28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 126 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2013

Hierbij bied ik u het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) «Invoering van meldcode(s) huiselijk geweld en kindermishandeling binnen een aantal gezondheidszorgsectoren nog onvoldoende» aan1 en mijn reactie daarop.

1. Aanleiding voor het rapport

Huiselijk geweld en kindermishandeling vormen zowel voor de slachtoffers, de daders als de maatschappij een ernstig probleem. Gezien de individuele en maatschappelijke gevolgen moet de signalering van het geweld zo vroeg mogelijk plaatsvinden en moet signalering tot een adequate verwijzing en aanpak leiden, zeker ook in de gezondheidszorg. Dit kan alleen als zorgmedewerkers de kennis en vaardigheden hebben en de noodzakelijke randvoorwaarden vervuld zijn om mishandeling te signaleren, bespreekbaar te maken en aan te pakken.

Sinds 1 juli 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (wet meldcode) van kracht. De wet verplicht onder meer de gezondheidszorg over een meldcode te beschikken ter ondersteuning bij het adequaat handelen bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.

2. Resultaten

De IGZ heeft onderzocht hoe het staat met de invoering van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in de gezondheidszorg. In totaal zijn 3.369 zorginstellingen en individuele zorgverleners bevraagd via een vragenlijst en zijn 73 instellingen bezocht om vast te stellen of de ingevulde vragenlijsten overeenkwamen met de praktijk. De inspectie concludeert dat de invoering van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling varieert voor de verschillende zorgsectoren, maar nog onvoldoende is.

De meldcode is het meest in gebruik bij het Gezondheidscentrum voor Asielzoekers (100%) en GGD’en (90%). De sectoren die het minst een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gebruikten waren particuliere klinieken (9%), de logopedisten (18%), de thuiszorginstellingen (23%) en de fysiotherapeuten (27%). De meeste sectoren gaven aan de meldcode(s) nog in 2012 of in 2013 te gaan gebruiken. Uitzondering hierop waren de fysiotherapeuten, logopedisten, oefentherapeuten, particuliere klinieken en tandartsen, waarin het voor het merendeel van de instellingen nog onbekend was wanneer zij de meldcode gaan invoeren.

Daarnaast concludeert de inspectie dat zorginstellingen hun zorgmedewerkers gemiddeld nog te weinig geschoold hebben in het gebruik van de meldcode(s) huiselijk geweld en kindermishandeling. In de asielzoekerscentra werd nog geen scholing aangeboden. Bij (ruim) tweederde van de verloskundigen praktijken, de geestelijke gezondheidszorg en bij vrijwel alle GGD’en werd wel scholing aangeboden. Ook het percentage zorgmedewerkers binnen een instelling dat is geschoold verschilt per sector. Het merendeel van de instellingen geeft aan dat zij eind 2013 de meldcode in de gehele organisatie hebben ingevoerd en hun zorgmedewerkers geschoold hebben.

3. Handhaving

De inspectie gaat in 2014 binnen de verschillende sectoren na of instellingen de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gebruiken en of de instellingen hun zorgmedewerkers voldoende scholen in het hanteren van de meldcode(s). Als blijkt dat instellingen de meldcode(s) niet of slechts in een deel van hun instelling gebruiken, gaat de inspectie over tot handhaving.

Aanbevelingen

Bij veel instellingen bestond behoefte aan afspraken welk deel van de zorgmedewerkers over de kennis, vaardigheden en competenties moet beschikken voor welk deel van de meldcode. Per sector en per discipline zijn verschillende vaardigheden en competenties nodig om geweld in afhankelijkheidsrelaties goed te signaleren en aan te pakken. De inspectie kan daar, gelet op de diversiteit binnen de sector, geen algemeen geldende norm voor opleggen. De verschillende sectoren moeten hiervoor zelf richtlijnen opstellen.

De inspectie beveelt de brancheorganisaties/beroepsverenigingen daarom aan om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór eind 2013 te bepalen welke scholing nodig is voor de verschillende beroepsgroepen werkzaam in de desbetreffende sector.

Daarnaast doet de IGZ de aanbeveling aan de basisopleidingen voor beroepen in de gezondheidszorg om huiselijk geweld en kindermishandeling op te nemen in basisopleidingen. De inspectie gaat in 2014 na of de aanbevelingen aan de brancheorganisaties/beroepsverenigingen en aan de basisopleidingen zijn opgevolgd.

Maatregel

De populatie in de gehandicaptenzorg is een extra kwetsbare groep voor geweld in afhankelijkheidsrelaties. Daarom richt de inspectie zich daar met een specifieke maatregel op: wijs voor de gehandicaptenzorgsector in de instellingen sleutelpersonen aan zoals orthopedagogen, psychologen en artsen voor verstandelijk gehandicapten. School deze sleutelpersonen als eerste, doch uiterlijk vóór eind 2013 in het herkennen van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling en in het hiermee omgaan (gebruik van de meldcode). De sleutelpersonen zijn dan in de positie om de opgedane kennis en vaardigheden uit te dragen naar de andere zorgmedewerkers binnen de instelling.

4. Reactie van de Staatssecretaris van VWS

Het stelt mij teleur dat in bepaalde sectoren de meldcode nog zo weinig wordt gebruikt. Ook het percentage zorgmedewerkers dat in instellingen is geschoold, valt mij tegen. Ik wil er -wellicht ten overvloede- wel op wijzen dat er ten tijde van het onderzoek van de IGZ nog geen wettelijke plicht bestond om over een meldcode te beschikken. Sinds 1 juli 2013 bestaat die wettelijke plicht wel. Het merendeel van de onderzochte instellingen geeft dan ook aan dat zij in 2013 de meldcode zullen invoeren en hun zorgmedewerkers geschoold hebben. Het rapport maakt echter duidelijk dat er ook instellingen en zelfstandigen zijn die nog geen concrete plannen hebben om de meldcode in te voeren. Het is dan ook terecht dat de IGZ bij hun eerstvolgende inspecties in 2014 direct overgaat tot handhaving.

Ik heb er vertrouwen in dat de instellingen deze waarschuwing serieus nemen. Na eerdere onderzoeken bij de afdelingen spoedeisende hulp van ziekenhuizen en bij de huisartsenposten over de signalering en aanpak van kindermishandeling hebben deze sectoren een forse verbetering doorgemaakt en voldoen nu vrijwel overal aan de richtlijnen. Omdat ik het belangrijk vind dat alle instellingen zo snel mogelijk voldoen aan de verplichtingen van de wet meldcode, zal ik in de komende meldcode campagne extra aandacht schenken aan de sectoren die er negatief uitspringen.

Ik ben verheugd met de aanbeveling van de IGZ aan brancheorganisaties/beroepsverenigingen om te bepalen welke scholing nodig is voor de verschillende beroepsgroepen werkzaam in de desbetreffende sector. Ik denk dat dit een positieve bijdrage zal leveren aan het scholen van zorgmedewerkers. Ik begrijp de keuze van de IGZ om vanwege de kwetsbare populatie in de gehandicaptensector, voor deze sector een maatregel in te richten. Ik hoop dat instellingen in andere sectoren het voorbeeld van de gehandicaptensector volgen, zodat nog ongetrainde zorgmedewerkers in ieder geval bij sleutelpersonen terecht kunnen voor advies bij het doorlopen van de stappen van de meldcode.

De aanbeveling aan de basisopleidingen voor beroepen in de gezondheidszorg om huiselijk geweld en kindermishandeling op te nemen in basisopleidingen, komt als geroepen. Dit ondersteunt mijn plan van aanpak GIA in opleidingen dat ik uw Kamer op 14 juli 2013 heb toegestuurd.

Ik vertrouw erop dat instellingen in alle sectoren, mede dankzij de IGZ, op korte termijn de meldcode zullen invoeren en hun zorgmedewerkers zullen scholen. Ik zal dit nauwlettend blijven volgen. Om daarnaast inzicht te krijgen in de wijze waarop professionals (ook buiten de sector gezondheidszorg) met de meldcode werken, laat ik in 2015 een quickscan uitvoeren. Uiteraard wordt u over de resultaten geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven