nr. 30
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2002
Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de Minister van Justitie, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid K. L. Phoa en
de Minister van Verkeer en Waterstaat, bied ik u de reactie aan op de motie
Mosterd c.s. (Kamerstukken II 2001/02, 28 169, nr. 23).
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel gelijke behandeling op grond
van handicap of chronische ziekte in uw kamer, is uitgebreid gediscussieerd
over de reikwijdte van het desbetreffende wetsvoorstel. Hierbij werd een groot
aantal moties ingediend die daarop betrekking hadden. Het kabinet heeft procedureel
op deze moties gereageerd in de aanbiedingsbrief bij het overzicht van knelpunten,
dat op 6 november 2002 (Kamerstuk 28 169, nr. 29) aan de Tweede
Kamer is verzonden. Deze zal door een nieuw kabinet worden vervolgd in een
actieplan dat u in beginsel, afhankelijk van de insteek van het nieuwe kabinet,
in de eerste helft van volgend jaar zal bereiken. In dit actieplan zal ook
een tijdsplanning voor de uitbreiding worden weergegeven.
In de motie Mosterd c.s. wordt de regering verzocht een traject uit te
zetten om op zo kort mogelijke termijn de Wet gelijke behandeling op grond
van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) onder de Algemene wet gelijke
behandeling (Awgb) te brengen. In deze brief wil ik de stappen en discussiepunten
weergeven die onderdeel van dit traject vormen.
Voorop staat dat integratie van de WGBH/CZ in deze wetgeving niet aan
uitbreiding van de rechtsbescherming met andere maatschappelijke sectoren
voor de grond handicap en chronische ziekte in de weg zal staan.
Eveneens staat voorop dat het ongewenst is dat totstandkoming van de WGBH/CZ
nog vertraging oploopt. Dit is ook herhaaldelijk door uw kamer bekrachtigd.
Dit betekent dat het tempo van integratie in ieder geval mede bepaald
zal worden door twee trajecten die op dit moment lopen. Allereerst is dat
de behandeling van de WGBH/CZ in de Eerste Kamer. Duidelijk zal moeten zijn
welke regels er geïntegreerd zullen worden.
In de tweede plaats zal binnenkort een wetsvoorstel houdende een wijziging
van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten ter uitvoering
van richtlijn nr. 2000/43/EG en richtlijn nr. 2000/78/EG (EG-implementatiewet
Awgb) bij uw kamer worden ingediend. In dit wetsvoorstel zullen ook enkele
bepalingen van de WGBH/CZ worden gewijzigd. Naar mijn mening verdient het
de voorkeur de behandeling van dit wetsvoorstel af wachten, zodat duidelijk
is in welke tekst geïntegreerd wordt. De regering streeft ernaar u dit
wetsvoorstel toe te zenden in januari 2003.
Gezien de beschikbare implementatietermijn van beide richtlijnen is het
niet acceptabel deze wetstrajecten tijdsverlies te laten oplopen door deze
te belasten met de integratie van de WGBH/CZ in de Awgb.
Nadat de WGBH/CZ en de EG-implementatiewet Awgb door de Eerste Kamer zijn
aangenomen, zal de regering een integratiewet ontwerpen. De huidige tekst
van de WGBH/CZ laat zich niet eenvoudigweg vertalen naar de Awgb. Op diverse
punten zal kritisch bezien moeten worden hoe deze opgenomen kunnen worden
in de Awgb. Onder meer valt hierbij te denken aan artikel 2 van de WGBH/CZ
(de verplichting om desgevraagd doeltreffende aanpassingen te treffen, die
mensen met een handicap of chronische ziekte in staat moeten stellen op voet
van gelijkheid te participeren in de samenleving). Voorts kent de WGBH/CZ
voor de grond handicap of chronische ziekte specifieke uitzonderingen die
niet eensluidend zijn aan de uitzonderingen genoemd in de Awgb. De huidige
materiële reikwijdte van de WGBH/CZ verschilt van die van de Awgb. Deels
komt dit omdat de reikwijdte van de WGBH/CZ (nog) smaller is, deels ook omdat
deelterreinen in de WGBH/CZ zijn uitgesplitst. Zo is openbaar vervoer een
expliciet onderdeel van de WGBH/CZ en valt dit onder de regels van goederen
en diensten in de Awgb.
De integratie-exercitie en het redigeren van een wetsvoorstel vergt waarschijnlijk
een half jaar. Mocht deze verkenning aanleiding geven tot grotere knelpunten
dan zich op dit moment doet vermoeden welke effect zullen hebben op de keuze
tot integratie dan wel op het tijdspad, dan zal ik uw kamer daarover informeren.
Met een nadere verkenning van deze knelpunten kom ik ook tegemoet aan
de toezegging die door de regering eerder is gedaan in het nader rapport bij
de WGBH/CZ, alsmede in het nader rapport bij de implementatienotitie, een
dergelijk onderzoek te verrichten.
De vraag naar integratie in de Awgb speelt ook voor het wetsvoorstel gelijke
behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (Kamerstuk 28 170), dat
op dit moment ter behandeling bij uw kamer ligt. De Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid zal namens de betrokken bewindslieden uw kamer hierover
afzonderlijk informeren.
Resumerend, kom ik op het volgende tijdspad:
– Stap 1: vaststelling EG-implementatiewet Awgb en WGBH/CZ in Eerste
Kamer, teneinde duidelijk te krijgen over wat waarin dient te worden geïntegreerd
– vervolgens stap 2: half jaar ten behoeve van verkenning en ontwerpen
integratiewet;
– vervolgens stap 3: formele wetstraject.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp