28 286 Dierenwelzijn

Nr. 734 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2014

Naar aanleiding van het algemeen overleg Wildbeheer van 14 mei 2014 stuur ik u een brief over het beheer van de vossenpopulaties in Nederland. In deze brief schets ik, zoals toegezegd, de feitelijke situatie. Om misverstanden te voorkomen plaats ik nog een kanttekening over de Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming. De Benelux-overeenkomst verbiedt in zijn huidige vorm het gebruik van elk middel voor beheer en schadebestrijding op de in de overeenkomst aangewezen wildsoorten, dus ook het gebruik van het jachtgeweer of de vangkooi.1 Daardoor ontstond voor de provincies een onaanvaardbare situatie, die is opgelost door de toestemming in de genoemde Benelux-beschikking. De Benelux-beschikking geldt dus niet uitsluitend voor het gebruik van lichtbakken bij de bestrijding van vossen, maar voor het geheel van beheer en schadebestrijding, zoals geregeld in de Nederlandse Flora- en faunawet.

Schade door de vos

De vos is een van de grootste van nature in Nederland voorkomende roofdieren. Vossen jagen overdag, in de schemering en ‘s nachts. Hij voedt zich met knaagdieren, wilde vogels (waaronder kuikens en eieren), kippen en lammeren, maar ook met vruchten en aas. Een vos doodt soms meer dan hij nodig heeft. Dit gebeurt veelal in situaties waar meerdere prooidieren bij elkaar zitten, die niet kunnen ontsnappen (bijvoorbeeld in kippenhokken of in kolonies van grondbroedende vogels). De provincies zijn primair verantwoordelijk voor het beheer van de vossenpopulatie. Uit de door hen aangeleverde informatie blijkt dat vossen vooral belangrijke schade kunnen aanrichten in gebieden met kwetsbare of zeldzame weidevogels of grondbroeders, en bij bedrijven die vrije-uitloopkippen houden (Freiland-kippenbedrijven).

Beheer en schadebestrijding

De Flora- en faunawet biedt een aantal instrumenten voor het beheer van de vossenpopulatie. Ten eerste staat de vos op de landelijke vrijstellingslijst (artikel 65 van de Flora- en faunawet). Het Rijk is verantwoordelijk voor de samenstelling van de lijst. Soorten worden op de lijst geplaatst wanneer dieren in het gehele land belangrijke schade aanrichten aan landbouw en vee of aan beschermde flora en fauna, en voor zover een landelijke bestrijding geen afbreuk kan doen aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. De vos is in 2006 op verzoek van de Tweede Kamer2 op de lijst geplaatst omdat er veel signalen waren dat de groeiende vossenpopulatie door het gehele land schade aanrichtte onder weidevogels en andere grondbroeders en dat het planmatige beheer via de faunabeheerplannen onvoldoende effect sorteerde om de instandhouding van de kwetsbare en zeldzame vogelsoorten te garanderen. Op basis van deze vrijstelling mogen grondgebruikers vossen op hun grond doden of vangen of anderen (bijvoorbeeld wildbeheereenheden) toestemming verlenen om de bestrijding op zijn terrein uit te voeren. De grondgebruiker zal moeten kunnen aantonen dat de bestrijding nodig is om schade op de eigen grond of de omliggende gronden te voorkomen.

Ten tweede staan de provincie aanvullend beheer toe. Zij verlenen daarvoor ontheffing van de Flora- en faunawet aan de faunabeheereenheden (FBE’s) op basis van door de provincie goedgekeurde faunabeheerplannen. Alle thans geldende faunabeheerplannen bevatten een beschrijving van de ontwikkeling van de vossenpopulatie in het relevante gebied. In de plannen beschrijven de FBE’s de geconstateerde en verwachte schade en de methoden waarmee zij denken de schade het beste te kunnen terugdringen. De meeste provincies hebben op basis van het faunabeheerplan ontheffing verleend voor aanvullend afschot van vossen in gebieden met kwetsbare of zeldzame vogelpopulaties. In zeven provincies is tevens ontheffing verleend met het oog op de bescherming van Freiland-kippenhouderijen. Ontheffingen worden uitsluitend verleend indien het doden of vangen noodzakelijk is in aanvulling op het afschot dat plaatsvindt in het kader van de landelijke vrijstelling. Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de vos en provincies beoordelen of er geen geen bevredigende alternatieven beschikbaar zijn.

Gebruik van kunstmatige lichtbronnen

Grondgebruikers mogen op basis van de landelijke vrijstelling alleen overdag bestrijden en alleen met conventionele middelen, zoals het geweer, aardhonden en vangkooien.3 De provincies kunnen het gebruik van andere middelen of methoden toestaan in het kader van de ontheffingverlening. In hun afweging beoordelen zij ook de verschillende alternatieven. Het merendeel van de provincies heeft aan de FBE’s ontheffing verleend om na zonsondergang vossen te bestrijden in gebieden waar de instandhouding van zeldzame vogelsoorten prioriteit heeft, en rond de genoemde kippenhouderijen. Veelal geldt dat de bestrijding overdag onvoldoende effectief is omdat de vossen pas na zonsondergang tevoorschijn komen om te jagen. Het gebruik van kunstmatige lichtbronnen is een belangrijk hulpmiddel bij de nachtelijke bestrijding. Lichtbakken bevorderen de zorgvuldige en veilige uitvoering van het afschot. Provincies wegen dit belang ook af tegen het risico van een verstorend effect van het licht op de omgeving.

Nut van de landelijke vrijstelling

Voor de overweging over het wel of niet op de lijst plaatsen van de vos merk ik het volgende op. De feitelijke omstandigheden op basis waarvan de vos eerder op de landelijke vrijstellingslijst is geplaatst, zijn niet wezenlijk veranderd. Uit de faunabeheerplannen blijkt dat de vos nog steeds door het gehele land schade aanricht. De staat van instandhouding van de vos is gunstig, hetgeen niet gezegd kan worden van een aantal weidevogelsoorten. SOVON onderzocht vorig jaar op verzoek van de provincie Gelderland in een pilotproject de mogelijke invloed van de vos in gebieden waar zich zowel ganzen- als weidevogelpopulaties bevinden. Het ging om een zeer beperkte steekproef, op grond waarvan de onderzoekers geen stellige uitspraken hebben gedaan over de onderlinge interactie.

Er is duidelijke behoefte om naast de bestrijding via de landelijke vrijstelling ook aanvullende maatregelen toe te staan, zoals intensievere bestrijding door middel van nachtelijk afschot in combinatie met kunstlicht, teneinde kwetsbare soorten en Freiland-kippenbedrijven beter te beschermen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Zie ook ABRvS 4 december 2014, nr. 201012263/1/A3, overweging 4.5.

X Noot
2

Motie Schrijers-Pierik (Kamerstuk 28 600 XIV, nr. 17).

X Noot
3

Artikel 72, eerste lid, van de Flora- en faunawet in samenhang met artikel 5 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren.

Naar boven