28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1266 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2022

Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over recente ontwikkelingen in de vogelgriepepidemie. Zoals ik in mijn brief van 11 oktober jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 269) aangaf was de verwachting dat we de komende tijd nog regelmatig met uitbraken te maken zouden krijgen. Na het commissiedebat van 13 oktober jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1263) zijn er zeven besmettingen met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) bijgekomen. In Nieuwleusen, Blija, Ospel, Heythuysen, Lunteren, Hedel en Neerkant. De bedrijven in Ospel en Lunteren liggen in pluimveedichte gebieden waardoor naast de standaard maatregelen ook preventieve ruimingen nodig zijn. In deze brief ga ik nader in op de situatie die in Lunteren is ontstaan.

Situatie in Lunteren

Op vrijdag 21 oktober jl. is een besmetting in Lunteren bevestigd en is rond het besmette bedrijf een beperkingszone ingesteld. In de 1-kilometerzone rond deze besmette locatie liggen zeven locaties waar op dat moment pluimvee aanwezig was. Gezien de pluimveedichtheid in dat gebied heb ik besloten dat deze bedrijven preventief geruimd moeten worden om verdere verspreiding van het virus te voorkomen.

Nadere toelichting preventief ruimen

De reden om bedrijven preventief te ruimen is dat deze bedrijven mogelijk al besmet zijn en daarmee besmettelijk voor zijn voor andere bedrijven. Wachten tot de dieren verschijnselen van vogelgriep vertonen leidt er vaak toe dat met de bestrijding achter de feiten aangelopen gaat worden en het virus zich verder verspreidt naar andere bedrijven. Dit speelt met name in gebieden waar de dichtheid van bedrijven zo is dat de zogenoemde Rh-waarde bij uitvoering van de minimale EU-maatregelen groter blijft dan 1. Dat betekent dat één bedrijf gemiddeld meer dan één ander bedrijf zal besmetten. Preventief ruimen in een 1 km zone kan de Rh-waarde verlagen tot kleiner dan 1. Op die manier wordt een lokale epidemie dus bestreden. Preventief ruimen, zo snel mogelijk na vaststelling van een besmetting is, in pluimveedichte gebieden, daarom nu staand beleid.

Dat neemt niet weg dat ik, mede gezien het feit dat preventief ruimen een zeer ingrijpende maatregel is, per geval afweeg of deze maatregel genomen moet worden.

De bedrijfsincubatietijd is de tijd tussen de daadwerkelijke besmetting van het eerste dier en het zichtbaar worden van die besmetting later in de tijd. De bedrijfsincubatietijd wordt in dagen uitgedrukt en is van verschillende factoren afhankelijk. Er is dan ook niet één universele vaste waarde. De bedrijfsincubatietijd voor HPAI is door de wereldorganisatie voor diergezondheid (WOAH) vastgesteld op 14 dagen. Dit is een gemiddelde. In Nederland wordt deze voor de Nederlandse situatie ingeschat op 11 dagen. Eén van de factoren die de incubatietijd beïnvloedt is het soort dieren in de stal. Voor pluimveebedrijven met kippen is dat aantal dagen nog wat lager. Bij de zitting van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) is daarom als grenswaarde voor het specifieke geval van Lunteren, waar alleen bedrijven met kippen in de 1 km aanwezig zijn, een grenswaarde van negen dagen aangehouden. Dat betekent dat het negen dagen duurt, na de initiële besmetting op een bedrijf, voordat de houder een verdenking rapporteert. Voor het ontdekken van de besmetting is een bedrijf al wel besmettelijk. Preventief ruimen heeft als doel nog niet ontdekte besmette bedrijven te ruimen voordat ze andere bedrijven kunnen besmetten.

Het verloop van de preventieve ruimingen in Lunteren

Het is gebruikelijk dat een preventieve ruiming zo snel mogelijk gebeurt, bij voorkeur binnen enkele dagen na de ruiming van de besmette locatie. In Lunteren trad door een samenloop van omstandigheden vertraging op. De levering van CO2-gas voor het doden van de dieren is beperkt door de huidige energiecrisis. Daarnaast was de NVWA op 22 oktober en 23 oktober nog bezig met het ruimen van de besmette bedrijven in Heythuysen (300.000 legkippen) en Hedel (44.400 kalkoenen). Besmette bedrijven worden namelijk eerst geruimd, aangezien die een groter risico vormen voor verspreiding. Tenslotte hebben de bezwaarprocedures van de pluimveehouders uit Lunteren ook tot vertraging geleid.

Op maandag 24 oktober en dinsdag 25 oktober is de preventieve ruiming van het meest dichtbij gelegen pluimveebedrijf met 160.000 vleeskuikens en een relatief kleine locatie met 700 hennen uitgevoerd in Lunteren. Toen de NVWA voorbereidingen aan het treffen was voor de ruiming van de andere vijf bedrijven, bleken deze bedrijven bezwaar te hebben tegen de ruimingen. Deze houders hebben vervolgens besloten om op 26 en 27 oktober een voorlopige voorziening (VoVo) aan te vragen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven. Bij een VoVo mag de NVWA niet ruimen totdat de uitspraak door de rechter is gedaan.

Voorlopige voorzieningen

Op 27 oktober zijn de VoVo’s behandeld. Het grootste bezwaar van de houders was dat inmiddels zo veel tijd is verstreken dat het nu, gezien het feit dat de kippen nog altijd geen ziekteverschijnselen vertonen, niet zinvol meer is de bedrijven preventief te ruimen. Ze betoogden dat de kans dat ze besmet zijn steeds lager wordt. Ik realiseer me dat als de incubatietijd is verstreken en geen ziekteverschijnselen zijn gezien, het niet erg waarschijnlijk is dat de bedrijven besmet zijn.

Ik begrijp de emoties bij de veehouders en hun argumenten door de ontstane situatie. Echter, de bedrijfsincubatietijd is nog niet verstreken. Hoe eerder een mogelijk besmet bedrijf geruimd is, hoe beter dat is in het licht van de bestrijding, ook als de incubatietijd bijna verstreken is.

De rechter heeft besloten dat de preventieve ruimingen doorgang mogen vinden, maar dat die voor zaterdagavond 22.00 uur moeten zijn afgerond. Daarbij geeft de rechter aan dat het bij een ruiming gaat om doding van de dieren, rapen en afvoeren van de kadavers, en de voorlopige reiniging en desinfectie van de stal.

Gevolgen van de uitspraak

Gisteren, 27 oktober, is er een nieuwe besmetting vastgesteld in Neerkant1. Dit bedrijf zal vandaag worden geruimd. Gezien de deadline van de rechter moet ik op korte termijn een beslissing nemen over het al dan niet doorzetten van het preventief ruimen van de vijf bedrijven in Lunteren. Praktisch gezien – met het oog op beschikbaar CO2-gas – is het mogelijk om voor zaterdag 22.00 uur de twee bedrijven die het dichtste bij het besmette bedrijf liggen preventief te ruimen.

De situatie die nu is ontstaan is nieuw en nog niet eerder voorgekomen. Ten algemene geldt dat naarmate de tijd van de bedrijfsincubatietijd verstrijkt de kans dat een bedrijf besmet blijkt kleiner wordt. Echter deze kans is nog steeds niet nul. Idealiter zou ik, om een besluit over deze situatie te nemen, aan deskundigen vragen het risico zo veel mogelijk te kwantificeren. Dit is echter in de resterende tijd tot zaterdagavond niet meer mogelijk. Daarom heb ik besloten om, op basis van de kennis die er nu is, de bedrijven in de 1 kilometer zone van Lunteren niet meer preventief te ruimen. Door de relatief lange periode tussen de ruiming van het bronbedrijf en nog uit te voeren preventieve ruimingen is de toegevoegde waarde van het preventief ruimen in deze situatie, waarschijnlijk beperkt. Dit ook in het licht van de intrinsieke waarde van het dier en het beleid om waar mogelijk zo min mogelijk dieren te ruimen.

Het is voor deze pluimveehouders de afgelopen dagen een heftige tijd geweest. Ik hoop van harte dat de komende dagen blijkt dat de vijf bedrijven niet besmet zijn. Deze bedrijven in Lunteren staan onder intensieve monitoring door de Gezondheidsdienst voor Dieren en worden dagelijks gebeld om na te gaan of er eventuele verschijnselen van vogelgriep zijn. Indien een of meer van de bedrijven alsnog positief blijkt zal dit snel ontdekt worden en worden betreffende bedrijven alsnog geruimd.

Ik benadruk dat dit een specifieke situatie is die ontstaan is door een samenloop van omstandigheden. Deze situatie is geenszins aanleiding om het beleid voor preventief ruimen ten algemene nu te herzien. Het CBb heeft het preventief ruimen als zodanig ook in stand gelaten. De situatie is wel aanleiding om deze casus voor te leggen aan (veterinaire) deskundigen en deze te laten beoordelen (op basis van epidemiologische modellen) om te kijken of hiermee meer wetenschappelijke zekerheid gekregen kan worden voor dit soort situaties.

In mijn brief van 11 oktober jl. gaf ik aan dat de aanlevering van kooldioxidegas (CO2) voor uitvoering van de stalvergassing door de energiecrisis een punt van zorg is. En dat dit mede de oorzaak zal zijn van het aanbrengen van een prioritering in de volgorde van ruimingen. Inmiddels worden er gesprekken gevoerd met diverse partijen om, binnen door de energiecrisis ontstane de beperkingen, afspraken te maken hoe voldoende en tijdige de levering van CO2-gas geregeld kan worden.

Tot slot

De situatie die ik in deze brief heb beschreven onderstreept wat ik in mijn brief van 11 oktober jl. heb aangegeven. De huidige vogelgriep situatie is niet houdbaar. En zoals ik tijdens het commissiedebat op 13 oktober ook aangaf, vind ik dat er ook een oplossing moet komen om met preventief ruimen te kunnen stoppen. Met het oog daarop zal ik voor de toekomst samen met de sector kijken hoe we de pluimveedichtheid in bepaalde gebieden kunnen verlagen zodat we dit soort situaties in de toekomst niet meer voor hoeven te komen. Ook heb ik aangegeven dat er helaas geen nieuwe eenvoudig uitvoerbare maatregelen bestaan die op korte termijn bijdragen aan het voorkomen van besmettingen. De noodzaak voor het intensiveringsplan met onder andere versnelling van het mogelijk maken van vaccinatie is duidelijk en ik zet me daar ook voor in.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven