28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 111 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2011

Geweld in afhankelijkheidsrelaties is onacceptabel. Of het nu gaat om een kind, een oudere, iemand met een handicap of de meest weerloze in een gezin, ieder mens moet zich veilig kunnen voelen bij ouders, partner, kinderen of bij vertrouwde professionals. Dat vertrouwen hoort niet beschaamd te worden en als dat wel gebeurt gaat dat ons als samenleving aan.

Om deze geweldsvorm goed aan te pakken, is signaleren en ingrijpen in een zo vroeg mogelijk stadium cruciaal. Professionals en instellingen hebben hierin een belangrijke rol. Zij moeten scherp zijn op signalen en op basis daarvan kunnen handelen, zodat het geweld zo vroeg mogelijk kan worden gestopt. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat een deel van de professionals wel signaleert, maar niet weet hoe te handelen en een ander deel slecht of nauwelijks signaleert en handelt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het recent verschenen rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. De kabinetsreactie op het rapport heeft u op 31 januari 2011 ontvangen (kamerstuk 31 839, nr. 80).

Tijdens de VWS begrotingsbehandeling 2011 heb ik u toegezegd mij te beraden op de mogelijkheid en wenselijkheid van een verplichte meldcode en een meldplicht. Op dat moment wilde ik bepaalde maatregelen niet bij voorbaat uitsluiten. Met deze brief wil ik u mede namens de minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mijn overwegingen toelichten. Ik maak in deze brief onderscheid tussen maatregelen tegen geweld in een professionele setting en in huiselijke kring.

In een professionele setting

Ik ben conform het Regeer- en het Gedoogakkoord voornemens in de Beginselenwet zorginstellingen een meldplicht ouderenmishandeling voor instellingen bij geweld gepleegd door professionals op te nemen. Ik kies in dit kader nadrukkelijk voor een meldplicht. Wanneer medewerkers hun cliënten mishandelen, raakt dat ten diepste aan het goed functioneren van een instelling en daarmee aan de kwaliteit van de zorg en ondersteuning. Dergelijke mishandeling hoort door die instelling dan ook zo snel mogelijk te worden gestopt. Ik wil echter niet volstaan met erop te vertrouwen dat alle instellingen hun verantwoordelijkheid hierin zullen nemen. Ik wil voorkomen dat instellingen uit vrees voor aantasting van hun goede naam, afzien van het melden van gevallen van geweld. Dit wil ik doorbreken door een meldplicht. Instellingen moeten gevallen van mishandeling door professionals melden bij de betrokken inspecties, zoals bijvoorbeeld de IGZ. Het melden ervan is cruciaal voor het beschermen van het slachtoffer enhet vertrouwen in de zorg.

Deze lijn wil ik doortrekken naar kindermishandeling en mishandeling van gehandicapten door professionals. Op dit moment is een «meldplicht kindermishandeling gepleegd door professionals» alleen voor aanbieders van jeugdzorg opgenomen in de Wet op de jeugdzorg. Ik ben voornemens deze meldplicht ook voor de gehele zorgsector en voor de sectoren Kinderopvang en Maatschappelijke ondersteuning in te voeren.

In het onderwijs geldt nu al een meldplicht indien er een vermoeden bestaat dat een professional zich schuldig maakt aan een zedenmisdrijf. Deze meldplicht behelst dat het schoolbestuur onverwijld in overleg treedt met een vertrouwensinspecteur van de Onderwijsinspectie. Uit de praktijk blijkt dat dit systeem functioneert om eventuele misstanden aan de orde te stellen. Er is geen aanleiding om de wettelijke verplichting te verbreden.

In huiselijke kring

Geweld in huiselijk kring kent een ander kader, waarbij het stoppen ervan om zorgvuldigheid vraagt. Ik zal op basis van onderstaande criteria ingaan op de overwegingen die van belang zijn in dit kader:

  • Bewezen effectiviteit;

  • Autonomie van professionals;

  • Administratieve lasten;

  • Draagvlak bij professionals.

Overwegingen

Bewezen effectief

Het effectief signaleren van geweld in afhankelijkheidsrelaties leidt tot goede interventies en bescherming van slachtoffers. Het is daarom cruciaal dat professionals weten wat ze moeten doen bij signalen van geweld.

Uit onderzoek1 blijkt dat professionals veel steun hebben aan een meldcode. Professionals blijken op basis van stappen in een meldcode een afgewogen keuze te maken om te melden. Een meldcode maakt daarmee een einde aan de handelingsverlegenheid van professionals. Een meldcode zorgt ook voor méér meldingen. Zo blijkt dat professionals, die volgens een meldcode werken, drie keer zo vaak overgaan tot het melden dan professionals die dat niet gebruiken.

Bij het gebruik van een meldcode gaat het vaak om kwalitatief goede (en dus gegronde) meldingen.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft in haar brief over het melden van kindermishandeling door afdelingen spoedeisende hulp van ziekenhuizen van augustus 2010 aangegeven dat grote vooruitgang is geboekt bij het signaleren en melden van kindermishandeling. Dit is mede te danken – zo stelt de inspectie – aan het feit dat de ziekenhuizen een meldcode hebben ingevoerd en medewerkers zijn geschoold om hiermee te kunnen werken. Het aantal meldingen vanuit ziekenhuizen bij het AMK is in de periode 2007–2009 gestegen van 500 naar 13002.

Ervaringen met een meldplicht in het buitenland (Zweden en Australië) leveren geen bewijs dat een wettelijke meldplicht leidt tot het terugdringen van geweld in afhankelijkheidsrelaties3. Uit onderzoek naar de ervaringen in het buitenland blijkt dat in landen met een meldplicht tot 79% van de meldingen ongegrond is4.

Autonomie van professionals

Het is de taak van instellingen en professionals om verantwoorde zorg en ondersteuning te bieden. De professional wordt opgeleid om een goede afweging te kunnen maken welke zorg en ondersteuning noodzakelijk en mogelijk is. Een meldcode sluit aan bij deze autonomie van de professional. Een meldcode ziet niet alleen op de melding, maar ook op de verantwoordelijkheden die een professional heeft vóór en na een eventuele melding.

Wanneer professionals te maken hebben met een meldplicht, ervaren zij druk van de plicht, omdat zij strafbaar zijn bij het nalaten van melden. Zij hebben het gevoel de controle kwijt te raken over hun eigen, professionele en zorgvuldige afwegingen4.

De professionals investeren in het kader van verantwoorde zorg en ondersteuning in het opbouwen van een goede verstandhouding met de cliënt. Wanneer de professional altijd een melding zou moeten doen van hetgeen de cliënt in vertrouwen heeft verteld over ervaren geweld, kan dit gevolgen hebben voor de vertrouwensband met zijn cliënt4. Het risico van een meldplicht is dat (de ouder van) het slachtoffer niet meer om hulp vraagt of problemen bespreekbaar maakt omdat hij of zij weet dat de hulpverlener verplicht is een melding te doen, desnoods zonder toestemming van de cliënt.

Administratieve lasten

Het kabinet heeft zich onder andere ten doel gesteld om administratieve lasten zo veel mogelijk te verlagen en dit doel heb ik ook voor ogen bij de inzet van maatregelen voor het aanpakken van geweld in afhankelijkheidsrelaties.

Het hoge aantal ongegronde meldingen (zie ervaringen in het buitenland 79% ongegronde meldingen) bij een meldplicht leidt tot onnodige overbelasting van het systeem en onnodige stigmatiserende onderzoeken, zonder duidelijke pluspunten voor bescherming van het slachtoffer.

Hierdoor ontstaat ook het risico dat de meldingen die uiteindelijk wél gegrond blijken te zijn, onvoldoende aandacht krijgen.

Draagvlak bij professionals

Bij het aanpakken en signaleren van geweld in afhankelijkheidsrelaties is de rol van professionals en het draagvlak voor de in te zetten maatregelen cruciaal. Uit onderzoek7 blijkt dat circa 82 procent van de ondervraagde professionals (3000 professionals) voorstander is van een verplichte meldcode. De Stuurgroep «Kindermishandeling» heeft in haar adviezen veel steun gegeven aan de invoering van een verplichte meldcode.

Sinds ik u op 18 januari 2011 (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 119) heb geïnformeerd over mijn overwegingen voor een meldcode of meldplicht, hebben veldpartijen mij aangeschreven en hun voorkeur uitgesproken voor een verplichte meldcode en een meldplicht afgeraden. De betrokkenheid van het veld en de bereidheid om mee te werken aan een verplichte meldcode is dus zeer groot. Dit stelt mij gerust.

Conclusie en vervolg

Op basis van het bovenstaande kom ik tot de conclusie dat een meldcode en de kennis om te kunnen signaleren, leiden tot een betere aanpak van geweld in huiselijke kring. Invoering van een meldplicht in dit kader leidt niet tot een betere aanpak, zo blijkt uit buitenlands onderzoek en dat leeft ook zo in het veld bij de professionals die ermee te maken hebben. Ik ben daarom voornemens een meldcode wettelijk verplicht te stellen. Ik ben van plan om het wetsvoorstel verplichte meldcode voor de zomer 2011 bij uw Kamer in te dienen. Ik zal in dit wetsvoorstel tevens een bepaling opnemen die professionals verplicht om zich zo nodig bij te scholen in het kader van het gebruik van de meldcode. Deze verplichting geeft een extra waarborg dat de signalering door professionals goed wordt uitgevoerd.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet, zal ik na instemming van uw Kamer een stevige implementatie inzetten. Dat houdt in dat professionals extra ondersteuning krijgen bij de implementatie van de wet.

Ik zal daartoe een Toolkit beschikbaar stellen bestaande uit:

  • A. Het landelijk basismodel meldcode (zie bijlage 1)8. De betrokken sectoren kunnen op basis hiervan de verplichte meldcode opstellen en implementeren voordat de wet er is. Er zijn inmiddels meer dan 15 000 exemplaren van het basismodel door professionals opgevraagd. Dit basismodel wil ik verder aanscherpen naar aanleiding van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

  • B. Ondersteunend trainingsmateriaal ontwikkelen en beschikbaar stellen, waaronder de basismodule «Werken met de meldcode» en E-Learning ontwikkelen voor verschillende beroepsgroepen in samenwerking met Augeo Foundation.

  • C. Checklist implementatie verplichte meldcode voor managers in instellingen.

  • D. Risico-taxatie instrumenten ontwikkelen en/of beschikbaar stellen.

In het voorjaar van 2011 zal ik een brede voorlichtingscampagne starten om de 1,5 miljoen professionals over het wetsvoorstel te informeren en te ondersteunen bij de voorbereidingen.

Daarnaast wil ik de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2011 een nulmeting laten verrichten naar beschikbaarheid van meldcodes binnen organisaties, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet. Indien de wet in werking treedt, zal ik de betrokken inspecties vragen de eerste vier jaar jaarlijks te rapporten. Als blijkt dat een verplichte meldcode onvoldoende resultaten oplevert en slachtoffers onvoldoende beschermd worden in onveilige situaties, dan kan op basis van die rapportages een heroverweging plaatsvinden.

Ik ben er van overtuigd dat met een verplichte meldcode bij signalen van geweld in huiselijke kring en een meldplicht bij signalen van geweld in een professionele setting, het signaleren en melden van geweld in afhankelijkheidsrelaties een krachtige impuls krijgt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


XNoot
1

Onderzoek meldcode, door Onderzoeksbureau Veldkamp, 2008.

XNoot
2

Brief Inspectie voor de Gezondheidszorg, 4 augustus 2010, kenmerk 2010-256132.

XNoot
3

Harries, M. & Clare, M. (2002). Mandatory reporting of child abuse: evidence and options. The University of Western Australia.

XNoot
4

Literatuurverkenning naar ervaringen met meldplicht in het buitenland, mei 2008.

XNoot
7

Tijdschrift Kindermishandeling, 1e jaargang, nummer 1, juni 2008 (resultaten van een digitale enquête onder 3 000 professionals, april 2008).

XNoot
8

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven