28 325 Bouwregelgeving

Nr. 169 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 januari 2018

In de brief van 11 juli 2017 (Kamerstuk 28 325, nr. 165) heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de naleving van de onderzoeksplicht voor roestvaststaal in zwembaden. Eigenaren van zwembaden moesten voor 1 januari 2017 aantonen dat er geen gevaarlijk roestvaststaal meer in hun zwembad aanwezig was. Uit het nalevingsonderzoek bleek dat de meeste zwembaden hieraan nog niet voldeden. Dit was voor mijn ambtsvoorganger aanleiding om een brief te sturen aan burgemeester en Wethouders (B en W) van de gemeenten, die bevoegd gezag zijn voor de bouwregelgeving, met het verzoek de overdekte zwembaden te controleren en hem hierover te informeren voor 15 oktober 2017. Tegelijkertijd heeft hij gedeputeerde staten van alle provincies geïnformeerd omdat zij verantwoordelijk zijn voor het interbestuurlijke toezicht op de gemeenten. In deze brief informeer ik u over de reacties van de gemeenten. Ook beantwoord ik met deze brief de commissievragen van 14 september 2017 over de brief van 11 juli 2017.

Reacties van gemeenten

Driekwart van de gemeenten heeft gereageerd op het verzoek van mijn ambtsvoorganger. Op basis van de nu beschikbare informatie kom ik tot het volgende beeld. Ongeveer de helft van de zwembaden voldoet nu volledig aan de wet. Ten opzichte van het eerdere nalevingsonderzoek, waaruit bleek dat ongeveer 20% volledig voldeed is er dus sprake van een forse stijging van het aantal zwembaden dat inmiddels volledig aan de wet voldoet. Een zwembad voldoet pas volledig als er een onderzoek is uitgevoerd en al het gevaarlijke roestvaststaal is vervangen. Bij veel zwembaden die nog niet volledig voldoen is er wel een onderzoek uitgevoerd, maar is nog niet alles vervangen of heeft nog geen nacontrole plaatsgevonden. Vaak zijn in deze zwembaden de meeste onderdelen van gevaarlijk roestvaststaal al vervangen, maar is nog sprake van minder risicovolle restpunten.

Uit de reacties van gemeenten trek ik de conclusie dat gemeenten invulling geven aan hun toezicht- en handhavingstaak, maar dat dit nog niet in alle gevallen heeft geleid tot volledige naleving van de wet. Ik vind het belangrijk dat gemeenten erop toe zien dat uiteindelijk ieder zwembad volledig aan de onderzoeksplicht voldoet. Ik heb aan de provincies gevraagd om bij de invulling van hun interbestuurlijke toezicht de informatie over de uitkomsten van dit onderzoek en de reactie hierop van de gemeenten te betrekken. Met het eerstelijns toezicht door gemeenten en het aanvullend interbestuurlijke toezicht door provincies, acht ik het toezicht op de nog resterende werkzaamheden met betrekking tot het afronden van de onderzoeksplicht voldoende geborgd. De gemeenteraden kunnen hun college van burgemeester en wethouders aanspreken op het uitvoeren en afronden van de controles, opdat uiteindelijk alle eigenaren van zwembaden hun verantwoordelijkheid hebben genomen en ieder zwembad voldoet.

Reactie op commissievragen.

De leden van de D66-fractie vragen hoe ik terug kijk op het traject sinds het drama in Tilburg (2011) en of er niet te laat is geacteerd. Na het incident in 2011 is in 2011 en 2012 onderzoek uitgevoerd door de ILT1 en de risico’s zijn bij gemeenten onder de aandacht gebracht. In 2013 en 2014 is een nieuwe richtlijn opgesteld voor beoordeling van roestvaststaal. Ook is overleg gevoerd met de zwembadbranche, hetgeen heeft geresulteerd in een onderzoek door de zwembadbranche in 2015. Toen hieruit bleek dat de vrijwillige naleving nog onvoldoende was, is er op 1 juli 2016 een wettelijke onderzoeksplicht ingesteld. Ik constateer dat er direct actie is ondernomen in 2011 en steeds verder is opgeschaald. De volledige naleving kan uiteindelijk alleen op lokaal niveau worden bereikt door zwembadeigenaren en gemeentelijk toezicht hierop. Verder vragen deze leden hoeveel procent van de gemeentelijke zwembaden voldoet aan de ingestelde regelgeving. Ik heb dit beeld in mijn inleiding geschetst. Dit beeld geldt voor alle zwembaden inclusief gemeentelijke zwembaden. Voorts vragen deze leden of gemeenten «verplicht» zijn om een dwangsom op te leggen en wat er gebeurt als de gemeente eigenaar is van het zwembad. Uit de bouwregelgeving volgt dat het college van burgemeester en wethouders (B&W) van een gemeente een beginselplicht tot handhaven heeft als een zwembad niet voldoet aan de onderzoeksplicht. De beginselplicht tot handhaven geldt voor alle zwembaden dus ook de gemeentelijke zwembaden. B&W heeft wel beleidsvrijheid hoe te handhaven en over de inzet van handhavingsinstrumenten zoals een dwangsom. De gemeenteraad kan B&W aanspreken als hieraan geen goede invulling wordt gegeven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Het interbestuurlijke toezicht op gemeente lag tot 1 oktober 2012 bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (voorheen VROM-Inspectie) en is daarna overgegaan naar de provincies.

Naar boven