Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 mei 2011
In antwoord op uw brief van 21 april jl. bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, als volgt.
Ik wil allereerst aangeven dat het draagvlak voor de meldcode groot is. Uit reacties van branche- en beroepsorganisaties van
begin dit jaar blijkt dat zij de verplichte meldcode ondersteunen. Het gaat om reacties van onder andere KNMG (artsen), LHV
(huisartsen), V&VN (verpleegkundigen en verzorgenden) en een gezamenlijke reactie van onder andere de Federatie Opvang, Jeugdzorg
Nederland en de MOgroep.
Dit draagvlak blijkt ook uit het feit dat ik op 27 april 2011, samen met onder meer bovenstaande branche- en beroepsverenigingen,
ben gestart met de campagne «Zet de meldcode op de agenda!».
Tijdens de startbijeenkomst van de campagne is ook de meldcode app gepresenteerd. De meldcode app is een programma dat mensen
op hun mobiele telefoon kunnen downloaden met de stappen van de meldcode. Met de app kunnen professionals direct de Steunpunt
Huiselijk Geweld (SHG) of Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK) bellen of mailen. Door de meldcode app is er extra
aandacht voor de meldcode gekomen.
De directeur van RIAGG Rijnmond heeft echter een aantal bezwaren tegen de meldcode. Betrokken directeur vindt dat interventies
in de zorg los moeten staan van de politiek en is bang dat organisaties straks worden afgerekend op het aantal meldingen
dat is gedaan.
Daarnaast vreest hij dat hulpverleners worden ingezet als opsporingsambtenaar en dat er door de meldcode onzorgvuldig wordt
omgesprongen met privacy van cliënten. Persoonlijke gegevens moeten volgens hem binnen de hulpverlening blijven.
Ook het kabinet is van mening dat de afweging om wel of niet te melden bij de professional moet liggen. Ik heb daarom gekozen
voor een verplichte meldcode en niet voor een meldplicht. Uit onderzoek blijkt echter dat professionals vaak niet weten wat
zij moeten doen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Een meldcode is nodig om professionals hierbij te
ondersteunen. Het doel van een meldcode is niet dat meer gemeld wordt. Het gaat er om dat eerder en betere hulp kan worden
geboden bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Organisaties worden dan ook niet afgerekend op het aantal meldingen dat
wordt gedaan.
Als professionals melden, doen zij dat bij het SHG of AMK. Het SHG en AMK hebben als doel om hulpverlening in te zetten. Het
gaat niet om meldingen aan de politie. Hulpverleners worden dus niet ingezet als opsporingsambtenaar.
Ik vind het belangrijk dat altijd zorgvuldig wordt omgegaan met gegevens van de cliënt. Het wetsvoorstel verplichte meldcode
stelt daarom eisen aan de manier waarop met persoonsgegevens wordt omgegaan. Bij goed gebruik van een meldcode worden gegevens
van cliënten nooit verstrekt aan mensen buiten de hulpverlening. Dit is ook in Rotterdam niet het geval. Kort en goed acht
ik de vrees en bezwaren van betrokkene ongegrond en onterecht.
Ten aanzien van de motie-Arib (Kamerstuk 32 015, nr. 36) over het Wetsvoorstel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kan ik u meedelen dat het de bedoeling is om op 20 mei
2011 het wetsvoorstel voor spoedadvies aan de Raad van State wordt gestuurd. U ontvangt het wetsvoorstel voor de zomer.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner