28 286 Dierenwelzijn

Nr. 781 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 februari 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 13 december 2014 over het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen (Kamerstuk 28 286, nr. 775).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 januari 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 2 februari 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van commissie, De Vos

Inhoudsopgave

Blz.

       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

3

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

6

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

7

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

7

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

8

       

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

10

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen en zijn tevreden dat er vervolg wordt gegeven aan het regeerakkoord. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat voor dieren die op het moment van inwerkingtreding van de Regeling houders van dieren al worden gehouden een overgangsregime van toepassing zal zijn. Kan de Staatssecretaris een gedetailleerde uitleg geven met betrekking tot de uitwerking van dit overgangsregime? En kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre het voor de circussen haalbaar is om de ingangsdatum van het verbod op 15 september 2015 in te laten gaan? Dit in verband met de seizoensplanning van de circusacts.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het verbod op wilde dieren in een circus op 15 september 2015 zal ingaan. Verschillende instanties zoals Wilde Dieren de Tent Uit en Stichting AAP hebben aangegeven te willen ondersteunen in de permanente opvang van de wilde zoogdieren. Wat zijn de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van de wilde dieren die nu nog in het circus gehouden worden en per 15 september 2015 daar niet meer gehouden mogen worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Deze leden zijn al langer tegenstander van het gebruik van wilde dieren in circussen en zijn tevreden dat de Staatssecretaris het initiatief neemt om hetgeen in het regeerakkoord is afgesproken uit te voeren. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen waar ze de Staatssecretaris verzoeken op in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie vinden het van het grootste belang dat voor de wilde dieren in de Nederlandse circussen adequate opvang wordt geregeld. Deze leden vragen daarom aan de Staatssecretaris welke opvang voor deze dieren geregeld is. Indien deze opvang nog niet geregeld is willen zij graag van de Staatssecretaris weten op welke termijn deze opvang wordt geregeld en door welke organisatie. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of zij alles wil doen om te voorkomen dat deze dieren in een niet-adequate opvang terechtkomen of, erger nog, worden afgemaakt. Deze leden zijn ook benieuwd hoe de Staatssecretaris zal voorkomen dat de wilde dieren in de Nederlandse circussen naar circussen in het buitenland verdwijnen. Daarnaast zijn zij eveneens benieuwd hoe de Staatssecretaris wil voorkomen dat de circussen zich samen met de wilde dieren naar het buitenland verplaatsen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Deze leden vonden dat Nederland door een gebrek aan regulering het afvalputje van Europa dreigde te worden en achtten een vorm van regulering noodzakelijk.

De leden van de SP-fractie zijn niet ten principale tegen wilde dieren in het circus maar zij vinden dat (circus)dieren op een natuurlijke manier gehouden moeten worden en natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen. In de circusomgeving is dit voor veel wilde dieren in de praktijk niet te realiseren. Om deze reden zijn deze leden voorstander van een positieflijst op basis van wetenschappelijke criteria voor wilde dieren in een circus. Tamme dieren in het circus zoals honden en paarden kunnen wel degelijk op een verantwoorde manier, aldus de leden van de SP-fractie. Voor wilde dieren moet voor de positieflijst wetenschappelijk aangetoond kunnen worden dat ze verantwoord gehouden kunnen worden in een circusomgeving met behoud van natuurlijk gedrag. Veel dieren vallen hierdoor af, waaronder olifanten en grote roofdieren zoals leeuwen en tijgers. Voorts zijn deze leden van mening dat er strenge welzijnseisen moeten komen voor (onder andere) hokgrootte en vervoer voor circusdieren. Hoewel vanuit een andere aanvliegroute, kunnen zij zich in hoofdlijnen vinden in het voorgestelde ontwerpbesluit. Wel hebben zij nog enkele kritische vragen.

De leden van de SP-fractie willen graag weten wat er gebeurt met circusdieren die voorheen in Nederland optraden en na ingang van het ontwerpbesluit verboden zijn. Hoe heeft de Staatssecretaris opvang van ex-circusdieren geregeld? Wordt er overleg gevoerd met de in Nederland gevestigde circussen over de opvang van de circusdieren? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid om een overleg te initiëren met de circussen over de opvang van de circusdieren?

Is de Staatssecretaris bereid om bindende houdvoorschriften over (onder andere) hokgrootte en vervoer op te stellen voor circusdieren die nog wel in het circus blijven optreden? Kan de Staatssecretaris aangeven welke regelgeving al van toepassing is betreffende dierenwelzijn van circusdieren en hoe hierop gecontroleerd en gehandhaafd wordt? Wil zij ingaan op het voorbeeld van de kameel: wordt in de huidige regelgeving geregeld dat deze circusdieren voldoende bewegingsvrijheid en een hok dat groot genoeg is krijgen? Zo nee, wat gaat de Staatssecretaris doen om dit te bewerkstelligen? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe in de praktijk waterdieren als eenden toegang tot water wordt verschaft en of hier regelgeving over bestaat? Welke dierenwelzijnsvoorschriften bestaan er betreffende het houden van roofvogels bij roofvogelshows?

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om houdvoorschriften op te stellen voor dierentuindieren. Sommige dierentuindieren worden op een goede manier gehouden waarbij de dieren genoeg bewegingsvrijheid hebben en in afdoende mate natuurlijk gedrag kunnen vertonen, maar anderen -vooral die in kleiner behuisde dierentuinen- hebben minder bewegingsvrijheid en niet genoeg ruimte voor natuurlijk gedrag. Deze leden zien ruimte voor verbetering en een opdracht aan de Staatssecretaris om dit te bewerkstelligen. Welke verbetertrajecten lopen er momenteel in dierentuinen? Hoe staat het met de uitwisseling van «best practices» waar in de periode van 2007–2010 mee is begonnen? Welke concrete verbeteringen zijn hieruit voortgekomen? Welke overleggen zijn er hierover vanuit het ministerie met dierentuinen?

De leden van de SP-fractie vragen wat in de visie van de Staatssecretaris de verhouding is tussen de positieflijst en het verbod op wilde dieren in het circus. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de lijsten in de praktijk naast elkaar functioneren? Zijn er bijvoorbeeld wilde dieren die in de praktijk in circussen gebruikt worden maar nu verboden worden, die op de positieflijst of op de paarse lijst staan? Zo ja, hoe wordt hiermee omgegaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie staan kritisch ten opzichte van de juridische houdbaarheid van het voorliggende ontwerpbesluit. Om die reden zouden deze leden de Staatssecretaris willen verzoeken om een eventueel gewijzigd ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen samen met het advies van de Raad van State naar de Kamer te sturen voordat deze wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

De leden van de CDA-fractie pleitten er voor dat er Europese dierenwelzijnsregels komen die van toepassing zijn op circussen. Circussen trekken over grenzen en daarom is een Europees kader wenselijk. Deze reizende gezelschappen moet het redelijkerwijs in de ogen van deze leden niet onmogelijk gemaakt worden om hun brood te verdienen. De Europese Unie heeft in begin 2006 aangegeven te komen tot Europese regelgeving voor het houden en laten optreden van dieren in circussen per diersoort. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer Europese regelgeving verwacht kan worden? De leden van de CDA-fractie zijn met name een voorstander van Europese regelgeving voor dieren in het circus, omdat het dierenwelzijn in een aantal lidstaten daardoor naar het Nederlandse niveau gebracht kan worden en dus duidelijk zal verbeteren. Dat is winst voor het welzijn van circusdieren in de gehele Europese Unie. Heeft de Staatssecretaris deze Europese beleidsroute overwogen? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen de Staatssecretaris welke stappen zij heeft gezet om Europese dierenwelzijnsregels voor circusdieren te bepleitten? Welke stappen heeft zij gezet om een verbod op het gebruiken in circussen van in het wild gevangen dieren Europees te realiseren? Wordt de verantwoordelijkheid voor het welzijn van circusdieren, met het voorliggende voorstel, niet verlegd naar het buitenland?

Ten algemene, vragen de leden van de CDA-fractie aan de Staatssecretaris om toe te lichten wat en of er verschillen zijn tussen gedomesticeerde zoogdieren, zoogdieren die geboren zijn als gehouden dieren, en dieren die gevangen zijn in het wild. Waarom maakt de Staatssecretaris geen onderscheid in haar verbod tussen deze verschillende groepen dieren? Waarom is er niet voor gekozen om een uitzondering te maken op het verbod voor in gevangenschap geboren dieren? En om welke reden is bijvoorbeeld de Indische olifant volgens de Staatssecretaris geen gedomesticeerd zoogdier. In paragraaf 2.2 wordt verwezen naar een maatschappelijke discussie. Welke omvang moet een maatschappelijke organisatie in de ogen van de Staatssecretaris hebben om aangemerkt te worden als uiting van een maatschappelijke discussie?

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat vooraf aan het naar buiten brengen van het voorliggende ontwerpbesluit de laatste keer dat er contact was met de Organisatie van de Nederlandse Vereniging van Circusondernemingen (NVCO) mei 2013 was. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Waarom zijn de circussen in het geheel niet betrokken bij het verbod dat hun broodwinning raakt? Heeft de NVCO de kans gekregen een schriftelijke reactie te geven op het voorliggende voorstel? Zo nee, waarom niet?

Deze leden stellen vast dat de aanbevelingen van Wageningen Universiteit in haar rapport «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland» van maart 2009 niet worden opgevolgd. Waarom heeft de Staatssecretaris er niet voor gekozen om door middel van wettelijke regelgeving minimumeisen te stellen aan het houden en gebruiken van dieren in circussen, zo vragen deze leden. Voor sommige dieren die een grote symbolische waarde hebben voor het circus, met name voor de leeuw en de olifant, zouden minimumeisen die strikt gehandhaafd worden zeer te prefereren zijn. Heeft de Staatssecretaris deze optie overwogen? Zo nee, waarom niet? Zijn er toch mogelijkheden om deze dieren onder strikte voorwaarden, bijvoorbeeld door gezamenlijke afspraken van circussen met de overheid, het vertonen en reizen met deze dieren in circussen toe te staan?

Op basis van welke criteria worden sommige zoogdieren niet toegelaten en andere wel? Is er een beoordeling geweest van diersoorten? Zo ja, zou de Kamer hiervan kennis mogen nemen? Zo nee, waarom niet? En op welke wijze is bepaald welke dieren wel in de tent mogen optreden en welke niet? In hoeverre is adaptief gedrag van dieren meegenomen in onderzoeken naar natuurlijk gedrag? Beschikt de Staatssecretaris over empirisch bewijs uit onderzoeken waarin het lijden van circusdieren is gedocumenteerd? Zo ja, zou de Staatssecretaris deze informatie willen delen met de Kamer?

De leden van de CDA-fractie zetten vraagtekens bij de eisen die gesteld worden aan de vrijwaring van beperking van natuurlijk gedrag van artikel 1.3 lid drie Wet Dieren. In hetzelfde artikel 1.3 lid drie worden de voorwaarden voor de zorg van dieren genuanceerd met de bepaling «wat redelijkerwijs kan worden verlangd». Het instellen van een verbod gaat heel wat verder dan natuurlijk gedrag niet-beperken voor zover redelijkerwijs kan worden verlangd. In 2.5.2 van de nota van toelichting staat dat er is gekozen voor een verbod op de vertoning en het vervoer van wilde zoogdieren ten behoeve van een circus of ander optreden omwille van het rondreizende karakter. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten in hoeverre een verbod proportioneel is ten opzichte van de bepaling «wat redelijkerwijs kan worden verlangd». Zij vragen in hoeverre de Staatssecretaris heeft overwogen om voorwaarden te stellen die redelijkerwijs verlangd kunnen worden aan het tonen, houden en reizen met dieren voor deelname in circussen. Is de analyse van welke voorwaarden nodig zouden zijn en gesteld zouden kunnen worden beschikbaar? De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het onderzoek van Wageningen Universiteit van maart 2009 goede handvaten biedt voor mogelijke voorwaarden. Is de Staatssecretaris dit eens met deze leden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om een grondige onderbouwing voor de inbreuk van de interne markt voor het vrij verkeer van diensten door het instellen van een verbod op het tonen van en vervoeren van circusdieren. Het verbod van artikel 4.14 van het ontwerpbesluit vormt een inbreuk op het vrij verkeer van diensten, zoals vermeld in de nota van toelichting. Deze inbreuk wordt gerechtvaardigd op basis van de openbare orde. Is er jurisprudentie waarin nationale regels ten behoeve van dierenwelzijn, die een inbreuk vormen voor de interne markt, gerechtvaardigd zijn op basis van de openbare orde? In hoeverre mogen lidstaten inbreuk maken op het vrij verkeer van diensten met nationale maatregelen? Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten waarom bepaalde zoogdieren in Nederland verboden moeten worden ten behoeve van de openbare orde? Welke argumentatie en bewijs toont aan dat dit noodzakelijk is? In de desbetreffende paragraaf van de nota van toelichting wordt ingegaan op de afweging van de belangen van de waarde van het dier en de dienst, het optreden met bepaalde dieren. Deze afweging gaat niet in op de vraag of deze maatregel proportioneel is ten opzichte van de inbreuk op het vrij verkeer van diensten. De leden van de CDA-fractie verzoeken de Staatssecretaris om de proportionaliteit ten opzichte van het vrij verkeer van diensten ten opzichte van de maatregel op een nationaal verbod op het houden en tentoonstellen van bepaalde dieren. Is een verbod proportioneel om het dierenwelzijn voor bepaalde dieren te verbeteren? Mede in het licht dat de nationale maatregel proportioneel moet zijn ten aanzien van het doel van de maatregel (zie de zaak van het Europees Hof Arblade paragraaf 35) vragen deze leden aan de Staatssecretaris om een verdergaande onderbouwing van de proportionaliteit van de nationale maatregel om een verbod in te stellen.

Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie hoe wordt voorzien in mogelijke opvang voor de dieren die onder het verbod komen te vallen? Worden er criteria gesteld aan de kwaliteit van de opvang, zo vragen deze leden. En wie betaalt de kosten van deze opvang? Welke financiële middelen zijn voor opvang en of dit beleid gebudgetteerd? Worden dompteurs gesteund in een overstap naar het trainen met andere dieren of een vestiging in het buitenland?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Het langverwachte – en enigszins vertraagde – besluit voldoet in hoge mate aan de verwachtingen van deze leden. Zij kunnen zich voor een groot deel vinden in de nota van toelichting.

De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de omstandigheden voor wilde dieren in het circus leiden tot een ernstige beperking in de mogelijkheid voor deze dieren om natuurlijk gedrag te vertonen. Evenals de Staatssecretaris zien zijn een substantieel risico op fysiek en fysiologisch ongerief, pijn verwonding en ziektes, en angst en chronische stress. Zij zien een fundamenteel verschil tussen rondreizende circussen en dierentuinen, gezien de veel strengere eisen die aan laatstgenoemden gesteld kunnen worden. Deze leden voelen wel enige spanning met andere evenementen waarbij het natuurlijk gedrag ver is afgedreven, zoals bij dieren die gebruikt worden in het Dolfinarium. Gelden hiervoor immers niet dezelfde omstandigheden ten aanzien van aangeleerd in plaats van natuurlijk gedrag, en ontbreken hier niet belangrijke componenten van kenmerken die wel aanwezig zijn bij dierentuinen, zoals de bescherming van wilde dieren, de instandhouding van diersoorten, educatie en wetenschappelijk onderzoek?

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier wordt voorzien in de opvang van de dieren die straks niet meer gebruikt kunnen worden in het circus. Op welke manier biedt de Staatssecretaris ondersteuning aan een adequate transitie van deze dieren naar een nieuw onderkomen? Op welke termijn denkt de Staatssecretaris dat dit wordt opgelost? Voorziet de Staatssecretaris door het verbod in een (beperkt) waterbedeffect in de richting van extra gebruik van kamelen, dromedarissen, alpaca’s en lama’s?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen of «andere optredens». Deze leden hebben hierbij enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat het tegennatuurlijke gedrag dat wilde dieren in circussen wordt aangeleerd, de krappe huisvesting en het voortdurende gereis op gespannen voet staan met een goede zorg voor dierenwelzijn en de intrinsieke waarde van dieren. Zij kunnen zich dan ook vinden in het ontwerpbesluit om de deelname van wilde dieren aan circussen te verbieden.

Deze leden vragen de Staatssecretaris nader te onderbouwen waarom een uitzondering wordt gemaakt voor de kameel, dromedaris, alpaca en lama.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de bestemming van wilde dieren die onder het verbod vallen en die straks niet meer in circussen gebruikt morgen worden. Op welke wijze gaat de Staatssecretaris borgen dat deze dieren niet gebruikt gaan worden in circussen waar het met het dierenwelzijn slechter is gesteld dan in Nederland. Is de Staatssecretaris bereid om met opvangcentra en dierentuinen in Nederland in gesprek te gaan over de opvang van deze dieren?

Deze leden constateren dat het verbod alleen geldt voor zoogdieren. In hoeverre is hier sprake van een relatie met de positieflijst voor zoogdieren? Zal het verbod worden uitgebreid met andere diercategorieën als hier ook positieflijsten voor komen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien een duidelijk onderscheid tussen circussen enerzijds en dierentuinen en bijvoorbeeld het Dolfinarium anderzijds. In dierentuinen zijn wilde dieren veel beter in staat om natuurlijk gedrag te vertonen en worden over het algemeen geen kunstjes aangeleerd. Daarnaast hebben dierentuinen een belangrijke educatieve functie en dragen ze bij aan de bescherming van bedreigde diersoorten. Kan de Staatssecretaris klip en klaar toezeggen dat dit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen geen opmaat is om het houden van wilde dieren in dierentuinen en het Dolfinarium te beperken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met tevredenheid kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris constateert dat het houden en optreden van wilde dieren in rondreizende circussen tegenstrijdig is met de intrinsieke waarde van het dier. Zij hebben nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan de Staatssecretaris om inhoudelijk toe te lichten waarom de wilde diersoorten kameel, dromedaris, alpaca en lama niet vallen onder het ontwerpbesluit. Daarnaast vragen deze leden aan de Staatssecretaris of er op dit moment gesprekken plaatsvinden over de opvang van de wilde circusdieren die vallen onder dit verbod.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met veel vreugde kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. De Staatssecretaris regelt in dit besluit dat het gebruik van wilde zoogdieren in circussen met ingang van 15 september 2015 in Nederland verboden zal zijn. Deze leden zijn blij dat met dit besluit invulling wordt gegeven aan de belofte in het regeerakkoord om een verbod in te stellen op het gebruik van wilde dieren in circussen. Zij merken op dat veel mensen zich afvroegen waarom het zo lang duurde voordat deze afspraak in het regeerakkoord leidde tot een daadwerkelijk verbod. Ook de leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben de Staatssecretaris herhaaldelijk verzocht het beloofde verbod te realiseren. Het is de hoogste tijd dat Nederland het gebruik van dieren in circussen aan banden gaat leggen en deze leden danken de Staatssecretaris dan ook voor het voorliggende ontwerpbesluit. Zij willen hier graag een aantal opmerkingen over maken en nog enkele vragen stellen.

Allereerst willen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie hun grote waardering uitspreken voor de onderbouwing van het besluit. Niet alleen dierenwelzijn, maar ook respect voor het dieren is grondslag voor het besluit. De Staatssecretaris erkent in de nota van toelichting de maatschappelijke trend dat de belangen van dieren steeds zwaarder meewegen op basis van de intrinsieke waarde van het dier. Nog los van de problemen die het leven in een circus opleveren voor het welzijn en de gezondheid van de dieren, is het de vraag of je dieren in hun intrinsieke waarde zou mogen aantasten ten behoeve van het vermaak van de mens. De Staatssecretaris constateert terecht dat dat in de samenleving steeds minder toelaatbaar wordt geacht, en sluit zich daarbij aan. Zij komt tot de conclusie dat de aantasting van het welzijn en de integriteit van niet-gedomesticeerde zoogdieren in het circus niet kan worden gerechtvaardigd door de belangen van de circussen, trainers en publiek, zijnde traditie, economisch belang en vermaak, omdat de aantasting van het welzijn en de integriteit voor deze dieren substantieel zijn en de belangen van de circussen, trainers, verhuurders en publiek beperkt. De Staatssecretaris is van mening dat een verbod voorts recht doet aan de groeiende tendens in de samenleving dat het belang van het dier zwaarder wordt gewogen dan het belang van de mens, indien het belang van de mens vermaak betreft.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn het daar van harte mee eens en merken met instemming op dat het kabinet blijk geeft van de bereidheid vanuit een fundamenteler perspectief te kijken naar diergebruik en de problemen die dat met zich meebrengt en de weging over de toelaatbaarheid van het gebruik van dieren niet te beperken tot de aantasting van het welzijn en de gezondheid van de betreffende dieren. Ook de intrinsieke waarde van het dier telt, en hoewel deze erkenning al sinds de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een wettelijke grondslag biedt om diergebruik aan banden te leggen, is daar de afgelopen decennia nauwelijks gebruik van gemaakt. Deze leden vinden het een goed

teken dat in het besluit om het gebruik van wilde zoogdieren in circussen te verbieden expliciet duidelijk wordt gemaakt dat menselijke belangen niet per definitie een rechtvaardiging kunnen zijn voor het gebruik van dieren als de integriteit van het dier daardoor wordt aangetast. Zij zijn verheugd dat de Staatssecretaris hier erkent dat het menselijke belang van vermaak en traditie niet zwaarder weegt dan de intrinsieke waarde van het dier, en moedigt haar aan dit perspectief ook bij andere vormen van diergebruik explicieter te hanteren. De door de Staatssecretaris zelf geconstateerde verschuiving in de maatschappelijke opvattingen over de omgang met dieren kan zo breder worden ingebed in het denken over dieren door de Nederlandse regering.

Het besluit regelt dat vanaf 15 september 2015 geen olifanten, tijgers, leeuwen en giraffen meer door Nederland mogen worden rondgetrokken ten behoeve van optreden in circustenten, op evenementen of in (reclame)films. Dat betekent dat het verbod op het gebruik van deze wilde dieren niet alleen geldt voor optredens in circussen, maar ook op andersoortige evenementen. Deze dieren mogen daartoe ook niet langer meer worden verhuurd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij met de reikwijdte van het besluit op dit punt. Wel vragen deze leden zich het volgende af. In het regeerakkoord is aangekondigd dat er een verbod zou komen op het gebruik van wilde dieren. Waarom heeft de Staatssecretaris er voor gekozen om zich bij het realiseren van het aangekondigde verbod te beperken tot zoogdieren? Zou het, mede gelet op de onderbouwing van het besluit, niet logischer zijn om ook vogels en reptielen onder het verbod te laten vallen, omdat ook bij het gebruik van deze dieren er eveneens sprake is van aantasting van integriteit en welzijn van het dier? Is de Staatssecretaris bereid het verbod uit te breiden naar vogels en reptielen?

Gelet op de erkenning dat wilde (zoog)dieren in circussen ernstig lijden door onder meer de onmogelijkheid natuurlijk gedrag te vertonen, dieronvriendelijke trainingsmethoden, ruimtegebrek en frequente en langdurige transportsituaties wekt het voorts de nodige verbazing dat kamelen, lama’s, alpaca's en dromedarissen -veel gebruikte dieren in circussen en bij evenementen- niet onder het verbod vallen zoals de Staatssecretaris nu voorstelt. In het Dierentuinenbesluit worden deze dieren als wilde zoogdieren gedefinieerd. Waarom kiest de Staatssecretaris ervoor om een verbod in te voeren op het gebruik van wilde zoogdieren in circussen, maar niet op alle wilde zoogdieren? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat niet logisch en wijzen erop dat ook voor deze wilde zoogdieren geldt dat hun welzijn en integriteit in het geding zijn voor het vermaak van de mens, terwijl de Staatssecretaris redeneert dat dat niet gerechtvaardigd is. Deze leden dringen er dan ook bij de Staatssecretaris op aan om deze omissie te herstellen en het gebruik van kamelen, lama’s, alpaca’s en dromedarissen alsnog onder het verbod te laten vallen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat het verbod op het gebruik van wilde zoogdieren in entertainment op korte termijn een kritische bezinning rechtvaardigt op soortgelijke vormen van diergebruik. De meest in het oog springende is daarbij het gebruik van zeezoogdieren in het Dolfinarium. Deze leden hebben gemerkt dat veel mensen zich naar aanleiding van het nieuws over het voorliggende verbod op het gebruik van wilde circussen hebben afgevraagd waarom het in gevangenschap houden van dolfijnen wat de Staatssecretaris betreft niet ter discussie is gesteld. Deelt de Staatssecretaris de mening dat de rechtvaardiging van het gebruik van zeezoogdieren in dolfinaria voor het vermaak van mens ook toe is aan een kritische beoordeling? Zo nee, waarom niet?

Deze leden hebben vernomen dat de dierenbeschermingsvereniging Wilde Dieren de Tent Uit opvang aanbiedt voor alle wilde dieren in circussen in Nederland. De opvang van de dieren is niet geregeld in het voorliggende besluit. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij afspraken heeft gemaakt met Wilde Dieren de Tent Uit over een goede opvang voor de dieren die nu nog in circussen worden gebruikt of op andere manieren waarborgt dat deze dieren op een goede opvangplek terecht komen? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie krijgen graag een uiteenzetting van de plannen op dit punt.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Met deze brief beantwoord ik de vragen van de leden van een achttal fracties van de Tweede Kamer betreffende het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het verbod op deelname met zoogdieren behorende tot wilde diersoorten aan circussen en andere tentoonstellingen en op vervoer van die dieren ten behoeve daarvan (Kamerstuk 28 286, nr. 775).

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen en zijn tevreden dat er vervolg wordt gegeven aan het regeerakkoord. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat voor dieren die op het moment van inwerkingtreding van de Regeling houders van dieren al worden gehouden een overgangsregime van toepassing zal zijn.

Kan de Staatssecretaris een gedetailleerde uitleg geven met betrekking tot de uitwerking van dit overgangsregime?

De passage waarnaar de leden van de VVD-fractie verwijzen, gaat over het overgangsregime van de huisdierenlijst (positieflijst). Bij brief van 2 juli 2014 (Kamerstukken II, 2013/14, 31 389, nr. 145) bent u geïnformeerd over de overgangsregeling. Uw Kamer is over de laatste stand van zaken ten aanzien van de huisdierenlijst op 28 januari jl. geïnformeerd.

En kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre het voor de circussen haalbaar is om de ingangsdatum van het verbod op 15 september 2015 in te laten gaan? Dit in verband met de seizoensplanning van de circusacts.

Ik heb gekozen voor de datum van 15 september 2015 om circussen de gelegenheid te geven zich aan te passen. Ik schat in dat dit een haalbare datum is, omdat slechts een beperkt aantal acts mogelijk zal moeten worden gewijzigd.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het verbod op wilde dieren in een circus op 15 september 2015 zal ingaan. Verschillende instanties zoals Wilde Dieren de Tent Uit en Stichting AAP hebben aangegeven te willen ondersteunen in de permanente opvang van de wilde zoogdieren. Wat zijn de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van de wilde dieren die nu nog in het circus gehouden worden en per 15 september 2015 daar niet meer gehouden mogen worden?

Als het verbod straks op 15 september 2015 is ingegaan, is het aan de circussen zelf om te bepalen wat zij met de verboden diersoorten doen. Het is op dat moment verboden om met deze diersoorten op te treden. Het is op dat moment echter niet verboden om deze dieren dan te houden.

De verwachting is dat er een beperkt aantal dieren opgevangen behoeven te worden omdat circussen de dieren in de regel niet in eigendom hebben maar acts inhuren. Ik zal dit echter goed in de gaten houden de komende maanden, onder andere door contact te houden met de VNCO. Ik zal hierover overleg voeren met de organisaties die hebben aangeboden te willen ondersteunen in de opvang en daar waar nodig zal ik de opvang faciliteren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Deze leden zijn al langer tegenstander van het gebruik van wilde dieren in circussen en zijn tevreden dat de Staatssecretaris het initiatief neemt om hetgeen in het regeerakkoord is afgesproken uit te voeren. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen waar ze de Staatssecretaris verzoeken op in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie vinden het van het grootste belang dat voor de wilde dieren in de Nederlandse circussen adequate opvang wordt geregeld. Deze leden vragen daarom aan de Staatssecretaris welke opvang voor deze dieren geregeld is. Indien deze opvang nog niet geregeld is willen zij graag van de Staatssecretaris weten op welke termijn deze opvang wordt geregeld en door welke organisatie.

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of zij alles wil doen om te voorkomen dat deze dieren in een niet-adequate opvang terechtkomen of, erger nog, worden afgemaakt.

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Deze leden zijn ook benieuwd hoe de Staatssecretaris zal voorkomen dat de wilde dieren in de Nederlandse circussen naar circussen in het buitenland verdwijnen. Daarnaast zijn zij eveneens benieuwd hoe de Staatssecretaris wil voorkomen dat de circussen zich samen met de wilde dieren naar het buitenland verplaatsen.

De meerderheid van de acts met wilde dieren is niet afkomstig uit Nederland. Ingevolge de regels van de interne markt kan ik geen maatregelen nemen ten aanzien van optredens in andere lidstaten. Zie ook mijn antwoord op vragen van de CDA-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Deze leden vonden dat Nederland door een gebrek aan regulering het afvalputje van Europa dreigde te worden en achtten een vorm van regulering noodzakelijk.

De leden van de SP-fractie zijn niet ten principale tegen wilde dieren in het circus maar zij vinden dat (circus)dieren op een natuurlijke manier gehouden moeten worden en natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen. In de circusomgeving is dit voor veel wilde dieren in de praktijk niet te realiseren. Om deze reden zijn deze leden voorstander van een positieflijst op basis van wetenschappelijke criteria voor wilde dieren in een circus. Tamme dieren in het circus zoals honden en paarden kunnen wel degelijk op een verantwoorde manier, aldus de leden van de SP-fractie. Voor wilde dieren moet voor de positieflijst wetenschappelijk aangetoond kunnen worden dat ze verantwoord gehouden kunnen worden in een circusomgeving met behoud van natuurlijk gedrag. Veel dieren vallen hierdoor af, waaronder olifanten en grote roofdieren zoals leeuwen en tijgers. Voorts zijn deze leden van mening dat er strenge welzijnseisen moeten komen voor (onder andere) hokgrootte en vervoer voor circusdieren. Hoewel vanuit een andere aanvliegroute, kunnen zij zich in hoofdlijnen vinden in het voorgestelde ontwerpbesluit. Wel hebben zij nog enkele kritische vragen.

De leden van de SP-fractie willen graag weten wat er gebeurt met circusdieren die voorheen in Nederland optraden en na ingang van het ontwerpbesluit verboden zijn. Hoe heeft de Staatssecretaris opvang van ex-circusdieren geregeld?

Wordt er overleg gevoerd met de in Nederland gevestigde circussen over de opvang van de circusdieren? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid om een overleg te initiëren met de circussen over de opvang van de circusdieren?

Er is overleg gevoerd met de Vereniging van Nederlandse Circusondernemingen (VNCO). Zie verder mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Is de Staatssecretaris bereid om bindende houdvoorschriften over (onder andere) hokgrootte en vervoer op te stellen voor circusdieren die nog wel in het circus blijven optreden?

Kan de Staatssecretaris aangeven welke regelgeving al van toepassing is betreffende dierenwelzijn van circusdieren en hoe hierop gecontroleerd en gehandhaafd wordt?

Nee. Ik acht de bestaande regelgeving voldoende.

De algemene regels ten aanzien van het houden van dieren zijn van toepassing. Dat zijn onder andere de artikelen 2.1 van de Wet dieren over een verbod op mishandeling en artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren inzake een verbod op het verwaarlozen van dieren. Tevens gelden de algemene verzorgingsnormen van de artikelen 1.6 tot en met 1.8 van het Besluit houders van dieren waarin eisen worden gesteld aan het houden en verzorgen van dieren en hun behuizing. Voor het vervoer van dieren die optreden in een circus geldt tevens de Europese transportverordening (verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/113/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005, L3). Hierin worden eisen gesteld aan onder andere het vervoermiddel en de duur van het transport. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit houdt toezicht op de naleving naar aanleiding van meldingen en op eigen initiatief.

Wil zij ingaan op het voorbeeld van de kameel: wordt in de huidige regelgeving geregeld dat deze circusdieren voldoende bewegingsvrijheid en een hok dat groot genoeg is krijgen? Zo nee, wat gaat de Staatssecretaris doen om dit te bewerkstelligen?

Op grond van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren mag de bewegingsvrijheid niet op zodanige wijze worden beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht. Verder moet een dier voldoende ruimte worden gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften. Indien daaraan niet wordt voldaan, kunnen circussen daarop worden aangesproken.

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe in de praktijk waterdieren als eenden toegang tot water wordt verschaft en of hier regelgeving over bestaat?

De VNCO heeft hier zelf richtlijnen voor ontwikkeld. In de publicatie van de VNCO/Breed Overleg Circusdieren «Welzijn Circusdieren Richtlijnen voor het houden en laten optreden van dieren in circussen» (2007) staan voorschriften voor het houden van eenden. Hierin is onder meer vermeld dat er voor eenden een bassin moet zijn van 4 vierkante meter met een diepte van 0,5 meter. Zie verder mijn eerdere antwoorden op vragen van uw fractie.

Welke dierenwelzijnsvoorschriften bestaan er betreffende het houden van roofvogels bij roofvogelshows?

De algemene regels ten aanzien van het houden van dieren zijn van toepassing.

Zie verder mijn eerdere antwoorden op vragen van uw fractie.

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om houdvoorschriften op te stellen voor dierentuindieren. Sommige dierentuindieren worden op een goede manier gehouden waarbij de dieren genoeg bewegingsvrijheid hebben en in afdoende mate natuurlijk gedrag kunnen vertonen, maar anderen -vooral die in kleiner behuisde dierentuinen- hebben minder bewegingsvrijheid en niet genoeg ruimte voor natuurlijk gedrag. Deze leden zien ruimte voor verbetering en een opdracht aan de Staatssecretaris om dit te bewerkstelligen. Welke verbetertrajecten lopen er momenteel in dierentuinen? Hoe staat het met de uitwisseling van «best practices» waar in de periode van 2007–2010 mee is begonnen? Welke concrete verbeteringen zijn hieruit voortgekomen? Welke overleggen zijn er hierover vanuit het ministerie met dierentuinen?

Hoofdstuk 4 van het Besluit houders van dieren bevat de welzijnseisen voor dierentuinen, die zijn geformuleerd als open normen. Er is een visitatiecommissie die adviseert over in hoeverre de dierentuin voldoen aan de eisen van het Besluit houders van dieren ten behoeve van de vergunningverlening en bij wijzigingen. Indien een dierentuin niet voldoet, kan een vergunning worden geweigerd. Ook kan na vergunningverlening, bijvoorbeeld via bestuurlijke handhaving, een eventuele verbetering worden afgedwongen. Op de website van RVO.nl zijn nu negen best practices te vinden. Dit zijn voorbeelden van invullingen van de open normen die voor dierentuinen ter inspiratie kunnen dienen. Ik constateer ook dat in de praktijk de dierentuinen met elkaar samenwerken bij het verder verbeteren van de dierentuin. Ik acht aanvullende eisen dan ook niet noodzakelijk.

De leden van de SP-fractie vragen wat in de visie van de Staatssecretaris de verhouding is tussen de positieflijst en het verbod op wilde dieren in het circus. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de lijsten in de praktijk naast elkaar functioneren? Zijn er bijvoorbeeld wilde dieren die in de praktijk in circussen gebruikt worden maar nu verboden worden, die op de positieflijst of op de paarse lijst staan? Zo ja, hoe wordt hiermee omgegaan?

Het verbod op het vertonen van wilde dieren in een circus en het verbod om wilde dieren te vervoeren als onderdeel van een circus worden geflankeerd door de zogenoemde positieflijst, die op basis van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren, wordt vastgesteld. Dieren mogen niet worden gehouden, tenzij ze door de Minister van Economische Zaken zijn aangewezen. Het ontwerpbesluit ziet dus op het vertonen en vervoeren van dieren in circussen en andere optredens en de positieflijst op het houden van dieren ten algemene. Indien dieren niet gehouden mogen worden op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren, mogen ze ten algemene ook niet vertoond worden in een circus of bij een ander optreden. Over de laatste stand van zaken van de positieflijst zoogdieren wordt uw Kamer op korte termijn geïnformeerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie staan kritisch ten opzichte van de juridische houdbaarheid van het voorliggende ontwerpbesluit. Om die reden zouden deze leden de Staatssecretaris willen verzoeken om een eventueel gewijzigd ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen samen met het advies van de Raad van State naar de Kamer te sturen voordat deze wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Het ontwerpbesluit is in het kader van een zogenoemde voorhangprocedure aan uw Kamer voorgelegd. Na de voorhangprocedure zal het ontwerpbesluit voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden voorgelegd. Het kabinet zal zorgvuldig naar dit advies kijken en op basis hiervan een nader rapport maken. Ik zal u het advies van de Raad van State, het nader rapport en het (eventueel gewijzigde) besluit toezenden. Dat kan ik echter pas doen na bekendmaking van het definitieve besluit in het Staatsblad. Op grond van de Wet op de Raad van State worden het advies van de Raad van State en het nader rapport pas openbaar na de publicatie van het definitieve besluit in het Staatsblad.

De leden van de CDA-fractie pleitten er voor dat er Europese dierenwelzijnsregels komen die van toepassing zijn op circussen. Circussen trekken over grenzen en daarom is een Europees kader wenselijk. Deze reizende gezelschappen moet het redelijkerwijs in de ogen van deze leden niet onmogelijk gemaakt worden om hun brood te verdienen. De Europese Unie heeft in begin 2006 aangegeven te komen tot Europese regelgeving voor het houden en laten optreden van dieren in circussen per diersoort. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer Europese regelgeving verwacht kan worden?

De leden van de CDA-fractie zijn met name een voorstander van Europese regelgeving voor dieren in het circus, omdat het dierenwelzijn in een aantal lidstaten daardoor naar het Nederlandse niveau gebracht kan worden en dus duidelijk zal verbeteren. Dat is winst voor het welzijn van circusdieren in de gehele Europese Unie. Heeft de Staatssecretaris deze Europese beleidsroute overwogen? Zo nee, waarom niet?

Deze leden vragen de Staatssecretaris welke stappen zij heeft gezet om Europese dierenwelzijnsregels voor circusdieren te bepleitten? Welke stappen heeft zij gezet om een verbod op het gebruiken in circussen van in het wild gevangen dieren Europees te realiseren?

Het is niet te verwachten dat de Europese Commissie specifieke regelgeving zal voorstellen over het welzijn van circusdieren. Bij brief van 3 oktober 2011 heeft mijn ambtsvoorganger aan de Europese Commissie voorgesteld om het ontwikkelen van minimum welzijnsnormen voor circusdieren op te nemen in de Europese Strategie voor dierenwelzijn. Ook is in die brief gepleit voor een verbod op het halen van dieren uit het wild voor het circus. De Europese Commissie heeft dit voorstel niet overgenomen. Overigens zou een EU-handelsbeperking mogelijk zijn, indien er sprake is van een gedeeld publiek moraal (Kamerstuk 25 074, nr. 188).

Wordt de verantwoordelijkheid voor het welzijn van circusdieren, met het voorliggende voorstel, niet verlegd naar het buitenland?

Binnen de Europese Unie zijn er geen regels ten aanzien van het welzijn van circusdieren vastgesteld. Wel hebben verschillende lidstaten maatregelen genomen. België, Oostenrijk, Kroatië, Griekenland en Servië kennen al een verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen. Onder andere Denemarken, Finland, Frankrijk en Zweden kennen een verbod op het laten optreden met bepaalde diersoorten.

Ten algemene, vragen de leden van de CDA-fractie aan de Staatssecretaris om toe te lichten wat en of er verschillen zijn tussen gedomesticeerde zoogdieren, zoogdieren die geboren zijn als gehouden dieren, en dieren die gevangen zijn in het wild. Waarom maakt de Staatssecretaris geen onderscheid in haar verbod tussen deze verschillende groepen dieren? Waarom is er niet voor gekozen om een uitzondering te maken op het verbod voor in gevangenschap geboren dieren?

Domesticatie kan worden geduid als het proces waarbij eigenschappen van een populatie dieren door middel van selectie en fokken wordt aangepast aan het leven in de nabijheid van de mens. Het kan gezien worden als het proces waarbij dieren gaan functioneren in of deel uit gaan maken van maatschappelijke systemen en/of praktijken. In gevangenschap geboren niet-gedomesticeerde dieren beschikken veelal over dezelfde eigenschappen als in het wild geboren niet gedomesticeerde dieren. Inherent daaraan is dat het onderscheid tussen in gevangenschap geboren niet gedomesticeerde dieren en gedomesticeerde dieren veel groter dan het onderscheid tussen in gevangenschap en in het wild geboren niet-gedomesticeerde dieren. Om die reden is er voor gekozen geen onderscheid te maken tussen in het wild en in gevangenschap geboren dieren en wel tussen gedomesticeerde en niet gedomesticeerde dieren

En om welke reden is bijvoorbeeld de Indische olifant volgens de Staatssecretaris geen gedomesticeerd zoogdier.

Uit onderzoek blijkt dat de aantasting van het welzijn van de olifant in het circus ernstig is. Daarbij is geen onderverdeling gemaakt in olifantsoorten, maar is de gehele familie uitgezonderd van het gebruik in circussen.

In paragraaf 2.2 wordt verwezen naar een maatschappelijke discussie. Welke omvang moet een maatschappelijke organisatie in de ogen van de Staatssecretaris hebben om aangemerkt te worden als uiting van een maatschappelijke discussie?

Ik ben van mening dat er in dit geval sprake is van een brede maatschappelijke discussie over de toelaatbaarheid van wilde dieren in het circus. Zowel burgers en dierenwelzijnsorganisaties, als gemeenten stellen het gebruik van wilde dieren in het circus ter discussie.

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat vooraf aan het naar buiten brengen van het voorliggende ontwerpbesluit de laatste keer dat er contact was met de Organisatie van de Nederlandse Vereniging van Circusondernemingen (NVCO) mei 2013 was. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Waarom zijn de circussen in het geheel niet betrokken bij het verbod dat hun broodwinning raakt? Heeft de NVCO de kans gekregen een schriftelijke reactie te geven op het voorliggende voorstel? Zo nee, waarom niet?

Ik ben mij er terdege van bewust dat het verbod direct ingrijpt op de bedrijfsvoering van de circussen en daarmee ook op hun broodwinning. Met de VNCO is daarom in januari en mei 2013 gesproken over het verbod op wilde dieren in het circus. De leden van de VNCO gaven aan het bijzonder teleurstellend te vinden dat dit verbod aanstaande was. Naar aanleiding van deze gesprekken is besloten nog nader onderzoek te doen naar de zeeleeuw. Gezien de twee besprekingen en het feit dat er sinds de laatste bespreking geen veranderingen meer waren doorgevoerd in het ontwerpbesluit, was het niet meer nodig om ook nog schriftelijk commentaar te vragen. Ik heb na het voorleggen van het ontwerpbesluit met de VNCO gesproken.

Deze leden stellen vast dat de aanbevelingen van Wageningen Universiteit in haar rapport «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland» van maart 2009 niet worden opgevolgd. Waarom heeft de Staatssecretaris er niet voor gekozen om door middel van wettelijke regelgeving minimumeisen te stellen aan het houden en gebruiken van dieren in circussen, zo vragen deze leden.

Het rondreizende karakter van het circus maakt dat slechts beperkte, van de locatie afhankelijke ruimte ter beschikking kan worden gesteld aan dieren. Verblijven zijn vooral praktisch en moeten snel worden opgezet en weer worden afgebouwd. Uit oogpunt van veiligheid wordt de leefruimte van dieren soms extra beperkt. Vanwege het rondreizende karakter van circussen verblijven dieren vaak en gedurende lange tijd op de transportmiddelen. Daarbij komt dat het verbod niet alleen is ingegeven vanuit dierenwelzijnsoogpunt, maar ook omdat het optreden inbreuk maakt op integriteit. Om deze redenen acht ik minimumeisen niet toereikend en heb ik gekozen voor een algemeen verbod.

Voor sommige dieren die een grote symbolische waarde hebben voor het circus, met name voor de leeuw en de olifant, zouden minimumeisen die strikt gehandhaafd worden zeer te prefereren zijn. Heeft de Staatssecretaris deze optie overwogen? Zo nee, waarom niet?

Zoals aangegeven in de toelichting van het besluit ben ik van mening dat de mate van aantasting van de intrinsieke waarde van de met dit voorstel te verbieden dieren niet kan worden gerechtvaardigd door het doel waarvoor deze dieren in het circus worden gehouden, zijnde vermaak. Minimumeisen kunnen aan die aantasting onvoldoende tegemoet komen. Ik merk daarbij nog op dat de aantasting van het welzijn van juist de olifant in het circus ernstig is. Bij onderzoek naar deze dieren is veel stereotiep gedrag geconstateerd dat kon worden gerelateerd aan de zeer beperkte bewegingsvrijheid en de te weinig complexe sociale omgeving waarin deze dieren moesten leven.

Zijn er toch mogelijkheden om deze dieren onder strikte voorwaarden, bijvoorbeeld door gezamenlijke afspraken van circussen met de overheid, het vertonen en reizen met deze dieren in circussen toe te staan?

Nee. Zie mijn antwoord op een eerdere vraag van uw fractie over minimumeisen.

Op basis van welke criteria worden sommige zoogdieren niet toegelaten en andere wel? Is er een beoordeling geweest van diersoorten? Zo ja, zou de Kamer hiervan kennis mogen nemen? Zo nee, waarom niet? En op welke wijze is bepaald welke dieren wel in de tent mogen optreden en welke niet?

Het kabinet is van mening dat de aantasting van de intrinsieke waarde het grootst is bij de niet-gedomesticeerde zoogdieren en heeft er daarom voor gekozen deze groep niet langer toe te laten in het circus. De ethologische en fysiologische behoeften en vermogens die deze dieren in aanleg bezitten wordt in de circuspraktijk veel ingrijpender beperkt dan voor de gedomesticeerde dieren, die zijn aangepast aan het leven in gevangenschap en in nabijheid van de mens. De omstandigheden waarin gedomesticeerde dieren natuurlijk gedrag kunnen uitoefenen, kunnen veelal eenvoudiger worden geboden; de veiligheidsrisico’s zijn beperkter, de behoefte aan ruimte is vaak beperkter en de behoefte aan een specifieke leefomgeving is afgenomen. Het kabinet is van mening dat een bepaalde mate van aantasting van de integriteit of eigenheid van het dier inherent is aan het laten optreden en meereizen van dieren met circussen. De mate van domesticatie is daarbij sterk bepalend voor de mate waarin integriteit of eigenheid wordt geschonden.

Het kabinet heeft op basis van de in de circussen aanwezige diersoorten of categorieën de gedomesticeerde soorten of categorieën geselecteerd en opgenomen op de lijst met toegestane dieren. Hierbij is gebruik gemaakt van de lijst voor productie te houden dieren. Daaraan zijn nog toegevoegd: hond, kat, lama, alpaca, dromedaris en kameel omdat deze soorten al eeuwen worden gehouden. Bovendien is in het rapport «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland» vastgesteld dat er zich bij kamelen weinig problemen voor deden. Inmiddels wordt in Nederland de dromedaris ook als productiedier gebruikt.

In hoeverre is adaptief gedrag van dieren meegenomen in onderzoeken naar natuurlijk gedrag?

In het rapport «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland. Hopster, H., e.a., (2009)», is inderdaad gekeken naar adaptief gedrag. Expliciet is er gekeken naar stereotiep gedrag.

Beschikt de Staatssecretaris over empirisch bewijs uit onderzoeken waarin het lijden van circusdieren is gedocumenteerd? Zo ja, zou de Staatssecretaris deze informatie willen delen met de Kamer?

Ten behoeve van het ontwerpbesluit is gebruik gemaakt van verschillende wetenschappelijke rapporten en artikelen. Het rapport «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland. Hopster, H., e.a. Animal sciencegroup, WUR, 2009», trekt conclusies over de mate van aantasting van het welzijn van dieren op basis van eigen waarnemingen (Kamerstuk 28 286, nr. 311). Ook in andere gebruikte studies en artikelen, zoals «Are wild Animals suited to a travelling circus life? Iossa, G. e.a., Universities federation for Animal Welfare, 2009», is mede gebruik gemaakt van beperkt beschikbaar empirisch onderzoek.

De leden van de CDA-fractie zetten vraagtekens bij de eisen die gesteld worden aan de vrijwaring van beperking van natuurlijk gedrag van artikel 1.3 lid drie Wet Dieren. In hetzelfde artikel 1.3 lid drie worden de voorwaarden voor de zorg van dieren genuanceerd met de bepaling «wat redelijkerwijs kan worden verlangd». Het instellen van een verbod gaat heel wat verder dan natuurlijk gedrag niet-beperken voor zover redelijkerwijs kan worden verlangd. In 2.5.2 van de nota van toelichting staat dat er is gekozen voor een verbod op de vertoning en het vervoer van wilde zoogdieren ten behoeve van een circus of ander optreden omwille van het rondreizende karakter. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten in hoeverre een verbod proportioneel is ten opzichte van de bepaling «wat redelijkerwijs kan worden verlangd».

Artikel 1.3 van de Wet dieren erkent de intrinsieke waarde van het dier. In het tweede en derde lid van dit artikel staat dat er een belangenafweging moet worden gemaakt. Dat is in het geval van het ontwerpbesluit ook gedaan. Ik ben van mening dat de mate van aantasting van de intrinsieke waarde van de met dit voorstel te verbieden dieren niet kan worden gerechtvaardigd door het doel waarvoor deze dieren in het circus worden gehouden, zijnde vermaak. Gelet op dit doel kan redelijkerwijs niet worden verlangd dat er inbreuk gemaakt wordt op de intrinsieke waarde van het dier.

Zij vragen in hoeverre de Staatssecretaris heeft overwogen om voorwaarden te stellen die redelijkerwijs verlangd kunnen worden aan het tonen, houden en reizen met dieren voor deelname in circussen. Is de analyse van welke voorwaarden nodig zouden zijn en gesteld zouden kunnen worden beschikbaar?

Zoals aangegeven in de toelichting van het besluit ben ik van mening dat de mate van aantasting van de intrinsieke waarde van de met dit voorstel te verbieden dieren niet kan worden gerechtvaardigd door het doel waarvoor deze dieren in het circus worden gehouden, zijnde vermaak. Minimumeisen kunnen aan die aantasting niet tegemoet komen. Ik verwijs u ook naar eerdere antwoorden op vragen van uw fractie.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het onderzoek van Wageningen Universiteit van maart 2009 goede handvaten biedt voor mogelijke voorwaarden. Is de Staatssecretaris dit eens met deze leden? Zo nee, waarom niet?

Nee. Het rondreizende karakter van het circus maakt dat slechts beperkte, van de locatie afhankelijke ruimte ter beschikking kan worden gesteld aan dieren. Verblijven zijn vooral praktisch en moeten snel worden opgezet en weer worden afgebouwd. Uit oogpunt van veiligheid wordt de leefruimte van dieren soms extra beperkt. Vanwege het rondreizende karakter van circussen verblijven dieren vaak en gedurende lange tijd op de transportmiddelen. Ik ben van mening dat het stellen van minimumeisen ter verbetering van het welzijn niet afdoende is, gelet op de aard van het circus. Daarbij komt dat het verbod niet alleen is ingegeven vanuit dierenwelzijnsoogpunt, maar ook omdat het optreden inbreuk maakt op integriteit.

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om een grondige onderbouwing voor de inbreuk van de interne markt voor het vrij verkeer van diensten door het instellen van een verbod op het tonen van en vervoeren van circusdieren. Het verbod van artikel 4.14 van het ontwerpbesluit vormt een inbreuk op het vrij verkeer van diensten, zoals vermeld in de nota van toelichting. Deze inbreuk wordt gerechtvaardigd op basis van de openbare orde. Is er jurisprudentie waarin nationale regels ten behoeve van dierenwelzijn, die een inbreuk vormen voor de interne markt, gerechtvaardigd zijn op basis van de openbare orde?

In hoeverre mogen lidstaten inbreuk maken op het vrij verkeer van diensten met nationale maatregelen?

Er is geen specifieke jurisprudentie aan te wijzen. Uit overweging 41 bij de dienstenrichtlijn blijkt wel dat het begrip openbare orde, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, de bescherming tegen een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving omvat, en dat dit begrip betrekking kan hebben op bescherming van dierenwelzijn.

Tevens valt een en ander af te leiden uit een zaak bij de Europese Ombudsman. In 2005 is door een circusvereniging een klacht ingediend bij de Europese Commissie tegen een verbod in Oostenrijk op het gebruik van wilde dieren in circussen. De klacht hield in dat dit verbod in strijd was met het vrije verkeer van diensten. De Europese Commissie heeft daarop de Oostenrijkse autoriteiten verzocht deze inbreuk op het vrije verkeer te motiveren, waarna de Europese Commissie heeft besloten geen infractieprocedure te starten tegen Oostenrijk.

Vanwege het niet optreden tegen Oostenrijk heeft de circusvereniging een klacht ingediend bij de Europese ombudsman. De ombudsman heeft geoordeeld dat de Europese Commissie niet afdoende heeft gemotiveerd waarom de infractieprocedure niet is doorgezet, omdat de proportionaliteit van de maatregel niet is getoetst door de Europese Commissie.

De Europese Commissie motiveert haar standpunt met het argument dat een inbreuk op het vrije verkeer van diensten kan worden gerechtvaardigd door een dwingende eis van algemeen belang en dat de bescherming van dierenwelzijn een dwingende eis van algemeen belang kan vormen. Vanwege het feit dat dierenbescherming een gevoelig onderwerp is waarover door de bevolking van de lidstaten, afhankelijk van de sociale, culturele en religieuze kenmerken van de desbetreffende maatschappij, zeer verschillend kan worden gedacht, is de Europese Commissie van mening dat de vraag hoe wilde dieren in het circus het beste kunnen worden beschermd, door de lidstaten zelf dient te worden beoordeeld. De Europese Commissie is van mening dat zij niet meer hoeft te toetsen of de getroffen maatregel proportioneel is en er geen andere, minder handelsbelemmerende maatregelen hadden kunnen worden getroffen door Oostenrijk. Vanwege haar ruime discretionaire bevoegdheid bij het al dan niet starten van een infractieprocedure tegen lidstaten en is zij tot slot van mening dat zij heeft mogen besluiten geen infractieprocedure te starten.

Het verbod uit het ontwerpbesluit is niet alleen ingegeven vanuit dierenwelzijnsoogpunt, maar ook omdat het optreden inbreuk maakt op integriteit. De verplichte belangenafweging in het kader van de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier leidt tot de conclusie dat het belang van wilde dieren om geen inbreuken op de intrinsieke waarde te ondervinden vanwege de ernst van die inbreuk zwaarder weegt dan het belang van de mens om circussen en andere tentoonstellingen met deze dieren te kunnen exploiteren en bezoeken. Daarbij is ook van belang dat diverse gemeenten door afwezigheid van specifieke nationale regelgeving inzake circusdieren, optredens van wilde dieren in circussen proberen te verhinderen. Er is derhalve sprake van een belang dat de inbreuk op het vrij verkeer van diensten rechtvaardigt.

Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten waarom bepaalde zoogdieren in Nederland verboden moeten worden ten behoeve van de openbare orde? Welke argumentatie en bewijs toont aan dat dit noodzakelijk is?

De achterliggende problematiek omtrent de intrinsieke waarde van het dier en in het bijzonder het dierenwelzijn is besproken in paragraaf 2.3 van de nota van toelichting. De verplichte belangenafweging in het kader van de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier leidt tot de conclusie dat het belang van wilde dieren om geen inbreuken op de intrinsieke waarde te ondervinden vanwege de ernst van die inbreuk zwaarder weegt dan het belang van de mens om circussen en andere tentoonstellingen met deze dieren te kunnen exploiteren en bezoeken. Daarbij is ook van belang dat diverse gemeenten door afwezigheid van specifieke nationale regelgeving inzake circusdieren, optredens van wilde dieren in circussen proberen te verhinderen. Voor de inhoudelijke afweging van de belangen wordt verwezen naar paragraaf 2.3. Er is derhalve sprake van een belang dat de inbreuk op het vrij verkeer van diensten rechtvaardigt.

In de desbetreffende paragraaf van de nota van toelichting wordt ingegaan op de afweging van de belangen van de waarde van het dier en de dienst, het optreden met bepaalde dieren. Deze afweging gaat niet in op de vraag of deze maatregel proportioneel is ten opzichte van de inbreuk op het vrij verkeer van diensten. De leden van de CDA-fractie verzoeken de Staatssecretaris om de proportionaliteit ten opzichte van het vrij verkeer van diensten ten opzichte van de maatregel op een nationaal verbod op het houden en tentoonstellen van bepaalde dieren. Is een verbod proportioneel om het dierenwelzijn voor bepaalde dieren te verbeteren? Mede in het licht dat de nationale maatregel proportioneel moet zijn ten aanzien van het doel van de maatregel (zie de zaak van het Europees Hof Arblade paragraaf 35) vragen deze leden aan de Staatssecretaris om een verdergaande onderbouwing van de proportionaliteit van de nationale maatregel om een verbod in te stellen.

Gekozen is voor een verbod op de vertoning en het vervoer van wilde zoogdieren ten behoeve van een circus of ander optreden. De aantasting van het welzijn en de integriteit van het dier, zoals beschreven in paragraaf 2.3.1, vloeien grotendeels voort uit het rondreizende karakter van het circus: de dieren worden veelvuldig getransporteerd en de mogelijkheden voor adequate huisvesting en de uitoefening van soorteigen gedrag zijn beperkt. Daarom is het kabinet van mening dat de problemen voor wilde zoogdieren niet kunnen worden ondervangen met nadere (welzijns)voorschriften. Eisen zoals die bijvoorbeeld worden gesteld aan dierentuinen, zijn voor een rondreizende organisatie onhaalbaar. Voor circussen en andere optredens met wilde zoogdieren acht het kabinet de hierboven beschreven verboden derhalve gerechtvaardigd.

Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie hoe wordt voorzien in mogelijke opvang voor de dieren die onder het verbod komen te vallen?

Ik verwijs u hiervoor naar eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Worden er criteria gesteld aan de kwaliteit van de opvang, zo vragen deze leden.

Indien het dier wordt opgevangen in Nederland zal moeten worden voldaan aan de Nederlandse dierenwelzijnsregelgeving.

En wie betaalt de kosten van deze opvang? Welke financiële middelen zijn voor opvang en of dit beleid gebudgetteerd?

Worden dompteurs gesteund in een overstap naar het trainen met andere dieren of een vestiging in het buitenland?

Er is niet voorzien in financiële middelen ten behoeve van het opvangen van dieren of voor het steunen van een overstap van dompteurs omdat wordt ingeschat dat een groot deel van de acts eenvoudigweg niet meer naar Nederland komt. Verplaatsing is immers kenmerkend voor het circusverblijf. Zoals aangegeven in mijn antwoorden op eerdere vragen van de VVD-fractie zal ik dit echter goed in de gaten houden. Ik verwijs u verder naar deze antwoorden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Het langverwachte – en enigszins vertraagde – besluit voldoet in hoge mate aan de verwachtingen van deze leden. Zij kunnen zich voor een groot deel vinden in de nota van toelichting.

De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de omstandigheden voor wilde dieren in het circus leiden tot een ernstige beperking in de mogelijkheid voor deze dieren om natuurlijk gedrag te vertonen. Evenals de Staatssecretaris zien zijn een substantieel risico op fysiek en fysiologisch ongerief, pijn verwonding en ziektes, en angst en chronische stress. Zij zien een fundamenteel verschil tussen rondreizende circussen en dierentuinen, gezien de veel strengere eisen die aan laatstgenoemden gesteld kunnen worden. Deze leden voelen wel enige spanning met andere evenementen waarbij het natuurlijk gedrag ver is afgedreven, zoals bij dieren die gebruikt worden in het Dolfinarium. Gelden hiervoor immers niet dezelfde omstandigheden ten aanzien van aangeleerd in plaats van natuurlijk gedrag, en ontbreken hier niet belangrijke componenten van kenmerken die wel aanwezig zijn bij dierentuinen, zoals de bescherming van wilde dieren, de instandhouding van diersoorten, educatie en wetenschappelijk onderzoek?

Nee. Het Dolfinarium is een dierentuin in de zin van hoofdstuk 4 van het Besluit houders van dieren. Het Dolfinarium heeft een dierentuinvergunning en moet voldoen aan alle voorschriften voor dierentuinen, waaronder houden en verzorgen van de dieren, conservatie, informatie en educatie. Daarbij komt dat deze dieren niet worden getransporteerd.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier wordt voorzien in de opvang van de dieren die straks niet meer gebruikt kunnen worden in het circus. Op welke manier biedt de Staatssecretaris ondersteuning aan een adequate transitie van deze dieren naar een nieuw onderkomen? Op welke termijn denkt de Staatssecretaris dat dit wordt opgelost?

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Voorziet de Staatssecretaris door het verbod in een (beperkt) waterbedeffect in de richting van extra gebruik van kamelen, dromedarissen, alpaca’s en lama’s?

Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat dit effect zich zal voor doen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen of «andere optredens». Deze leden hebben hierbij enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat het tegennatuurlijke gedrag dat wilde dieren in circussen wordt aangeleerd, de krappe huisvesting en het voortdurende gereis op gespannen voet staan met een goede zorg voor dierenwelzijn en de intrinsieke waarde van dieren. Zij kunnen zich dan ook vinden in het ontwerpbesluit om de deelname van wilde dieren aan circussen te verbieden.

Deze leden vragen de Staatssecretaris nader te onderbouwen waarom een uitzondering wordt gemaakt voor de kameel, dromedaris, alpaca en lama.

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de CDA-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de bestemming van wilde dieren die onder het verbod vallen en die straks niet meer in circussen gebruikt morgen worden. Op welke wijze gaat de Staatssecretaris borgen dat deze dieren niet gebruikt gaan worden in circussen waar het met het dierenwelzijn slechter is gesteld dan in Nederland.

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de PvdA-fractie.

Is de Staatssecretaris bereid om met opvangcentra en dierentuinen in Nederland in gesprek te gaan over de opvang van deze dieren?

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Deze leden constateren dat het verbod alleen geldt voor zoogdieren. In hoeverre is hier sprake van een relatie met de positieflijst voor zoogdieren?

Zie mijn eerder antwoorden op vragen van de SP-fractie.

Zal het verbod worden uitgebreid met andere diercategorieën als hier ook positieflijsten voor komen?

Het ontwerpbesluit richt zich op een verbod op deelname met wilde zoogdieren. Ik ben niet voornemens deze verder uit te breiden.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien een duidelijk onderscheid tussen circussen enerzijds en dierentuinen en bijvoorbeeld het Dolfinarium anderzijds. In dierentuinen zijn wilde dieren veel beter in staat om natuurlijk gedrag te vertonen en worden over het algemeen geen kunstjes aangeleerd. Daarnaast hebben dierentuinen een belangrijke educatieve functie en dragen ze bij aan de bescherming van bedreigde diersoorten. Kan de Staatssecretaris klip en klaar toezeggen dat dit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen geen opmaat is om het houden van wilde dieren in dierentuinen en het Dolfinarium te beperken?

Ik heb hiertoe geen voornemens.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met tevredenheid kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris constateert dat het houden en optreden van wilde dieren in rondreizende circussen tegenstrijdig is met de intrinsieke waarde van het dier. Zij hebben nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan de Staatssecretaris om inhoudelijk toe te lichten waarom de wilde diersoorten kameel, dromedaris, alpaca en lama niet vallen onder het ontwerpbesluit.

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de CDA-fractie.

Daarnaast vragen deze leden aan de Staatssecretaris of er op dit moment gesprekken plaatsvinden over de opvang van de wilde circusdieren die vallen onder dit verbod.

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met veel vreugde kennisgenomen van het ontwerpbesluit verbod op deelname met wilde dieren aan circussen. De Staatssecretaris regelt in dit besluit dat het gebruik van wilde zoogdieren in circussen met ingang van 15 september 2015 in Nederland verboden zal zijn. Deze leden zijn blij dat met dit besluit invulling wordt gegeven aan de belofte in het regeerakkoord om een verbod in te stellen op het gebruik van wilde dieren in circussen. Zij merken op dat veel mensen zich afvroegen waarom het zo lang duurde voordat deze afspraak in het regeerakkoord leidde tot een daadwerkelijk verbod. Ook de leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben de Staatssecretaris herhaaldelijk verzocht het beloofde verbod te realiseren. Het is de hoogste tijd dat Nederland het gebruik van dieren in circussen aan banden gaat leggen en deze leden danken de Staatssecretaris dan ook voor het voorliggende ontwerpbesluit. Zij willen hier graag een aantal opmerkingen over maken en nog enkele vragen stellen.

Allereerst willen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie hun grote waardering uitspreken voor de onderbouwing van het besluit. Niet alleen dierenwelzijn, maar ook respect voor het dieren is grondslag voor het besluit. De Staatssecretaris erkent in de nota van toelichting de maatschappelijke trend dat de belangen van dieren steeds zwaarder meewegen op basis van de intrinsieke waarde van het dier. Nog los van de problemen die het leven in een circus opleveren voor het welzijn en de gezondheid van de dieren, is het de vraag of je dieren in hun intrinsieke waarde zou mogen aantasten ten behoeve van het vermaak van de mens. De Staatssecretaris constateert terecht dat dat in de samenleving steeds minder toelaatbaar wordt geacht, en sluit zich daarbij aan. Zij komt tot de conclusie dat de aantasting van het welzijn en de integriteit van niet-gedomesticeerde zoogdieren in het circus niet kan worden gerechtvaardigd door de belangen van de circussen, trainers en publiek, zijnde traditie, economisch belang en vermaak, omdat de aantasting van het welzijn en de integriteit voor deze dieren substantieel zijn en de belangen van de circussen, trainers, verhuurders en publiek beperkt. De Staatssecretaris is van mening dat een verbod voorts recht doet aan de groeiende tendens in de samenleving dat het belang van het dier zwaarder wordt gewogen dan het belang van de mens, indien het belang van de mens vermaak betreft.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn het daar van harte mee eens en merken met instemming op dat het kabinet blijk geeft van de bereidheid vanuit een fundamenteler perspectief te kijken naar diergebruik en de problemen die dat met zich meebrengt en de weging over de toelaatbaarheid van het gebruik van dieren niet te beperken tot de aantasting van het welzijn en de gezondheid van de betreffende dieren. Ook de intrinsieke waarde van het dier telt, en hoewel deze erkenning al sinds de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een wettelijke grondslag biedt om diergebruik aan banden te leggen, is daar de afgelopen decennia nauwelijks gebruik van gemaakt. Deze leden vinden het een goed teken dat in het besluit om het gebruik van wilde zoogdieren in circussen te verbieden expliciet duidelijk wordt gemaakt dat menselijke belangen niet per definitie een rechtvaardiging kunnen zijn voor het gebruik van dieren als de integriteit van het dier daardoor wordt aangetast. Zij zijn verheugd dat de Staatssecretaris hier erkent dat het menselijke belang van vermaak en traditie niet zwaarder weegt dan de intrinsieke waarde van het dier, en moedigt haar aan dit perspectief ook bij andere vormen van diergebruik explicieter te hanteren. De door de Staatssecretaris zelf geconstateerde verschuiving in de maatschappelijke opvattingen over de omgang met dieren kan zo breder worden ingebed in het denken over dieren door de Nederlandse regering.

Het besluit regelt dat vanaf 15 september 2015 geen olifanten, tijgers, leeuwen en giraffen meer door Nederland mogen worden rondgetrokken ten behoeve van optreden in circustenten, op evenementen of in (reclame)films. Dat betekent dat het verbod op het gebruik van deze wilde dieren niet alleen geldt voor optredens in circussen, maar ook op andersoortige evenementen. Deze dieren mogen daartoe ook niet langer meer worden verhuurd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij met de reikwijdte van het besluit op dit punt. Wel vragen deze leden zich het volgende af. In het regeerakkoord is aangekondigd dat er een verbod zou komen op het gebruik van wilde dieren. Waarom heeft de Staatssecretaris er voor gekozen om zich bij het realiseren van het aangekondigde verbod te beperken tot zoogdieren? Zou het, mede gelet op de onderbouwing van het besluit, niet logischer zijn om ook vogels en reptielen onder het verbod te laten vallen, omdat ook bij het gebruik van deze dieren er eveneens sprake is van aantasting van integriteit en welzijn van het dier? Is de Staatssecretaris bereid het verbod uit te breiden naar vogels en reptielen?

Ik ben niet voornemens om het verbod uit te breiden naar vogels en reptielen. Voor vogels en reptielen is het eenvoudiger om adequate voorzieningen te treffen en ook het transport van diersoorten als vogels en reptielen is minder gecompliceerd dan bijvoorbeeld het transport van een olifant. Derhalve is de aantasting van de intrinsieke waarde (welzijn, gezondheid, eigenheid/integriteit) voor deze dierklassen mijns insziens niet zodanig dat een verbod gerechtvaardigd zou zijn.

Gelet op de erkenning dat wilde (zoog)dieren in circussen ernstig lijden door onder meer de onmogelijkheid natuurlijk gedrag te vertonen, dieronvriendelijke trainingsmethoden, ruimtegebrek en frequente en langdurige transportsituaties wekt het voorts de nodige verbazing dat kamelen, lama’s, alpaca's en dromedarissen -veel gebruikte dieren in circussen en bij evenementen- niet onder het verbod vallen zoals de Staatssecretaris nu voorstelt. In het Dierentuinenbesluit worden deze dieren als wilde zoogdieren gedefinieerd. Waarom kiest de Staatssecretaris ervoor om een verbod in te voeren op het gebruik van wilde zoogdieren in circussen, maar niet op alle wilde zoogdieren? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat niet logisch en wijzen erop dat ook voor deze wilde zoogdieren geldt dat hun welzijn en integriteit in het geding zijn voor het vermaak van de mens, terwijl de Staatssecretaris redeneert dat dat niet gerechtvaardigd is. Deze leden dringen er dan ook bij de Staatssecretaris op aan om deze omissie te herstellen en het gebruik van kamelen, lama’s, alpaca’s en dromedarissen alsnog onder het verbod te laten vallen.

Zie mijn eerdere antwoorden op vragen van de CDA-fractie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat het verbod op het gebruik van wilde zoogdieren in entertainment op korte termijn een kritische bezinning rechtvaardigt op soortgelijke vormen van diergebruik. De meest in het oog springende is daarbij het gebruik van zeezoogdieren in het Dolfinarium. Deze leden hebben gemerkt dat veel mensen zich naar aanleiding van het nieuws over het voorliggende verbod op het gebruik van wilde circussen hebben afgevraagd waarom het in gevangenschap houden van dolfijnen wat de Staatssecretaris betreft niet ter discussie is gesteld. Deelt de Staatssecretaris de mening dat de rechtvaardiging van het gebruik van zeezoogdieren in dolfinaria voor het vermaak van mens ook toe is aan een kritische beoordeling? Zo nee, waarom niet?

Nee. Het Dolfinarium is een dierentuin in de zin van hoofdstuk 4 van het Besluit houders van dieren. Het Dolfinarium heeft een dierentuinvergunning en moet voldoen aan alle voorschriften omtrent dierentuinen, waaronder houden en verzorgen van de dieren, conservatie, informatie en educatie. Daarbij komt dat deze dieren niet worden getransporteerd.

Deze leden hebben vernomen dat de dierenbeschermingsvereniging Wilde Dieren de Tent Uit opvang aanbiedt voor alle wilde dieren in circussen in Nederland. De opvang van de dieren is niet geregeld in het voorliggende besluit. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij afspraken heeft gemaakt met Wilde Dieren de Tent Uit over een goede opvang voor de dieren die nu nog in circussen worden gebruikt of op andere manieren waarborgt dat deze dieren op een goede opvangplek terecht komen? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie krijgen graag een uiteenzetting van de plannen op dit punt.

De ideeën van Wilde Dieren De Tent Uit over het opvangen van dieren zijn met mij besproken. Zie verder mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Naar boven