betere wetgeving en (straf)vervolging bij dierenmishandeling te voorzien. Dit mede omdat uit het onderzoek blijkt dat meldingen waar de dierenpolitie op reageert zelden strafrechtelijk worden aangepakt.

14) De leden van de PVV-fractie vragen waarom het rapport van Marie-Jose Enders-Slegers genaamd «Cirkel van geweld. Verbanden tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld» niet leidend is.

15) Er staat in het rapport dat de dierenagenten volgens de convenantpartners, maar ook volgens henzelf, zeker bij de start van de dierenpolitie, kennis en kunde ontbeerde om de taak optimaal te kunnen uitvoeren. Klopt dit?

16) Een groot punt van kritiek is dat het rapport is opgemaakt ten tijde van de opstartfase en dat de lopende ontwikkelingen niet zijn meegenomen. Ook bestaat het vermoeden dat de meeste informatie is gebaseerd op informatie van de LID en niet op die van de dierenpolitie. Klopt dit?

17) Ook is in het onderzoek van drs. Enders-Slegers het percentage met betrekking tot de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling fors hoger, namelijk 30–40%. Kan hier nader op worden ingegaan?

Antwoord

7) Liever dan weer een onderzoek wil het kabinet nagaan wat er gedaan moet worden om de situatie te verbeteren. Zie daarvoor de antwoorden op onder andere de vragen van uw fractie over het overleg met de Federatie Opvang en over het doen van aangifte.

8) Zie de antwoorden op vraag 5 en 6.

9) en 10) Door de Staatssecretaris van VWS is overleg gevoerd met de Federatie Opvang (FO). Op basis van dit overleg zal de FO worden gevraagd om een expertmeeting te organiseren op basis van een nog uit te voeren quickscan door de FO bij de aangesloten instellingen over de huidige praktijk. De vraag daarbij is hoe instellingen nu omgaan met vrouwen die huisdieren hebben en bij de vrouwenvang aankloppen. Het onderzoek is immers maar gebaseerd op een kleine specifieke onderzoeksgroep, zoals de onderzoekers zelf ook constateren. Op basis van de quickscan en de expertmeeting wordt besloten of en zo ja er verdere acties nodig zijn. De VNG, de centrumgemeenten vrouwenopvang en de steunpunten huiselijk geweld zullen hierbij worden betrokken.

11) Het is een goede ontwikkeling als hulpverleners bij de intake of hulpverlening naar de aanwezigheid van huisdieren en de aanwezigheid van geweld tegen de dieren vragen. Het is namelijk de eerste stap in het bepalen of dieren al of niet een risico lopen, maar kan voor slachtoffers ook een drempel wegnemen om een hulpvraag te stellen. Om dit belang verder te onderstrepen is het rapport onder de aandacht van de politie, de steunpunten huiselijk geweld en de FO gebracht.

12) Het stimuleren om aangifte te doen van huiselijk geweld is al bestaand beleid binnen de politie. Als er ook sprake is van dierenmishandeling, kan dit onderdeel uitmaken van de aangifte. Onderdeel van het beleid is dat de politie ook zonder aangifte bewijs verzamelt zodat, de Officier van Justitie zo mogelijk tot ambtshalve vervolging over kan gaan.

13) Vanuit het perspectief van dierenwelzijn geniet een bestuursrechtelijke aanpak de voorkeur. Zie antwoord vraag 4.

14) Dit rapport dateert uit 2009. Belangrijkste conclusie is dat ook in Nederland de verbanden tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld worden waargenomen. De uitkomsten van dit rapport zijn meegenomen bij de beide recente onderzoeken.

15) Deze bewering behoeft nuancering. De politiemedewerkers belast met handhaving dierenwelzijn hebben een aanvullende opleiding genoten van vijf dagen. Deze opleiding is waardevol maar niet uitputtend genoeg om de politietaak ten aanzien van dierenwelzijn over de volle breedte zelfstandig op te kunnen pakken. In 2012 is dan ook veel tijd besteed aan het opbouwen van een netwerk en aan deskundigheidsbevordering. De opleiding is met ingang van 2013 uitgebreid met extra studie- en praktijkdagen. Voor 2014 wordt bijscholing in het kader van de Wet dieren voorzien. Daarnaast is door intensieve samenwerking met de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) sprake geweest van kennisoverdracht in het veld. Tot slot werkt de politie aan borging van expertise ten aanzien van het taakveld dierenwelzijn, zodat deze breed toegankelijk is en kan worden ingezet ter ondersteuning van de werkvloer.

16) De constatering van de leden van de fractie van de PVV dat het onjuist is om op basis van deze gegevens conclusies te trekken, onderschrijf ik. Het doel van het onderzoek was om de stand van zaken van de aard en omvang van verwaarlozing en mishandeling van dieren en de handhaving van de regelgeving op het gebied van dierenwelzijn in kaart te brengen. Pas na een vervolgonderzoek kunnen er conclusies worden getrokken. Niet alleen de LID, maar ook de andere betrokken instanties hebben de bij hen beschikbare informatie aan de onderzoekers verstrekt. Uw vermoeden dat de meeste informatie is gebaseerd op informatie van de LID klopt dan ook niet.

17) Zie antwoord vraag 1.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoeksrapport de kabinetsreactie hierop. Deze leden steunen de regering in haar inzet om mishandeling en verwaarlozing van dieren hard aan te pakken en hiervoor handhavingscapaciteit te organiseren.

18) Het is goed dat er afspraken zijn gemaakt en dat er convenanten zijn gesloten, maar hoe verloopt de samenwerking in de praktijk? Is de taakafbakening helder? Is er (gezamenlijk) voldoende slagkracht om alle meldingen en signalen op te volgen en verwaarlozing en mishandeling van dieren effectief tegen te gaan?

19) De aan het woord zijnde leden vragen voorts hoeveel meldingen er maandelijks binnenkomen op het nummer 144. Hoeveel capaciteit is hiermee gemoeid?

20) Hoeveel meldingen zijn af te handelen met een advies en hoeveel worden er doorgezet naar de politie ter plaatse?

In verband met de zin in het regeerakkoord dat de verwaarlozing en mishandeling van dieren hard wordt aangepakt en dat zware straffen en verboden om dieren te houden dit beleid ondersteunen, hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.

21) Hoe vaak wordt een verbod om dieren te houden opgelegd? Wat is hierbij een gemiddelde periode? Wat is de maximale periode? Ook vernemen zij graag hoe opgelegde houdverboden worden gehandhaafd en of dergelijke verboden vaak worden overtreden.

22) Deze leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot het houdverbod als zelfstandige strafmaatregel bij herhaaldelijk overtreden van de wetgeving tegen dierenmishandeling, waar de Kamer bij motie om heeft gevraagd.

Voornoemde leden constateren dat er een verband bestaat tussen geweld tegen dieren en ander delictgedrag (zoals huiselijk geweld) maar dat er geen causaliteitsuitspraken kunnen worden gedaan. Deze constatering moet naar de mening van deze leden in de praktijk wel leiden tot extra alertheid, zowel bij handhavers die dierenmishandeling constateren (is er ook gevaar te duchten voor aanwezige personen) als bij politie en hulpverleners die huiselijk geweld constateren (de bescherming van eventueel aanwezige dieren).

23) Hoe wordt deze alertheid in de praktijk gewaarborgd?

Antwoord

18) In het WODC-rapport wordt geconcludeerd dat het fundament voor de samenwerking gelegd is en dit een kans moet krijgen om zich verder te ontwikkelen en te effectueren ten gunste van het dierenwelzijn. Deze conclusie onderschrijf ik. Daar waar in de praktijk onduidelijkheden bestaan over de taakafbakening, zijn partners in overleg en worden nadere werkafspraken gemaakt.

19) en 20) In 2012 is het registratieproces van meldpunt 144 verder ontwikkeld en geborgd. Dat betekent dat er geen vergelijkbare absolute jaarcijfers per categorie over 2012 beschikbaar zijn. Ook wordt er in de beschikbare data uit 2012 geen categorie advies onderscheiden. Wel bekend is dat er in 2012 maandelijks gemiddeld ruim 13.000 telefoongesprekken binnenkwamen. 37% van die gesprekken betrof een melding die nadere inzet vereiste van een van de partners. Uit het onderzoeksrapport Dierenwelzijn in het vizier blijkt dat in de periode van 15 november 2011 – 15 augustus 20012 meer dan de helft van de meldingen (52%) wordt doorverwezen naar de Dierenbescherming. Bijna een op de vijf meldingen wordt overgedragen (19%) aan de dierenpolitie. 14% van de meldingen wordt doorverbonden naar de Landelijke Telefoon Politie (LTP). 6% van de meldingen betreft noodhulpverzoeken die door de politie worden afgedaan. De noodhulpmeldingen gaan voor het grootste deel rechtstreeks naar de politie-eenheden. De formatie voor de intake van 144-meldingen bedraagt 20,0 fte

21) In de systemen van het OM wordt niet apart geregistreerd of er een houdverbod is opgelegd. Informatie over het aantal opgelegde verboden en de periode waarvoor deze zijn opgelegd is dan ook niet bekend. Indien de veroordeelde aan wie een houdverbod is opgelegd toch weer dieren gaat houden, zal hij dat veelal niet in het openbaar doen. Om daartegen te kunnen optreden, zullen de opsporingsinstanties veelal afhankelijk zijn van meldingen van burgers. De opsporingsinstanties zetten in ieder geval niet een deel van hun – niet onbegrensde – capaciteit in om, zonder dat er signalen zijn, periodiek te controleren of de veroordeelde zich aan het opgelegde houdverbod houdt. Als deze toch een dier houdt en dat wordt geconstateerd, dan zal het Openbaar Ministerie aan de rechter vragen om tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de straf. De rechter beslist dan of dat ten uitvoer zal worden gelegd. Overigens is er eind augustus door de politierechter in Utrecht aan een man die honden had gedood en verwaarloosd een houdverbod opgelegd en daarbij ook een begeleidings- en behandelingsverplichting. Door deze verplichtingen wordt het houdverbod beter controleerbaar.

22) Zie antwoord vraag 11 en 12 over het WODC-rapport.

23) In het kader van het Landelijk Programma Huiselijk Geweld en de Politietaak is binnen de politie al een aantal jaren aandacht voor de zogenaamde «cruelty link» (de relatie tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld). Met de komst van de dierenpolitie is de alertheid daarvoor binnen de politie toegenomen. Zowel binnen hun basisopleiding als tijdens de in 2012 gevolgde themabijeenkomsten is the «cruelty link» aan de orde gekomen. Ook breder in de politie worden medewerkers hier opmerkzaam opgemaakt en is informatie beschikbaar op de website Politiekennisnet

Inspecteurs van de NVWA kunnen bij het vermoeden van psychosociale problematiek veehouders wijzen op het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren. Eventueel kan de NVWA het vertrouwensloket zelf inseinen. Medewerking van een veehouder aan begeleiding door dit loket, is wel op basis van vrijwilligheid. Bij het tegen komen van acuut bedreigende situaties zal de NVWA hierover melding doen aan de juiste instantie. De NVWA heeft geen actieve rol in de aanpak van mogelijk huiselijk geweld.

Ook binnen de LID wordt aandacht besteed aan de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling. Onder andere door het bijwonen van congressen en lezingen en de verspreiding van informatie binnen de organisatie zijn de districtinspecteurs op de hoogte van het verhoogde risico en weten zij de juiste instanties te vinden indien zij indicaties of vermoedens hebben van huiselijk geweld.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport. Volgens het onderzoek blijven vrouwen, kinderen en dieren langer in gevaarlijke gewelddadige situaties vanwege het gedwongen moeten achterlaten van geliefde huisdieren.

24) Welke mogelijkheden bestaan er momenteel om deze huisdieren op te vangen? Voldoet het huidige faciliteiten-aanbod aan de behoefte? Worden slachtoffers van huiselijk geweld voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden om huisdieren in bescherming te nemen?

25) Is er behoefte aan extra voorlichtingscampagnes of verbeterde communicatie op dit punt?

26) Voornoemde leden vragen of er een dwingender mechanisme nodig is om bij gevallen van huiselijk geweld de huisdieren uit handen van de mishandelende partner te nemen? Zijn hiervoor in uw ogen voldoende bestuurlijke instrumenten? Zo nee, wilt u ervoor zorgen dat in zulke gevallen de huisdieren sneller elders worden ondergebracht?

28.Wanneer is er meer duidelijk over het overleg dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal hebben met de FO?

29) Kunt u aangeven welke maatregelen er bestaan of worden genomen om dierenartsen bewust te maken van de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling en hoe om te gang met meldingen?

De aan het woord zijnde constateren dat u in reactie op de aanbeveling van het onderzoek om rekening te houden met huisdieren bij de hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld, aangeeft verder met de centrumgemeenten vrouwenopvang en de FO te overleggen.

30) Wanneer kan de Kamer een reactie op dit punt verwachten? Bent u bereid om financiële steun te overwegen aan de sector vrouwenopvang als het blijkt dat dit noodzakelijk is?

Deze leden delen het belang van goede registratie zolang dit niet ten koste gaat van extra administratieve lasten voor de politie.

31) Hoe zorgt u ervoor dat de aanbeveling van de onderzoeksrapporten voor betere registratie van dierenmishandeling en huiselijk geweld geen extra bureaucratische lasten met zich meebrengen?

Antwoord

24), 25) en 26) Zoals al eerder aangegeven wil mijn collega van VWS nagaan – op basis van een expertmeeting en een quickscan – of en zo ja er verdere acties nodig zijn om de hulpverlening en de deskundigheid verder te verbeteren, in gezamenlijk overleg met de Federatie Opvang, de vrouwenopvanginstellingen, de VNG, de centrumgemeenten en de steunpunten huiselijk geweld. Uiteraard vormen de aanbevelingen uit voorliggend onderzoek belangrijke input daarvoor. Ook zal op basis van de uitkomsten worden bezien of en zo ja welke verbetering in de communicatie er nodig is.

Verder is per 1 juli van dit jaar de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht. Dit geeft hulpverleners een belangrijk instrument in handen om geweld in huiselijke kring eerder te stoppen en hulp te bieden. In het Basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt ook aandacht besteed aan dierenmishandeling. Daarbij wordt aangegeven waar professionals terecht kunnen met signalen van dierenmishandeling. Verder zal in de meldcode-app informatie over de relatie tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld worden toegevoegd, zodat meer professionals bij toepassing van de meldcode worden geattendeerd op de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling. De aangepaste meldcode-app is medio oktober gereedgekomen.

28) Dit overleg heeft inmiddels plaatsgevonden, zie daarvoor het antwoord op de vraag van de PVV-fractie (vraag 9 en 10).

29) Zie antwoord vraag 5 en 6.

30) De Staatssecretaris van VWS wil graag eerst de uitkomsten van de eerder genoemde expertmeeting en quickscan afwachten. Uw Kamer zal daarover worden geïnformeerd in een van de eerstvolgende voortgangsrapportages over geweld in afhankelijkheidsrelaties.

31) Ik ben niet voornemens de registratie bij de politie aan te passen teneinde beter inzichtelijk te krijgen wat de relatie is tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en de kabinetsreactie hierop. Voornoemde leden zijn van mening dat er meer prioriteit gegeven moet worden aan het opsporen, vervolgen en bestraffen van dierenmishandeling en -verwaarlozing. Daarnaast moet de aandacht voor mogelijke dierenmishandeling en de relatie tot huiselijk geweld worden vergroot.

32) Hoe denkt u over het doorgeven van gegevens over dierenmishandeling met behulp van een landelijk registratiesysteem in het belang van huiselijk geweld?

In het rapport worden verschillende aanbevelingen genoemd, zoals het bieden van diergedragstherapie aan zwaar getraumatiseerde huisdieren en het bieden van voorlichting aan het algemeen publiek.

33) Hoe beoordeelt u de aanbevelingen die genoemd worden in het rapport? Kunt u per aanbeveling aangeven of en, zo ja, hoe de maatregel wordt overgenomen?

Het rapport naar de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling concludeert dat vrijwel geen opvangcentrum voor slachtoffers van huiselijk geweld de mogelijkheid biedt om eventuele huisdieren op te vangen of onder te brengen. De aan het woord zijnde leden vinden het belangrijk dat er bij opvangcentra ook aandacht is voor eventueel achterblijvende huisdieren. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van opvangplekken of pleegzorg voor huisdieren van huiselijk geweld.

34) Kunt u aangeven wat er op dit moment met huisdieren die worden achtergelaten wanneer de eigenaar naar een opvangcentrum gaat gebeurt?

35) Bent u bereid om hier voorzieningen voor te treffen of op een andere manier te zorgen dat huisdieren ergens veilig worden ondergebracht? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier een voorstel over tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?

36) Bent u verder bereid bij meldingen over huiselijk geweld ook de vraag naar eventuele aanwezige huisdieren terug op te laten nemen?

Antwoord

32) De afgelopen jaren is er door de politie geïnvesteerd in het vergroten van de deskundigheid over de relatie tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld. In het initiële politieonderwijs is aandacht voor dierenmishandeling als vorm van huiselijk geweld en dat dierenmishandeling ook een signaal kan zijn van andere vormen van huiselijk geweld. Op deze manier is de signalerende functie van dierenmishandeling geborgd.

33) De onderzoekers bevelen aan rekening te houden met huisdieren bij de hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld, zoals het voorzien in opvangplekken of pleegzorg voor deze. Zoals eerder aangegeven zal VWS de Federatie Opvang vragen om een quickscan uit te voeren bij de aangesloten instellingen over de huidige praktijk, om naar aanleiding daarvan na te gaan of en zo ja er verdere acties nodig zijn (zie ook het antwoord op de vragen 9 en 10).

Ook bevat het rapport aanbevelingen over deskundigheidsbevordering bij de relevante beroepsgroepen. Door de Politieacademie worden studenten en medewerkers in de basis politiezorg en agenten met het taakaccent handhaving dierenwelzijn leermodules aangeboden, die ruime aandacht besteden aan de relatie tussen dierenleed en huiselijk geweld. Verder zijn in 2012 door het hele land themamiddagen voor alle agenten met het taakaccent handhaving dierenwelzijn georganiseerd. Tot slot worden aanbevelingen gedaan over het beter vervolgen en registreren van dierenmishandeling en over voorlichting aan het algemene publiek. Er wordt door politie geregistreerd op gevallen van dierenmishandeling.

34) en 35) Wanneer er mensen in het huis achterblijven, zullen zij voor de huisdieren zorgen, mits het gaat om een veilige situatie. Wanneer dat niet het geval is wordt gezocht naar andere oplossingen waaronder het brengen de dieren bij een asiel. Daarbij kan worden opgemerkt dat asiels moeten voldoen aan het Honden- en kattenbesluit 1999, en in de toekomst het Besluit Gezelschapsdieren waarin eisen staan opgenomen ten aanzien van huisvesting en verzorging van de dieren en vakbekwaamheid van de beheerder. De dieren zullen dus in de regel adequaat kunnen worden opgevangen. Zie hiervoor ook onze beantwoording op vragen 9 en 10 van de PVV-fractie.

36) Zie antwoord op vraag 11.

Naar boven