Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28168 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28168 nr. 7 |
Vastgesteld 15 april 2002
Na kennis te hebben genomen van de inhoud van de nota naar aanleiding van het verslag bij voorliggend wetsvoorstel en de daarbij gevoegde nota van wijziging bleek er in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bij enkele fracties nog behoefte te bestaan een aantal aanvullende vragen en opmerkingen ter beantwoording aan de regering voor te leggen, die hieronder zijn opgenomen. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
ALGEMEEN DEEL | 3 |
INLEIDING | 3 |
Algemeen | 3 |
Tijdspad wetgevingstraject | 4 |
Algemene maatregelen van bestuur | 4 |
Voortgang implementatie | 4 |
RECHT OP JEUGDZORG | 5 |
Aanspraak ingevolge deze wet | 5 |
Karakter van het recht | 5 |
Kostenbeheersing in relatie tot het recht | 5 |
Recht op jeugdzorg en de noodzakelijke middelen | 6 |
BUREAU JEUGDZORG | 6 |
Wat wordt bij amvb geregeld | 6 |
Algemene eisen | 6 |
Toegang tot de jeugdzorg: het proces van indicatiestelling | 6 |
Taken na indicatiestelling: casemanagement | 6 |
Algemeen | 7 |
Laagdrempelig, herkenbaar en bekend | 7 |
Inrichting en positionering van het bureau jeugdzorg | 7 |
Opvoedingsondersteuning | 7 |
Indicatiestelling door het bureau jeugdzorg | 7 |
Jeugd-GGZ | 8 |
Wettelijke taken van het bureau jeugdzorg na de indicatiestelling (casemanagement) | 8 |
Kwaliteit van het bureau jeugdzorg | 9 |
Wachtlijsten bureau jeugdzorg | 9 |
Afstemming Wet op de jeugdzorg en de modernisering AWBZ | 9 |
HET ZORGAANBOD | 9 |
De zorgaanbieders | 9 |
Administratieve lasten voor zorgaanbieders | 9 |
FINANCIERING | 9 |
Algemene uitgangspunten, normering en subsidiëring door de provincies | 9 |
Een eenduidige financiering en aansturing | 9 |
De financieringssystematiek | 10 |
BIJDRAGE IN DE KOSTEN VAN DE JEUGDZORG | 10 |
TOEZICHT | 10 |
DE CLIËNT CENTRAAL | 11 |
Betrokkenheid van de cliënt bij de toegang tot de zorg en bij de zorgverlening | 11 |
ARTIKELSGEWIJS | 11 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag. Deze leden ondersteunen de omslag van aanbodsturing naar vraagsturing. Immers, het belang van de cliënt als consument van zorg staat voor hun voorop. Niet duidelijk wordt hoe met dit wetsvoorstel de omslag van aanbodsturing naar vraagsturing moet worden bereikt. Sturing vindt vooralsnog plaats via het aanbod. Van vraagsturing is nog lang geen sprake. De door de regering gegeven antwoorden leiden dan ook tot een aantal nadere kritische vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven van de voortgang van alle in het implementatieprogramma aangekondigde onderzoeken, pilots, werkgroepen en actieprogramma's. Op welke wijze heeft de regering de resultaten van de onderzoeken, pilots, werkgroepen en actieprogramma's meegenomen in het wetsontwerp?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de nieuwe wet op de jeugdzorg in de toekomstige stelselherziening past. Welke relaties zijn er met de regeringsnota «Vraag aan bod»?
Het wetsvoorstel vertoon op onderdelen grote gelijkenis (o.a. qua aanspraken) met de werking van de AWBZ. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering in een overzicht kan toelichten welke overeenkomsten en verschillen er zijn. Waarom is aangesloten bij de AWBZ? Betekent dit dat de regering voornemens is om de Wet op de Jeugdzorg op den duur hierin onder te brengen?
Ten opzichte van de Wet op de jeugdhulpverlening kent de Wet op de Jeugdzorg een acceptatieplicht voor zorgaanbieders. De leden van de VVD-fractie vragen op grond van welke overwegingen deze plicht is geïntroduceerd. Welke voor- en nadelen kent een acceptatieplicht? Kan een acceptatieplicht maatwerk in de weg staan?
Deze leden vragen ook welke garanties het wetsvoorstel biedt dat indicering van jeugdigen niet leidt tot onnodige bureaucratie zoals bijvoorbeeld bij de RIO's het geval is geweest.
Hoe verhouden zich de planningssystematiek en daaraan gekoppelde indicatietaak tot meer vraagsturing, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Deze leden vragen hoe het verplichte overleg tussen provincie met gemeenten en verzekeraars zich verhoudt tot vraagsturing. Hoe wordt voorkomen dat dit soort overleggen vraagsturing en snelle besluitvorming onnodig frustreren?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nota naar aanleiding van het Verslag over het wetsvoorstel Jeugdzorg. Het doet hen genoegen dat zo uitgebreid op al hun vragen is ingegaan. Zij willen het nader verslag dan ook aangrijpen om nog een aantal aanvullende vragen te stellen, zonder opnieuw de inhoudelijke discussie aan te gaan op onderdelen die zij reeds aan de orde hebben gesteld in het vorig verslag. De inhoudelijke discussie dient in hun ogen nu verder mondeling plaats te hebben.
De leden van de VVD-fractie vragen welke administratieve gevolgen de amvb's hebben voor de bureaus jeugdzorg. Zijn er zogeheten uitvoeringstoetsen uitgevoerd en, zo neen, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom toch gekozen wordt voor een veelheid aan amvb's met voorhang (bladzijde 2) als voor een veelheid daarvan de feitelijke inhoud al bekend is en deze dan verwerkt hadden kunnen worden in het voorliggende wetsvoorstel.
Wat is in dit kader nog het realiteitsgehalte van het geschetste tijdspad in relatie tot de aankomende verkiezingsreces?
Gezien het grote aantal amvb's dat nog invulling behoeft en het voornemen van de regering om de ontwerpen van de amvb's omstreeks eind mei 2002 aan de beide kamers der Staten-Generaal te doen toekomen, overwegen de leden van de D66-fractie momenteel of het niet verstandiger is met de gehele behandeling van het voorliggende wetsvoorstel tot dat moment te wachten. Zij vragen hier ook naar omdat zij inmiddels een brief hebben ontvangen van de MO-groep waarin ook wordt toegelicht dat deze organisatie het verstandiger acht eerst meer duidelijkheid te hebben alvorens verder te gaan met de behandeling van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden vragen de regering wat dit betekent voor het tijdpad van invoering.
Algemene maatregelen van bestuur
De leden van de VVD-fractie vragen aan de regering aan de hand van welke voorbeelden zij kan uitleggen dat de praktijk heeft uitgewezen dat het wenselijk is om flexibiliteit te behouden.
Gesteld wordt dat het gedetailleerd vastleggen in de wet in formele zin de flexibiliteit ondermijnt. Als argument hiervoor is aangegeven dat de jeugdzorg continu aan verandering onderhevig is en bovendien sterk in ontwikkeling is. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten op welke onderdelen en waarom het veranderingsproces vastloopt als gevolg van het formeel vastleggen van wat nu in de amvb's wordt omschreven. Deelt de regering de mening dat flexibiliteit in het veld juist niet is gebaat bij onvolledige en ambivalente wetgeving maar bij heldere regelgeving? Zo neen, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kan dat dit wetsvoorstel een taakverzwaring met zich meebrengt. Wanneer kan de Tweede Kamer inzicht krijgen in deze taakverzwaring en de financiële consequenties daarvan?
Gesteld wordt dat alle provincies per 1 januari 2003 gereed zullen zijn voor invoering van de wet, aldus de leden van de CDA-fractie (bladzijde 6). Daarnaast wordt toegelicht dat er echter nog wel aanzienlijke verschillen bestaan in de ontwikkelingsfases van het bureau jeugdzorg in de afzonderlijke provincies, terwijl voor het doen slagen van de wet het functioneren van een bureau jeugdzorg voorwaarde is. Dat roept bij deze leden vraagtekens op omtrent de realiseerbaarheid. Zijn er meetbare en toetsbare indicatoren opgesteld waarlangs een objectief inzicht verkregen kan worden in de voortgang van de provincies?
Wordt door tussenkomst van het IPO een specifiek plan van aanpak opgesteld om te garanderen dat het bureau jeugdzorg per 1 januari 2003 een feit is in alle provincies?
Het IPO schat de extra kosten voor de provincies t.g.v. de taakverzwaring op € 2,5 miljoen per jaar, overeenkomend met gemiddeld 2 f.t.e. per provincie en grootstedelijke regio (bladzijde 7). In het najaar wordt het IPO nader uitsluitsel gegeven over de extra middelen. Geeft dit de provincies voldoende ruimte om beleidsmatig en financieel te kunnen anticiperen op de implementatie van de wet per 1 januari 2003?
Wordt met het geven van uitsluitsel over de extra middelen nu wel of niet voorzien in afdoende bekostiging van de benodigde extra financiën?
De leden van de VVD-fractie vragen of er Europese jurisprudentie bestaat als het gaat om een recht op jeugdzorg. In welke landen bestaat nog meer een recht op jeugdzorg? Kan de regering toelichten wat in deze landen de redenen zijn voor een dergelijk recht? Wat zijn de effecten van een dergelijk recht in die landen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten wat de omvang is van de GGZ-middelen die uit de AWBZ zullen worden genomen om te worden toegevoegd aan de Bureaus jeugdzorg. Op welke overwegingen is dit gebaseerd en zijn de middelen toereikend om indicatie, diagnostiek en begeleiding van kinderen en ouders op adequate wijze te doen? Welke afspraken zijn hieromtrent gemaakt met GGZ en IPO?
Op bladzijde 10 wordt toegelicht dat wat geldt voor een aanspraak op grond van de AWBZ evenzeer geldt voor een aanspraak op jeugdzorg op grond van het wetsvoorstel. Ook acht de regering het mogelijk dat dit recht juridisch afgedwongen wordt. Voor de leden van de D66-fractie is nog steeds niet duidelijk hoe dat kan voor dat deel van de jeugdhulpverlening dat begrotingsgefinancieerd is. Het recht op jeugdzorg is immers niet in de grondwet verankerd zoals bijvoorbeeld het recht op onderwijs. Ook is er geen sprake van een directe financieringsrelatie zodat tegenover de aanspraak van een cliënt een duidelijke premiebetaling van diezelfde cliënt bestaat. Hiermee verschilt het van de AWBZ-sector. Dit was de reden dat deze leden om een advies van de Landsadvocaat vroegen in hun vorig verslag. Zou de regering dit verzoek nogmaals willen overwegen of anders zelf een juridische onderbouwing willen geven?
Kostenbeheersing in relatie tot het recht
In het indicatiebesluit bepaalt het bureau jeugdzorg inhoud, omvang en duur van de zorg waarop recht bestaat. De leden van de VVD-fractie vragen of dit betekent dat er landelijk verschillen qua indicatiebesluiten kunnen optreden. Zo ja, leidt dit niet tot rechtsongelijkheid?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het Rijk gaat bepalen wat de prestaties van de individuele provincies zijn ten aanzien van doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. Gaat de regering hiervoor indicatoren of kengetallen ontwikkelen? Zo ja, welke? Hoe wordt de kostprijs van jeugdzorg bepaald? Wanneer is deze kostprijs beschikbaar? Hoe wordt de vraag naar jeugdzorg bepaald?
Recht op jeugdzorg en de noodzakelijke middelen
De regering licht toe (bladzijde 11–13) dat de provincie het Rijk kan aanspreken op additionele middelen indien zij kunnen aantonen dat zij al het mogelijke gedaan heeft de aanspraken te realiseren. Tegelijkertijd bestaat de kans op een beroep op overmacht door de provincies. De leden van de CDA-fractie vragen of op deze wijze niet het risico ontstaat dat cliënten in de knel komen tussen enerzijds het recht op jeugdzorg en anderzijds ontoereikende middelen, waarbij ten aanzien van dat laatste onduidelijk is wie op binnen welke termijn verantwoordelijk is voor het voorzien daarin.
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de toegankelijkheid tot de Jeugdzorg zal worden gegarandeerd volgens het «boter bij de vis» principe ofwel kan bij tekortkomend budget een suppletetie plaatsvinden indien er extra productie wordt geleverd.
In het kader van de aanpak van de wachtlijsten in de jeugdzorg is een Taskforce geformeerd die de provincies helpt bij de registratie en aanpak van wachtlijsten. (bladzijde 15). De leden van de CDA-fractie vragen of op deze wijze ook wordt voorzien in het ondersteunen van instellingen in het naast hun primaire werkzaamheden investeren in een betere bedrijfsvoering om hiermee tegemoet te komen aan een efficiëntere aanpak van werkzaamheden en daardoor aan het terugdringen van de wachtlijsten.
De leden van de VVD-fractie vragen welke gevolgen een laagdrempelig bureau jeugdzorg heeft voor de indicatiestelling. Wordt de druk op de indicatiestelling als gevolg van laagdrempeligheid niet onnodig groot, zo neen, waarom niet?
Toegang tot de jeugdzorg: het proces van indicatiestelling
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de nieuwe Wet op de jeugdzorg in 2003 reeds van kracht kan worden als nu nog wordt gestudeerd op de kwalificaties van diegenen die de wet moeten gaan uitvoeren. Op grond waarvan denkt u dat de bureaus jeugdzorg op tijd over voldoende deskundige medewerkers beschikken?
De leden van de CDA-fractie vragen welke definitie ten grondslag ligt aan de gebruikte term «crisissituaties» (bladzijde 17).
Hoe verhoudt de genoemde termijn van uiterlijk 14 dagen zich daartoe?
Taken na indicatiestelling: casemanagement
De leden van de D66-fractie danken de regering voor de toelichting op de nog te verwachten amvb's. Dit geeft hen in ieder geval op hoofdlijnen wat meer inzicht. Alleen het onderdeel «Taken na indicatiestelling: casemanagement» op bladzijde 18 is hen niet duidelijk. Aangezien deze leden zeer veel waarde hechten aan de onafhankelijke case-manager, krijgen zij de tekst bij deze kop graag nader toegelicht.
Laagdrempelig, herkenbaar en bekend
Gesteld wordt dat een bureau jeugdzorg initiatieven kan nemen om betrokkenheid bij het onderwijs te garanderen, alsmede actief vindplaatsgericht werken (bladzijde 20–21). Noodzakelijke voorwaarde naar de mening van de leden van de CDA-fractie is een goed integraal lokaal jeugdbeleid. Wordt in voldoende mate kwalitatief voorzien in de aansluiting daarvan op de mogelijkheden van het bureau jeugdzorg?
Inrichting en positionering van het bureau jeugdzorg
De leden van de SP-fractie beperken zich in deze inbreng tot een punt namelijk de rol van de kinderarts binnen het bureau jeugdzorg. Het bestuur van de Nederlandse vereniging voor Kindergeneeskunde maakt zich grote zorgen omdat in de wet niet gesproken wordt over de participatie van jeugdartsen aan de bureaus jeugdzorg. In de eerste plaats omdat er veel kinderen met complexe problematiek zijn. In de tweede plaats omdat de zorg voor jeugdigen met een lichte verstandelijk handicap tot het bureau jeugdzorg gaat behoren, bij toename van verstandelijk handicap wordt niet alleen vaker een somatische oorzaak hiervoor gevonden maar neemt ook de somatische co-morbiditeit toe. Binnen de kindergeneeskundige praktijk is de diagnostiek van kindermishandeling een toenemend punt van aandacht en het is van zeer groot belang om op dit gebied tot een goede samenwerking te komen tussen de kinderarts en de bureaus jeugdzorg/AMK's. De kinderarts kan dus een belangrijke taak hebben met name in de toegangsfuncties diagnostiek en indicatiestelling. Daarnaast maakt het ontbreken van een kinderarts in het nieuwe bureau jeugdzorg de overdracht van gegevens van de ene medicus naar de andere onmogelijk, stellen de kinderartsen. Deze leden willen graag de mening van de regering hierover horen en vooral of de regering van plan is alsnog met voorstellen te komen om de kinderartsen te laten participeren in het bureau jeugdzorg.
De leden van de CDA-fractie blijven benieuwd naar de invloed van het lopende onderzoek naar het gemeentelijk aanbod op het terrein van opvoedingsondersteuning (bladzijde 26). Op welke wijze kan het recht van opvoedingsondersteuning voor cliënten (jeugdigen en ouders) zoals genoemd in voorliggend wetsvoorstel worden gerealiseerd?
De leden van de D66-fractie zijn verbaasd over het antwoord op hun vraag wanneer opvoedingsondersteuning wel en wanneer niet binnen de geïndiceerde jeugdzorg valt. Dit moet gaan blijken uit de amvb met betrekking tot zorgaanspraken licht de regering toe, zonder er verder inhoudelijk op in te gaan. Deze leden vinden dit onbevredigend en vragen de regering deze vraag alsnog te beantwoorden. Zij gaan er namelijk vanuit dat na vier jaar experimenten vanuit «Regie in de jeugdzorg» deze vraag toch beantwoord moet kunnen worden.
Indicatiestelling door het bureau jeugdzorg
Zorgtoewijzing waarbij het bureau jeugdzorg voor de cliënt beslist waar de cliënt geplaatst moet worden bestaat in het wetsvoorstel niet, aldus de leden van de VVD-fractie. De nota naar aanleiding van het verslag stelt dat zorgtoewijzing inbreuk maakt op de cliënt als «eigenaar» van de aanspraak en dat het bovendien de aanspraak van de cliënt zou beperken, omdat het uitsluitend recht geeft op aanbod dat beschikbaar is en niet op de zorg die de cliënt nodig heeft. Kunnen deze leden hieruit opmaken dat het beschikbare aanbod niet zal voldoen aan de vraag? Kan worden toegelicht waarom zorgtoewijzing als een aanbodgerichte functie wordt gezien, overwegende dat aan een zorgtoewijzing indicatie van de vraag vooraf gaat? Kan de regering tevens toelichten in hoeverre de cliënt de zorg die hij nodig heeft effectiever ontvangt in het voorgestelde systeem dan in een systeem met zorgtoewijzing?
De leden van de D66-fractie vinden de toelichting op bladzijden 26, 27 en 28 over zorgtoewijzing niet duidelijk. Zij hebben hierover een aantal vragen. Klopt het nu dat er geen zorgtoewijzing komt, ook geen zorgtoewijzingsbesluit maar dat de cliënt met de aanspraak in de hand zelf mag bezien bij welke zorgaanbieder hij of zij de aanspraak laat uitvoeren? Klopt het tevens dat er ondersteuning mogelijk is indien de cliënt dit wenst en dat deze ondersteuning gegeven kan worden door bureau jeugdzorg, maar dat dit niet verplicht is? En zo ja, waar kan een cliënt dan anders ondersteuning krijgen? Komen er bijvoorbeeld jeugdhulpverleningsconsulenten of makelaars waarover ook in de zorg inmiddels gesproken wordt? Maar hoe verhoudt zich dat dan tot hetgeen in de amvb komt over casemanagers die in dienst zijn van bureau jeugdzorg? Ook willen deze leden graag weten of binnen het budget dat bij de aanspraak wordt geleverd ook ruimte is om die consulent in te kopen? En betekent dit dat er een mogelijkheid komt voor een persoonsgebonden budget in de jeugdzorg?
Het wetsvoorstel regelt de condities waarmee samenwerking van jeugd-GGZ en bureau jeugdzorg kan worden afgedwongen. De leden van de CDA-fractie vragen welke condities dit betreffen. Welk tijdspad staat de regering daarbij voor ogen?
Wettelijke taken van het bureau jeugdzorg na de indicatiestelling (casemanagement)
In antwoord op een eerdere vraag van de leden van de CDA-fractie naar de concrete instrumenten die het bureau jeugdzorg heeft in de totstandkoming van een hulpverleningsplan, wordt gewezen op het bijeenroepen van overleg tussen cliënt en zorgaanbieder(s), het adviseren van de cliënt en het toetsen van het hulpverleningsplan aan de gestelde indicatie (bladzijde 32). Tegelijkertijd blijft het de verantwoordelijkheid van de aanbieders van jeugdzorg om het hulpverleningsplan tot stand te laten komen, alsmede de samenhang daarin (bladzijde 43). Is daarmee naar het oordeel van de regering sprake van daadwerkelijk concrete instrumenten in de zin van het totstand kunnen doen laten komen door bureau jeugdzorg van een samenhangend hulpverleningsplan? Wat indien dit niet tot stand komt?
De leden van de D66-fractie begrijpen niet waarom op bladzijden 31 en 32 steeds wordt gesproken over bureau jeugdzorg die het samenhangend hulpverleningsplan bevordert en over bureau jeugdzorg die een cliënt na het indicatiebesluit bijstaat. Moet hier niet staan: «de casemanager»?
De leden van de D66-fractie vragen of de regering nog eens kan omschrijven wat zij verstaat onder vrijwillige jeugdhulpverlening.
Kwaliteit van het bureau jeugdzorg
De leden van de CDA-fractie vragen wie aanspreekbaar is op het bestaan en de lengte van de wachtlijsten; bureau jeugdzorg, de provincie of het Rijk?
Op welke wijze wordt overigens voorzien in het registreren van het onvoldoende nakomen van afspraken door behandelende instanties van cliënten voor wie een behandelplan is vastgesteld?
Bij het onderdeel «Wachtlijsten Bureau Jeugdzorg» stelt de regering een interessante vraag: «Hoofdvraag is natuurlijk of het gaat om onvermijdelijke aspecten die samenhangen met de situatie of dat een betere klantgerichte organisatie gerealiseerd moet worden«. De leden van de D66-fractie krijgen graag het antwoord, desnoods uitgesplitst naar bureau jeugdzorg.
Afstemming Wet op de jeugdzorg en de modernisering AWBZ
Gezien de zorgplicht van het zorgkantoor is deze verantwoordelijk voor voldoende zorgaanbod. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten welke instrumenten het zorgkantoor hiervoor heeft.
Zorgaanbieders kunnen subsidie aanvragen bij de provincie. De leden van de VVD-fractie vragen of deze provincie per definitie de eigen provincie dient te zijn of mag een zorgaanbieder ook zaken doen met een andere provincie.
Administratieve lasten voor zorgaanbieders
De leden van de VVD-fractie vragen op grond van welke overwegingen Actal positief over het wetsvoorstel heeft geadviseerd. Welke aandachtspunten signaleert Actal? Op welke wijze zijn deze aanbevelingen in het wetsvoorstel geïncorporeerd?
De leden van de D66-fractie zijn verrast dat uit de kwantitatieve analyse over de verandering van de administratieve lasten een verwachte lastenverlichting van 0,85 miljoen euro naar voren komt. Op welke onderdelen vindt deze lastenverlichting plaats?
Algemene uitgangspunten, normering en subsidiëring door de provincies
Een eenduidige financiering en aansturing
De leden van de VVD-fractie vragen op grond waarvan een deel van de financiering is ondergebracht in de AWBZ. Is de regering van mening dat de AWBZ bestemd is voor met name langdurige zorg? Zo ja, waarom wordt dan aangehaakt bij de systematiek van de AWBZ? Kunnen cliënten van jeugdzorg straks ook aanspraak maken op een Persoons gebonden budget?
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het voorliggende wetsvoorstel uitvoerbaar is gezien de hoeveelheid nog vast te stellen financiële vraagstukken, zoals de kosten vanuit de taakverzwaring van de provincies, de kosten van casemanagement, de landelijke normprijs per product etc. Kan de regering dit duidelijk en inzichtelijk maken?
Deze leden willen de regering memoreren aan het verslag van het algemeen overleg «Financiële verantwoordingen over het jaar 2000» van 12 juni 2001. In het rapport werd de rechtmatigheid van de besteding van de uitkering van jeugdhulpverlening aan de orde gesteld. Geconstateerd werd dat binnen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de binnengekomen jaarrekeningen en accountantsverslagen niets werd gedaan. Provincies en grootstedelijke regio's bleken nalatig in het verstrekken van informatie. De regering heeft toegelicht in het algemeen overleg (verslag, bladzijde 14) dat dit in de Wet op de Jeugdzorg beter geregeld moest worden. Deze leden hebben hierover nog niets mogen vernemen. Wanneer en hoe gaat de regering dit doen?
In het licht van de verstrekkingen van financiële middelen ten behoeve van de uitvoering van het recht op de jeugdzorg lijkt dit deze leden van uiterste belang; deelt de regering deze mening?
De provincie bepaalt mede op basis van de afgegeven indicatiebesluiten welk zorgaanbod moet worden gesubsidieerd. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten op basis van welke andere gegevens wordt bepaald welk zorgaanbod wordt gesubsidieerd.
De leden van de CDA-fractie vragen of in de hoogte van de doeluitkering (bladzijde 54) rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van nevenvestigingen van een bureau Jeugdzorg in een provincie, vanuit het belang van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het bureau jeugdzorg.
BIJDRAGE IN DE KOSTEN VAN DE JEUGDZORG
De leden van de VVD-fractie vragen welke garanties het wetsvoorstel biedt voor kostenbeheersing. Hoe kan worden voorkomen dat een run op jeugdzorg ontstaat als gevolg van de voorgestelde financieringssystematiek? Bent u van mening dat een substantiële eigen bijdrage voor gebruikers van jeugdzorg essentieel is?
Op bladzijde 57 gaat de regering in op de bijdragen in de kosten van de jeugdzorg. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering bereid is uit te zoeken of het heffen van eigen bijdragen een drempel opwerpt voor jeugdigen om adequate jeugdzorg te verkrijgen.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de kwaliteit van het toezicht op de jeugdzorg door genoemde instanties, straks bijeengebracht in de Inspectie Jeugdzorg, zal zijn, gegeven de conclusies van het rapport «Handhaving door rijksinspecties» van de Algemene Rekenkamer (bladzijde 61).
Heeft dat nog invloed op dit wetsvoorstel? Is de capaciteit van de inspectie voldoende? Wat is de frequentie van de controletaak?
Betrokkenheid van de cliënt bij de toegang tot de zorg en bij de zorgverlening
In een algemene maatregel van bestuur over de werkwijze van het bureau jeugdzorg wordt opgenomen dat het bureau zijn voorgenomen besluit aan de cliënt moet voorleggen. De leden van de VVD-fractie vragen waarom deze regel niet in de wet is opgenomen.
De resultaten van de evaluatie van het klachtrecht zijn niet in het wetsvoorstel verwerkt. Voor dat het geval zal kunnen zijn moeten eerst de gevolgen die een wijziging heeft voor het klachtrecht dat is geregeld in de Klachtrecht cliënten zorgsector in kaart worden gebracht. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten op welke termijn een en ander in kaart kan worden gebracht.
Het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie naar de categorieën vreemdelingen die geen aanspraak kunnen maken op jeugdzorg is voor deze leden onduidelijk (bladzijde 66). Moet hieruit worden afgeleid dat de categorie minderjarige alleenstaande vreemdelingen (ama's), waarvan vastgesteld is, hoewel zij rechtmatig verblijf in Nederland hebben, dat zij zo spoedig als mogelijk doch in ieder geval binnen drie jaren, terug dienen te keren naar het land van herkomst, geen aanspraak kunnen maken op jeugdzorg?
Artikel 11 beperkt de reikwijdte van de doelgroep die een beroep kan doen op een vertrouwenspersoon tot jeugdigen. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten in hoeverre het praktijk is dat met name ouders een beroep doen op de vertrouwenspersoon die werkzaamheden verricht in bureau jeugdzorg. Is overwogen het begrip jeugdige te vervangen door het begrip cliënt, zoals omschreven in artikel 1 sub d? Zo neen, waarom niet?
Artikel 15 schept de mogelijkheid dat een cliënt die zeven maal vierentwintig-uurs zorg krijgt aangeboden, een beroep kan doen op de vertrouwenspersoon. In concreto gaat het dan om de pleegzorg en de residentiële zorg. In de Memorie van Toelichting staat dat de afhankelijkheid van de zorgaanbieder hier zo groot is dat de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon noodzakelijk wordt geacht. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mening deelt dat dit van toepassing is op alle functies die na indicatie worden aangeboden. Deelt de regering de mening dat een vertrouwenspersoon ook in de dagbehandeling een belangrijke toegevoegde waarde kan hebben? Zo neen, waarom niet?
Ten aanzien van de landelijk georganiseerde organisaties – het Gereformeerd Jeugdwerk, het Leger des Heils, het Joods Maatschappelijk Werk, de William Schrikkerstichting, de Hoenderloo Groep en Harreveld, en een dertiental Sociaal Pedagogische Diensten – blijft onduidelijk hoe zij zullen worden ingebed in de nieuwe structuur, en of daar met hen een naar wederzijdse tevredenheid resultaat in tot stand is gekomen, aldus de leden van de CDA-fractie. Is dat het geval?
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Van Lente (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA), Rijpstra (VVD), T Pitstra (GroenLinks) en C. Cörüz (CDA).
Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Verburg (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Ravestein (D66), Slob (ChristenUnie), Van 't Riet (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Rietkerk (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GroenLinks) en Visser-van Doorn (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28168-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.