28 345
Aanpak huiselijk geweld

nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 maart 2010

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 9 maart heeft het lid Arib (PvdA) voor het spoeddebat van vandaag verzocht om een brief met het feitenrelaas rondom het gezinsdrama in Zierikzee. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Op zaterdagavond 6 maart 2010 heeft een 45-jarige man van Irakese nationaliteit (verder verdachte) in de woning waar zijn gezin op dat moment verbleef, twee van zijn drie kinderen doodgeschoten. Verdachte heeft zijn vrouw beschoten en vervolgens zelfmoord gepleegd. Zijn vrouw heeft het huis kunnen ontvluchten naar de buren waar haar andere zoon verbleef en heeft een schampschot opgelopen. Aan deze dramatische gebeurtenis zijn maanden voorafgegaan waarin op allerlei manieren is geprobeerd tot een oplossing te komen van de problematische situatie van het gezin. Hieronder schets ik de situatie vanaf september 2009 aan de hand van de feiten zoals die mij door betrokken instanties zijn aangereikt.

Op 8 september 2009 heeft de echtgenote aangifte gedaan van huiselijk geweld door haar man. De verdachte is nog diezelfde dag door de politie aangehouden. Eveneens op 8 september 2009 heeft de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland een tijdelijk huisverbod opgelegd, dat op 18 september 2009 is verlengd. Het gezin heeft geen gebruik willen maken van een safehouse.

Op 9 oktober 2009 is er tegen de verdachte aangifte gedaan van seksueel misbruik van zijn dochter.

Op 13 oktober heeft de burgemeester met de echtgenote en haar dochter gesproken en heeft hij hun geadviseerd zich te melden voor een verblijf in een «blijf van mijn lijf huis». Op 29 oktober heeft de echtgenote telefonisch contact gezocht met de burgemeester. Die heeft weer aangedrongen om naar een «blijf van mijn lijf huis» te gaan, maar de vrouw wilde dit niet. Op 2 november 2009 heeft de burgemeester een urgentieverklaring afgegeven voor andere woonruimte. De politie heeft daarop veilige woonruimte aangeboden, maar die is door de echtgenote geweigerd. Al die tijd zat de verdachte in voorlopige hechtenis.

Op 25 november 2009 stond de verdachte voor de politierechter in de Rechtbank Middelburg terecht terzake van huiselijk geweld. Die heeft de zaak vanwege de complexiteit van de zaak en de belangen van de slachtoffers verwezen naar de meervoudige kamer. De politierechter heeft tevens de voorlopige hechtenis geschorst onder de voorwaarden van behandeling en een gebieds- en contactverbod. Tegen deze beslissing stond gelet op artikel 406 Sv geen beroep open voor het OM.

Op 6 december 2009 is de verdachte opnieuw aangehouden vanwege ernstige bedreigingen van zijn gezin. Op grond daarvan heeft het OM de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd en die vordering is toegewezen.

Tevens zijn vanaf begin december beveiligingsmaatregelen voor het gezin getroffen.

Op 17 december 2009 is de zaak van huiselijk geweld behandeld door de meervoudige kamer van de Rechtbank Middelburg. Daarbij heeft het OM verzocht om de zaak aan te houden om de zaak met de nieuwe feiten gezamenlijk te behandelen en om nog een nadere psychiatrisch rapport over de verdachte te laten opstellen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en heeft op 30 december uitspraak gedaan (LJN BL6766). De verdachte is veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf waarvan twee maanden voorwaardelijk met proeftijd van 2 jaar. Daarbij zijn als bijzondere voorwaarden opgelegd dat de verdachte zich gedurende een jaar niet binnen een straal van 5 km binnen het woonadres van de echtgenote mag bevinden, dat hij op geen enkele wijze contact mag hebben met het slachtoffer en de dochter en dat hij zich onder behandeling zal stellen.

De door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijk gevangenisstraf was één maand zwaarder dan geëist. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend. Daardoor waren de in het vonnis opgelegde voorwaarden nog niet van kracht.

Op 18 januari 2010 heeft de verdachte zijn onvoorwaardelijke straf uitgezeten en is hij in vrijheid gesteld.

Bij brief van 27 januari 2010 heeft de burgemeester van Schouwen-Duiveland bij het OM aandacht gevraagd voor de zorgelijke situatie van het gezin. Hij heeft daarin aangegeven dat zijn mogelijkheden en die van de gemeente waren uitgeput. Hij heeft zijn zorg geuit over de veiligheid van het gezin vanwege het acute dreigingsniveau en het feit dat het gezin niet in een safehouse wilde verblijven.

Het OM heeft naar aanleiding van die brief op 1 februari 2010 de politie verzocht een actuele dreigingsinschatting op te stellen en een advies te geven over de te nemen beveiligingsmaatregelen. De vanaf december getroffen beveiligingsmaatregelen bleven van kracht. Op 10 februari 2010 heeft de politie de dreigingsinschatting aangeleverd aan het OM. Uit de analyse is gebleken dat de ernst en de waarschijnlijkheid van de dreiging hoog is. Tevens bleek dat de vrouw niet uit de woning wilde vertrekken. Toen is besloten dat de man zou worden aangehouden voor de feiten waarvan eerder aangifte was gedaan (o.a. zedenmisdrijf).

Op 13 februari 2010 is de man voor bedreiging en zedenmisdrijven (aangifte 9 oktober 2009) in bewaring gesteld door de rechter-commissaris. Op 23 februari 2010 is door de officier van justitie in raadkamer de gevangenhouding gevorderd. Tegen de wensen en het advies van het OM in is de voorlopige hechtenis op verzoek van de advocaat geschorst. De rechtbank heeft daarbij de voorwaarden gesteld dat de verdachte op geen enkele wijze contact zal hebben met zijn echtgenote en dochter. Het belang was dat de man bij overtreding van één van de voorwaarden direct zou kunnen worden aangehouden. De voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke veroordeling waren immers nog niet van kracht. Het OM heeft tegen de beslissing geen hoger beroep ingesteld, nu dat het risico met zich zou brengen dat het hof de voorlopige hechtenis helemaal zou opheffen. In dat geval zouden politie en Justitie niets meer in handen hebben gehad om te kunnen optreden indien nodig.

Het dossier dat de officier van justitie aan de raadkamer heeft verstrekt, bevat een proces-verbaal over de strafbare feiten met aangiften, verhoren en verder onderzoek. Het dossier bevat ook een proces-verbaal van de politie waarin melding wordt gemaakt dat het LEC (Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld) een rapport heeft opgemaakt «omdat er mogelijk eerwraak binnen het gezin van verdachte zou plaatsvinden». Het rapport zelf was nog niet beschikbaar. Een van de gronden van een vordering tot gevangenhouding betrof herhalingsgevaar. Daarbij werd verwezen naar de psychische gesteldheid van de verdachte alsmede naar de eerdere behandeling van de zaak van huiselijk geweld. De raadkamer heeft beslist op basis van het toen beschikbare dossier.

Op 3 maart is door het OM het advies van het LEC EG ontvangen. Hierin wordt geadviseerd het gezin elders te plaatsen omdat er mogelijk sprake zou zijn van eergerelateerd geweld. Naar aanleiding daarvan is gevraagd een update te maken van de dreigingsanalyse. Die update is niet meer gekomen.

Er is voor deze zaak een team grootschalige opsporing (TGO) gevormd. Het onderzoek is uiteraard nog in volle gang. Er worden getuigen gehoord. Ook de echtgenote en de zoon worden nader gehoord. Het gebruikte wapen maakt uiteraard deel uit van het onderzoek. Ook zal aandacht worden besteed aan vraag naar eventuele betrokkenheid van anderen. Verder kan ik thans geen mededelingen doen over het onderzoek.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven