28 325 Bouwregelgeving

Nr. 161 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2016

In de brief van 14 april 2016 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2293) met de beantwoording van Tweede Kamervragen over veiligheidsnormen voor gemeentelijke bruggen en viaducten heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu toegezegd dat ik een verkennend onderzoek zou uitvoeren naar de toepassing van het Bouwbesluit 2012 bij de beoordeling van bestaande bruggen door gemeenten.

Dit onderzoek is in opdracht van mij uitgevoerd door Meged Engineering & Consultancy en heeft geresulteerd in het bijgaande rapport «Verkennend onderzoek: Toepassing bouwregelgeving bij beoordeling van bestaande bruggen door gemeenten» dd. 4 november 2016. Het onderzoek treft u hierbij aan1.

Uitkomsten onderzoek

Uit het onderzoek volgt dat gemeenten tegen problemen aanlopen bij het beoordelen van bestaande bruggen en viaducten met behulp van de normen NEN 8700 en NEN 8701, die het Bouwbesluit 2012 voorschrijft. De verkeersbelastingen waarmee moet worden gerekend zijn afgeleid uit metingen op autosnelwegen, en hoger dan waarmee de bruggen in het verleden (tot 2007) zijn ontworpen. NEN 8701 geeft daarom reductiefactoren voor deze belastingen die kunnen worden toegepast voor gemeentelijke bruggen en viaducten. Ondanks deze reductiefactoren en de gunstige rekenfactoren in NEN 8700 voor bestaande bouw is er echter een gerede kans dat de bestaande bruggen en viaducten rekenkundig niet aan deze normen voldoen. De voorschriften staan wel toe dat men rekent met de daadwerkelijke verkeersbelastingen op een bestaande brug of viaduct, maar hiervoor moet men dure verkeersmetingen uitvoeren en analyseren.

Gemeenten betwijfelen of afkeuring volgens NEN 8700 en 8701 van goed functionerende en onbeschadigde bruggen in alle gevallen nodig is. Dit betreft zowel de gemeentelijke beheerders van de bruggen als de gemeentelijke afdelingen bouw- en woningtoezicht. Het algemene beeld dat uit het onderzoek naar voren komt is dat gemeenten op dit moment daarom geen overhaaste beslissingen nemen als het gaat om het aanpassen, vernieuwen of afsluiten van bestaande bruggen en viaducten die geen tekenen van veroudering of schade hebben of die geen functiewijziging ondergaan. De bouwregelgeving geeft gemeenten ook deze ruimte.

Uit de regelgeving volgt verder dat de veiligheid van bestaande bruggen en viaducten op een andere wijze dan volgens NEN 8700 en NEN 8701 mag worden bepaald. Het Bouwbesluit kent namelijk het principe van gelijkwaardigheid. Dit geeft gemeenten de ruimte om akkoord te gaan met een gelijkwaardige bepalingsmethode zoals bijvoorbeeld kan worden vastgelegd in een CUR-aanbeveling. Op initiatief van enkele provincies en grote gemeenten wordt momenteel gewerkt aan een CUR-aanbeveling voor de beoordeling van bruggen en viaducten bij decentrale overheden. Ook TNO en Rijkswaterstaat zijn betrokken bij deze CUR-aanbeveling. Deze CUR-aanbeveling is naar verwachting medio 2017 beschikbaar. In het kader van deze aanbeveling worden de verkeersmetingen die zijn gebruikt bij de vaststelling van verkeersbelastingen in de normen nader geanalyseerd en ontdaan van zwaar verkeer dat een ontheffing nodig heeft op grond van de Wegenverkeerswet. Dit zal leiden tot lagere verkeersbelastingen dan volgend uit NEN 8701. Deze lagere belastingen lossen het probleem voor gemeenten echter maar beperkt op. Er is verder onderzoek, in de vorm van verkeersmetingen, nodig om te kunnen beoordelen of verdere reducties verantwoord zijn. De initiatiefnemers van de CUR-aanbeveling willen een gezamenlijke aanpak hiervan door rijksoverheid, provincies en gemeenten.

Reactie op onderzoek

Ik kan mij vinden in het feit dat gemeenten geen overhaaste stappen nemen als het gaat om het aanpassen, vernieuwen of afsluiten van in goede staat verkerende bruggen en viaducten. Gemeenten maken hierbij gebruik van de ruimte die de bouwregelgeving hiervoor geeft. Met het opstellen van een CUR-aanbeveling zorgen de gemeenten samen met de provincies dat er een landelijk kader komt voor de beoordeling of hun bestaande bruggen en viaducten veilig zijn voor weggebruikers. Ik waardeer deze landelijke en zorgvuldige aanpak. Het verder uitvoeren van verkeersmetingen past hierin. Hoewel ik het de verantwoordelijkheid vind van gemeenten en provincies om deze metingen uit te voeren – het zijn uiteindelijk hun bruggen en viaducten – is ondersteuning hiervan vanuit de rijksoverheid op zijn plaats. Deze ondersteuning gebeurt door de inzet van deskundigheid van Rijkswaterstaat binnen de commissie die CUR-Aanbeveling opstelt. Ik zal de verdere ontwikkeling van de CUR-Aanbeveling volgen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven