28 286 Dierenwelzijn

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 1121 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2020

Met deze brief informeren wij u over diverse zaken wat betreft SARS-CoV-2 infecties bij nertsen. Wij gaan in op de nieuwe besmettingen, de resultaten van het screeningsonderzoek, de wijze waarop we de monitoring van nertsenbedrijven voortzetten en het oplossen van enkele knelpunten op bedrijven. Tevens geven we een samenvatting van de terugkoppeling van de welzijnscommissie dierziekten over het verloop van de ruimingen. Tenslotte gaan wij in op de stand van zaken van het onderzoek bij bedrijfsmatig gehouden konijnen in relatie tot SARS-CoV-2 en op de toezegging over onderzoek naar de rol van vitamine D.

Stand van zaken besmettingen bij nertsenbedrijven

Helaas zijn de afgelopen week, ondanks alle getroffen maatregelen, nieuwe besmettingen geconstateerd op nertsenbedrijven. Op 2 juli jl. is een besmetting vastgesteld bij een nertsenbedrijf in Landhorst; op 4 en 5 juli op twee bedrijven in Gemert (Brabant) en op 9 juli op een bedrijf in Ospel en een bedrijf in Vredepeel (beide Limburg). Daarmee zijn op dit moment in totaal op 22 nertsenbedrijven besmettingen aangetoond.

De besmetting in Landhorst is aan het licht gekomen na een melding van verschijnselen bij nertsen, dus op basis van de meldplicht. Het bedrijf is 3 juli geruimd. Medewerkers van het bedrijf hadden COVID-19 verschijnselen.

De twee besmettingen in Gemert zijn ontdekt via het early warning systeem (EW), waarvoor houders wekelijks kadavers moeten in sturen. Het betreft hier twee locaties van eenzelfde eigenaar. De bedrijven zijn op 6 en 7 juli geruimd. Het bedrijf in Ospel is via beide systemen opgespoord, zowel in de EW als via een melding van verschijnselen bij de nertsen. De besmetting op het bedrijf in Vredepeel is ook via de EW geconstateerd. Dit bedrijf is van een houder van wie eerder een locatie besmet was geraakt. Deze laatste twee besmettingen betreffen locaties buiten de regio waar tot nu toe de meeste besmettingen zijn opgetreden.

De NVWA en GGD doen op elk besmet bedrijf traceringsonderzoek om de bronnen van deze infecties op te sporen; van de recente infecties is nog geen introductieroute aannemelijk gemaakt.

Aanscherpen maatregelen in verband met nieuwe besmettingen

Naar aanleiding van de recente uitbraken hebben we deskundigen van de Faculteit Diergeneeskunde (FD), het RIVM en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) gevraagd te adviseren over eventuele aanpassingen van het hygiëneprotocol voor de nertsensector. De sector scherpt op basis van deze adviezen het protocol aan en legt deze wijzigingen aan de NVWA voor ter goedkeuring. Belangrijke wijziging in het protocol is het verplichte gebruik van niet medische mondkapjes en gezichtsschermen door medewerkers op alle nertsenbedrijven. Verder heeft het Ministerie van LNV aan de GD gevraagd een webinar te organiseren over hygiënemaatregelen op nertsenbedrijven. Dit wordt vanaf medio juli aan nertsenhouders en medewerkers aangeboden en verplichte deelname hieraan wordt opgenomen in het hygiëneprotocol.

Het is van groot belang dat alle nertsenhouders en medewerkers op de bedrijven zich houden aan alle hygiënevoorschriften om mogelijke insleep van het virus te voorkomen. In dat kader benadrukken we nogmaals dat medewerkers met COVID-19 verschijnselen niet met de nertsen in aanraking komen, niet in de stal komen en zich laten testen.

De NVWA zal het toezicht op de naleving van de maatregelen ter voorkoming van infectie van nertsen met SARS-CoV-2 intensiveren. Naast het traceringsonderzoek dat door de NVWA en GGD wordt gedaan zal de FD de komende tijd op alle besmette bedrijven nog uitgebreider onderzoek doen om introductieroutes te achterhalen.

Gezien het feit dat er – ondanks alle getroffen maatregelen om insleep van het virus op bedrijven te voorkomen – nog steeds besmettingen worden geconstateerd en er geen duidelijkheid is over de introductieroute van het virus op de bedrijven, hebben wij de deskundigengroep dierziekten verzocht komende week de huidige epidemiologische situatie nader duiden. In dit licht zullen wij tevens het OMT-Z volgende week nogmaals om risicobeoordeling en advies vragen.

Zorgen in de regio

Bij diverse gemeenten, bewoners en ondernemers in Brabant leven zorgen over de aanhoudende besmettingen bij de nertsenbedrijven. Dat blijkt ook uit een recente brief van de Veiligheidsregio Brabant -Zuidoost terzake die we hebben ontvangen. Wij begrijpen en delen deze zorgen. Juist omdat er geen volledige duidelijkheid is over de besmettingsroute van het virus en we nieuwe besmettingen niet uit kunnen sluiten, maken we het huidige maatregelenpakket strenger en hebben we aanvullend onderzoek uitgezet naar besmettingsroutes. In de brief vraagt de Veiligheidsregio om alle nertsenbedrijven in het gebied preventief te ruimen. Het preventief ruimen van gezonde, niet-besmette dieren is een zeer vergaande en ingrijpende maatregel om verspreiding van een ziekte bij dieren te voorkomen. Deze maatregel treffen we alleen als er geen andere mogelijkheid bestaat om de volksgezondheid of diergezondheid te beschermen. Dat is nu niet aan de orde. Met alle maatregelen die genomen worden staat steeds de volksgezondheid voorop. Ook zullen we, zoals hierboven al aangegeven, gezien de recente ontwikkelingen en nieuwe besmettingen – de deskundigengroep dierziekten en het OMT-Z om advies vragen.

Resultaten screening nertsenbedrijven

De serologische screening (op antistoffen tegen het virus) van alle nertsenbedrijven is afgerond. Op enkele bedrijven moesten extra monsters worden genomen, waardoor het testen langer heeft geduurd dan voorzien. De uitslagen op alle niet-besmette bedrijven zijn negatief, hetgeen betekent dat deze bedrijven niet besmet zijn geweest met SARS-CoV-2.

Voortzetting early warning en screening van nertsenfokkerijen

De situatie op nertsenbedrijven wordt op drie manieren in de gaten houden: via het verplicht melden van ziekteverschijnselen bij nertsen, een early warningsysteem (EW) (het wekelijks insturen van kadavers) en de serologische screening (testen op de aanwezigheid van antistoffen). Via de EW zijn 16 van de 22 besmette bedrijven opgespoord, de overige zes zijn via meldingen binnengekomen. Op dit moment kunnen nieuwe besmettingen niet worden uitgesloten, derhalve is het van groot belang de monitoring de komende tijd te blijven uitvoeren. De EW zal tenminste de komende vijf weken op vergelijkbare wijze uitgevoerd worden. Wanneer de komende periode gedurende enkele weken geen nieuwe besmettingen zijn geconstateerd, volgt nogmaals een serologisch (bloed)onderzoek bij nertsen om zeker te zijn dat er geen subklinische infecties zijn geweest. Afhankelijk van de resultaten zal worden bezien of en zo ja hoe de monitoring daarna wordt voortgezet.

Mestafvoer

Op verschillende niet-besmette nertsenbedrijven dreigt de mestput over te lopen. De houders moeten daarom op korte termijn hun mest kunnen afvoeren. Mest van besmette bedrijven moet eveneens worden afgevoerd, zodat deze bedrijven volledig kunnen worden gereinigd en ontsmet. De deskundigengroep dierziekten, Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) en het RIVM zijn om advies gevraagd op welke wijze de mest verantwoord kan worden afgevoerd.

Niet-besmette bedrijven

Op basis van de adviezen zal het afvoeren van mest van niet-besmette bedrijven onder voorwaarden worden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in een wettelijke regeling. Het vervoer van nertsenmest wordt alleen toegestaan naar locaties waar de mest direct wordt geïnjecteerd op land, naar een opslag waar de mest tenminste drie weken blijft of naar een verwerkingsinstallatie waar de mest tenminste tot een temperatuur van 70°C wordt verhit. Ook geldt een bioveiligheidsprotocol voor de vervoermiddelen en de personen die met de mest werken.

Besmette bedrijven

WBVR adviseert een bewaartermijn van tenminste drie weken na de afronding van de ruiming in acht te nemen. Daarna zal de NVWA in individuele gevallen op aanvraag ontheffing verlenen van het vervoersverbod. Daarbij zullen houders worden verplicht de mest af te voeren naar een biogasinstallatie waar de mest tot een temperatuur van >70°C wordt verhit.

Vervoer pups naar andere bedrijven

Een tiental niet-besmette bedrijven heeft in hun houderijsysteem geen huisvesting voor gespeende pups op dezelfde locatie. Normaliter worden deze pups in deze periode van het jaar verplaatst naar andere locaties van veelal dezelfde eigenaar.

Wanneer deze pups vanwege het vervoersverbod op de bedrijven moeten blijven, ontstaat er een aanzienlijk dierwelzijnsprobleem. Vanwege de groei en omvang van de pups en – mede als gevolg daarvan – onderling bijtgedrag, kunnen de pups niet langer bij hun moeder gehuisvest blijven. Om dit probleem dat nu speelt op te lossen moeten de pups worden vervoerd naar een andere locatie. De deskundigengroep dierziekten adviseert een aantal maatregelen die de kans op verspreiding door het vervoer van pups sterk verkleint. Onder deze (hieronder genoemde) strikte voorwaarden kan het vervoer op verantwoorde wijze plaatsvinden. Voor de verplaatsing van pups van niet-besmette bedrijven, moet een ontheffing aangevraagd worden bij de NVWA. Hiervoor gelden onderstaande voorwaarden:

  • Een steekproef bij de nertsen op het bedrijf van herkomst op de aanwezigheid van SARS-CoV-2.

  • De pups gaan bij voorkeur naar een locatie waar nu geen dieren zitten. Dit betreft nadrukkelijk niet de eerder geruimde, leegstaande bedrijven; deze mogen immers op dit moment niet worden herbevolkt. De NVWA ziet op dit laatste toe.

  • Als op de betreffende locatie wel nertsen zitten, worden deze voor aankomst van de pups steekproefsgewijs onderzocht op SARS-CoV-2.

  • De pups mogen niet vanuit het risicogebied (Noord Brabant en Limburg) naar een locatie buiten het risicogebied worden vervoerd en vice versa.

  • De pups worden in de week na aankomst nogmaals onderzocht.

  • Transport kan alleen plaatsvinden met strikte hygiënemaatregelen en nadat de officiële dierenarts de dieren heeft gecontroleerd.

Rapportage Welzijnscommissie Dierziekten ruimingen nertsenbedrijven

De Welzijnscommissie Dierziekten informeert de Minister van LNV over hun bevindingen ten aanzien van de dierenwelzijnsaspecten bij de ruimingsactiviteiten en bestrijdingsmaatregelen. Zo nodig adviseert de Welzijnscommissie de Minister over mogelijkheden om het welzijn van de betrokken dieren te verbeteren. De Welzijnscommissie heeft geadviseerd over de wijze waarop de besmette nertsenfokkerijen worden geruimd. Er is bewust gekozen om het doden van de dieren door de nertsenhouders en verzorgers te laten uitvoeren vanwege hun jarenlange deskundigheid. De Welzijnscommissie was aanwezig bij de eerste ruiming op 5 juni en heeft in de periode tot en met 15 juni jl. nog drie nertsenfokkerijen bezocht die werden geruimd. Het betreft bedrijven van verschillende aard en omvang. De Welzijnscommissie stelde tijdens haar bezoeken vast dat het doden van de nertsen en hun pups overwegend goed verliep. De toezichthouder reageerde adequaat op aanwijzingen van de Welzijnscommissie. Er is bij deze ruimingen geen vermijdbaar ongerief vastgesteld tijdens het doden van de dieren. De Welzijnscommissie is ook aanwezig geweest bij een aantal ruimingen na 15 juni, en zal ook toezicht houden bij eventueel toekomstige ruimingen en ons hierover nader rapporteren.

Onderzoek bedrijfsmatig gehouden konijnen

Uit experimenteel onderzoek is gebleken dat konijnen gevoelig kunnen zijn voor infecties met SARS-CoV-2. Daarom is uit voorzorg serologisch onderzoek uitgevoerd op konijnenbedrijven in dezelfde regio als waar de besmette nertsenbedrijven liggen. Dit onderzoek is aangekondigd in de Kamerbrief van 8 mei jl. (nr. 28 286, nr. 1090). Het onderzoek bestond uit een vrijwillige screening door middel van bloedonderzoek bij 18 konijnenbedrijven. Dit onderzoek is afgerond en alle bloedmonsters zijn negatief getest. Dat betekent dat op die 18 bedrijven geen SARS-CoV-2 heeft gecirculeerd. Internationaal zijn er ook geen aanwijzingen die duiden op mogelijke besmettingen met SARS-CoV-2 bij konijnen, noch bij bedrijfsmatig gehouden konijnen noch bij konijnen die als huisdier gehouden worden.

Uit voorzorg was het Deskundigenberaad zoönosen (DB-Z) hierover om advies gevraagd. Het verslag van het DB-Z treft u als bijlage bij deze brief aan1. Het DB-Z concludeerde op 1 juli dat het op dat moment nog niet bekend was of er besmetting was opgetreden op konijnenhouderijen en of konijnen besmettelijk kunnen zijn voor andere dieren of voor mensen. Het advies van het DB-Z was om te wachten tot de definitieve resultaten van het onderzoek op de 18 bedrijven bekend zijn. Die zijn zoals hierboven aangegeven nu bekend en negatief. Om een volledig beeld te krijgen wordt de serologische screening uitgebreid naar alle konijnenbedrijven in Nederland. Deze screening op de overige konijnenbedrijven zal in juli plaatsvinden, de uitslagen worden in augustus verwacht.

Vitamine D en nertsen: toezegging tijdens debat 10 juni

Het Kamerlid Graus van de PVV heeft gevraagd naar de relatie tussen SARS-CoV-2 infecties bij nertsen en een mogelijk gebrek aan vitamine D. Er is toegezegd na te gaan welke (wetenschappelijke) informatie daar op dit moment over beschikbaar is. Uit onderzoek blijkt dat de aanmaak van vitamine D onder invloed van ultraviolet B licht (zonlicht) slechts een beperkte rol speelt in de vitamine D-huishouding in carnivoren zoals nertsen. Een otter blijkt bijvoorbeeld geen vitamine D aan te maken na blootstelling aan ultraviolet B licht. Het toevoegen van grote hoeveelheden vitamine D aan voer voor carnivoren is iets wat standaard gebeurt, zowel in het voer voor dierentuindieren als in het rantsoen voor honden en katten.

Een aandoening die ontstaat door een tekort aan vitamine D in voeding is rachitis.

De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft jarenlang systematisch een deel van de uitval op nertsenbedrijven in Nederland onderzocht door middel van postmortaal onderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat deze aandoening nooit bij nertsen is aangetoond. Daaruit valt ook op te maken dat er geen structureel tekort lijkt te zijn aan vitamine D in het rantsoen van nertsen in Nederland.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven