28 286 Dierenwelzijn

28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

Nr. 816 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2015

In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken over het jaar 2014 is als streefwaarde voor het aantal integraal duurzame stallen voor eind 2014 het percentage van 10% vastgesteld. Het gaat hierbij om het percentage integraal duurzame stallen van het totaal in dat jaar in gebruik zijnde stallen. Om de voortgang vast te leggen is er, net zoals in voorgaande jaren, een monitor uitgevoerd door Wageningen UR Livestock Research, in samenwerking met het LEI en de Stichting Milieukeur. Hierbij bied ik u de resultaten van de zevende monitoringsrapportage aan met peildatum 1 januari 20151.

Opzet van de monitor duurzame stallen

De monitor maakt onderscheid tussen verschillende categorieën integraal duurzame stallen. Bij al deze stallen is de integrale duurzaamheid gewaarborgd door een subsidiebeschikking of door certificaten. Het gaat om de volgende categorieën:

  • Stallen op biologische veehouderijbedrijven;

  • Stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij;

  • Stallen die voldoen aan het Milieukeurcertificaat;

  • Stallen die voldoen aan de voorwaarden van de Investeringsregeling integraal;

  • duurzame stallen;

  • Stallen onder het Beter Leven Kenmerk;

  • Stallen onder de Keten Duurzaam Varkensvlees.

Ook is het aantal dierplaatsen in deze stallen opgenomen.

Resultaten

Op 1 januari 2015 waren er in Nederland ongeveer 81.000 stallen. Het aandeel gerealiseerde duurzame stallen bedroeg op 1 januari 2015 in totaal 11,3%. Tussen de sectoren zijn er verschillen: het percentage loopt uiteen van 6,3% in de rundveehouderij tot 21,7% in de varkenshouderij en 32,1% in de pluimveehouderij. Het aandeel duurzame stallen dat in voorbereiding is, bedraagt 0,9% van het totaal aantal stallen. Als deze stallen allemaal gerealiseerd worden, bedraagt eind 2015 het aandeel integraal duurzame stallen 12,2%. Het percentage dierplaatsen in integraal duurzame stallen ten opzichte van het totaal aantal dierplaatsen bedroeg in de rundveehouderij 15,9%. In de varkenshouderij en pluimveehouderij zijn deze percentages respectievelijk 36,3% en 35%. De percentages integraal duurzame dierplaatsen liggen hoger dan de percentages integraal duurzame stallen.

Reactie

Ik concludeer dat de doelstelling van 10% voor eind 2014 is gerealiseerd. Per sector verschilt de situatie. De doelstelling is reeds gerealiseerd voor de pluimveehouderij en de varkenshouderij, maar ondanks een gestage groei in het percentage integraal duurzame stallen blijft de rundveehouderijsector tot nu toe achter. Wel groeit het aantal integraal duurzame rundveestallen in absolute aantallen de laatste 2 jaar harder dan in de andere diercategorieën als gevolg van vervanging en uitbreiding van technisch-economisch afgeschreven melkveestallen. Maatschappelijke wensen en aanscherping van wettelijke eisen zullen de komende tijd eveneens drijfveren blijven voor nieuwbouw. Het ontstaan van nieuwe duurzame houderijconcepten zal daarbij een extra impuls geven aan de groei van het aantal integraal duurzame stallen.

Volgend jaar zal ook de plusstal-ambitie van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij worden gemonitord in de monitor duurzame stallen. De plusstal geldt als basisniveau voor verduurzaming in de veehouderij bij nieuwbouw van stallen (Kamerstuk 28 973, nr. 139).

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven