28 286 Dierenwelzijn

Nr. 507 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2011

Hierbij ontvangt u de derde voortgangsrapportage over de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid1 , en de tweede uitgave van de Staat van het Dier1, beiden over het jaar 2010. Samen geven deze documenten een beeld van de stand van zaken en ontwikkelingen rond dierenwelzijn en diergezondheid in Nederland.

In 2007 zijn lopende activiteiten op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid, fungerend beleid en nieuw beleid bijeen gebracht in de Nota Dierenwelzijn en Nationale Agenda Diergezondheid. In de vier jaar na de start van deze beleidsnota’s is er veel gebeurd. Diverse acties zijn afgerond en verbeteringen zijn doorgevoerd. Ook zijn er diverse acties die doorlopen dan wel zijn opgenomen in beleid. Aan een aantal acties wordt nog gewerkt. Dierenwelzijn en diergezondheid zijn de laatste jaren meer en meer op de agenda gekomen van zowel overheid als bedrijfsleven, en verbeteringen zijn in gang gezet.

Ik heb uw Kamer toegezegd de Nota Dierenwelzijn en Nationale Agenda Diergezondheid te actualiseren. Een actualisatie die moet leiden tot een integrale beleidsnota dierenwelzijn en diergezondheid. De wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, onderzoeken en adviezen van de afgelopen jaren, bijvoorbeeld van de Raad voor Dieraangelegenheden, worden samen met bestaand beleid tot één Nota Dierbeleid gevormd. Daarvoor is het nodig een maatschappelijk gedragen visie op het houden en gebruiken van dieren te hebben. Bij mijn aanpak wil ik vooral de diverse sectoren, maatschappelijke organisaties en burgers zelf aan bod laten komen. Verder zal ik ook de verbinding leggen met bestaande trajecten zoals de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, Maatschappelijke Dialoog Megastallen, de EC Strategy Animal Welfare en de uitvoering van de Community Animal Health Policy.

Algemene signaleringen

De derde Voortgangsrapportage en de tweede Staat van het Dier signaleren dat het werken aan verdergaande verbeteringen op het vlak van dierenwelzijn een leer- en ontwikkeltraject vraagt van de veehouder en zijn omgeving (aanpassing diermanagement). En dat vergt tijd en investeringen. Bijvoorbeeld het niet meer castreren van varkens, dat vermindering van ongerief geeft, levert een knelpunt op in de sociale huisvesting en vergt een ander diermanagement.

Ook op andere vlakken in de verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid blijkt tijd een belangrijke factor. Bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van integraal duurzame en diervriendelijke stallen, waar men onder andere rekening te houden heeft met investeringsritmen, bij het terugdringen van keizersneden bij vleesvee en bepaalde hondenrassen, waarbij bepaalde eigenschappen teruggefokt moeten worden en fokken kost tijd, en bij het verlagen van biggensterfte, waar verschillende aspecten van diermanagement en huisvesting invloed hebben.

Op meerdere vlakken is zichtbaar dat de wil er is. Waardering heb ik voor sectoren en bedrijven die voortvarend aan de slag zijn gegaan en ook de dialoog met de maatschappij aangaan.

Uit de rapportages blijkt dat bij burger en ondernemer over het algemeen genomen meer bewustzijn over dierenwelzijn en diergezondheid zichtbaar is, en de eigen rol daarin. Bij de consument is een ontwikkeling gaande van groeiend bewustzijn over dierenwelzijn, van «dierenwelzijn dat is iets van «die ander»» naar «dierenwelzijn is ook mijn keus». Bij burger en consument speelt vooral eenvoudig te verkrijgen goede kennis en informatie een rol zodat bewuste keuzes gemaakt kunnen worden bij de aanschaf en verzorging van een huisdier of bij het kopen van voedsel.

Kritische punten

De tweede Staat van het Dier constateert een aantal kritische punten ten opzichte van de eerste Staat van het Dier van een jaar geleden. Op dit moment is het niet duidelijk of dit daadwerkelijk een neerwaartse trend betekent of dat het een momentopname is, mogelijk veroorzaakt door economisch slechtere tijden.

Transport van levende dieren, met alle bijbehorende activiteiten van laden en lossen, en de condities op de wagen, zijn een veroorzaker van ongerief voor alle dieren. De Staat van het Dier constateert dat er in 2009 meer dieren van en naar Nederland zijn getransporteerd dan in 2008. Van het grensoverschrijdend transport voor alle diersoorten gezamenlijk heeft ca. 70% betrekking op transport van of naar de buurlanden België, Luxemburg en Duitsland.

Eén van de doelen uit de NDW is het ter discussie stellen en verminderen van transport van slachtvee over lange afstanden (> 8 uur). De door de onderzoekers gebruikte cijfers over de transportbewegingen van en naar Nederland zijn niet uitgesplitst naar slacht of gebruiksdieren. De cijfers geven daarom geen uitsluitsel over de duur van transport van slachtdieren. Ten aanzien van transportcondities is in de afgelopen periode aan invulling van de norm stahoogte.

Transport van levende dieren heeft blijvend mijn aandacht, ook in mijn nieuwe Nota Dierbeleid.

Op het gebied van aantal, ernst en omvang per geval van verwaarlozing van landbouwhuisdieren constateert de Staat van het Dier een toename van het aantal gegronde meldingen tussen 2009 en 2010.

De nVWA heeft in deze periode extra en selectiever inzet gepleegd op de opsporing van verwaarlozing van dieren. Hierdoor zijn meer gevallen van verwaarlozing eerder ontdekt. In veel gevallen is een (psycho-)sociale oorzaak aan te wijzen.

In 2008 is een 4-jarige pilot gestart voor begeleidingstrajecten waarin naast bedrijfseconomische en maatschappelijke aspecten ook (psycho-)sociale problemen worden aangepakt. Deze pilot loopt af in februari 2012. In aanloop hiernaar toe wordt in overleg met het bedrijfsleven bekeken op welke wijze de aanpak van dierverwaarlozing gestructureerder kan worden aangepakt.

Maatschappelijke transparantie en daarmee verband houdend de maatschappelijke acceptatie zijn belangrijke aspecten van de veehouderij in Nederland. Naast het welzijn van het dier draagt «koeien in de wei» ook bij aan die acceptatie. Volgens de bij de onderzoekers beschikbare gegevens stonden in 2009 minder melkkoeien in de wei ten opzichte van 2008. Het gaat hierbij om een daling van 3%. Er worden nu met name door zuivelorganisaties initiatieven genomen om weidegang voor melkkoeien te stimuleren.

Vooruitgang

De Staat van het Dier constateert ook meerdere positieve veranderingen. Een verbetering is te zien in het aantal door asiels opgevangen en her- of teruggeplaatste honden en katten. Ook vinden houders van gezelschapsdieren en hobbymatige houders van productiedieren steeds meer hun kennis en informatie over dierenwelzijn en diergezondheid op de beschikbare websites van het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG), Platform Verantwoord Huisdierbezit (PVH) en het Landelijk Kenniscentrum Levende Have (LKLH). Ook de website voor paardenhouders, het Nederlands Hippisch Kenniscentrum (NHK), wordt sinds zijn oprichting in 2009 veelvuldig bezocht. Het percentage consumenten dat dierenwelzijn meeweegt bij aankoopbeslissingen van dierlijke producten is gestegen, waardoor de streefwaarde voor 2011 al vrijwel is gerealiseerd.

Bij slachterijen zijn onder andere verbeteringen waar te nemen op het gebied van bedwelmingsmethoden. En bij veehouders zijn verbeteringen waar te nemen op het aantal bedrijven dat bovenwettelijke, welzijnsbevorderende maatregelen neemt en ook stijgt het percentage integraal duurzame stallen gestaag. Het definitieve rapport over integraal duurzame stallen ontvang ik binnenkort. Ik zal u daar separaat over informeren.

De sector onderneemt diverse acties om ingrepen zoals castreren, onthoornen en snavel behandelen te verminderen. Ook is er meer aandacht voor een aan het diergedrag aangepaste huisvesting en voeding zoals vrijloop- of scharrelsystemen (bijvoorbeeld de Rondeelstal) en meer hokverrijking.

Staat van het Dier

De eerste Staat van het Dier, over 2009 en uitgebracht in 2010, was een 0 meting. De huidige – tweede – Staat van het Dier, over 2010, meet het verschil in een jaar tijd. Deze eerste ervaring met de Staat van het Dier toont dat een tussenperiode van één jaar kort is om significante veranderingen of trends te kunnen meten.

Daarnaast heeft het ook methodologische onvolkomenheden aan het licht gebracht.

Bijvoorbeeld de naleving van wet- en regelgeving, en de gevolgen voor dierenwelzijn en diergezondheid, wordt op dit moment in één algemeen en overall streefcijfer gevat. In feite is het geheel aan wet- en regelgeving én het aantal verschillende diersoorten daarvoor veel te complex. Het streefniveau voor de naleving van wet- en regelgeving (80% in 2011) zal daarom hoogstwaarschijnlijk niet worden gehaald. Op basis van het door de nVWA uitgevoerde nalevings¬onderzoek lijkt het zinvoller om streefcijfers te hanteren die gedifferentieerd zijn naar diersoorten en die de verschillende aspecten van de wet- en regelgeving kwalificeren. Bijvoorbeeld: het niet voldoen aan administratieve regelgeving zou minder zwaar kunnen tellen dan het niet voldoen aan voorgeschreven hokgrootte.

In de eerdergenoemde actualisatie van de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid zal ik daarom ook de Staat van het Dier evalueren, waarbij zowel functie als inhoud onder de loep genomen wordt. De beleidsreactie op de tweede Staat van het Dier zal worden opgenomen in de Nota Dierbeleid.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven