28 168
Regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg)

nr. 32
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KANT TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 22

Ontvangen 19 juni 2003

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 62 wordt vervangen door:

Artikel 62

1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. klager: degene die als zodanig is aangewezen in de regeling, bedoeld in artikel 63 doch in ieder geval een cliënt;

b. gedraging: enig handelen of nalaten alsmede het nemen van een besluit dat gevolgen heeft voor een onder a, bedoelde persoon.

2. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip is hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op klachten als bedoeld in artikel 63, eerste lid.

II

Artikel 63 wordt vervangen door:

Artikel 63

1. De stichtingen en de zorgaanbieders treffen een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens jeugdigen of jegens hun ouders, voogden, stiefouders, anderen die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden of degenen die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de jeugdige uitoefenen. Zij brengen de regeling op passende wijze onder de aandacht van in ieder geval degenen die als klager zijn aangewezen.

2. De in het eerste lid bedoelde regeling:

a. voorziet erin dat de klachten worden behandeld door een klachtencommissie die bestaat uit tenminste drie leden, waaronder een voorzitter die niet werkzaam is voor of bij de stichting of de zorgaanbieder;

b. waarborgt dat aan de behandeling van een klacht niet wordt deelgenomen door een persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft;

c. waarborgt dat de klachtencommissie binnen zes weken na ontvangst van de klacht de klager, degene over wie is geklaagd en, indien dit niet dezelfde persoon is, de stichting of de zorgaanbieder, schriftelijk en met redenen omkleed in kennis stelt van haar oordeel over de gegrondheid van de klacht, al dan niet vergezeld van aanbevelingen;

d. waarborgt dat bij afwijking van de onder c bedoelde termijn de klachtencommissie daarvan met redenen omkleed mededeling doet aan de klager, degene over wie is geklaagd en, indien dit niet dezelfde persoon is, de stichting of de zorgaanbieder, onder vermelding van de termijn waarbinnen de klachtencommissie haar oordeel over de klacht zal uitbrengen;

e. waarborgt dat de klager en degene over wie is geklaagd, door de klachtencommissie in de gelegenheid worden gesteld mondeling of schriftelijk een toelichting te geven op de gedraging waarover is geklaagd;

f. waarborgt dat de klager en degene over wie is geklaagd, zich bij de behandeling van de klacht kunnen laten bijstaan.

3. De stichtingen en de zorgaanbieders zien erop toe dat de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onder a, haar werkzaamheden verricht volgens een door deze commissie op te stellen reglement.

4. Door of namens een klager kan bij de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onder a, een klacht tegen een stichting of zorgaanbieder worden ingediend over een gedraging van hen of van voor hen werkzame personen jegens de klager.

5. De stichting of de zorgaanbieder deelt de klager en de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onder a, binnen vier weken na ontvangst van het in het tweede lid, onder c, bedoelde oordeel van de klachtencommissie schriftelijk mede of hij het oordeel van de commissie over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja welke. Bij afwijking van de in de eerste volzin bedoelde termijn, doet de stichting of de zorgaanbieder daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de klachtencommissie onder vermelding van de termijn waarbinnen de stichting of de zorgaanbieder zijn standpunt aan hen kenbaar zal maken, met dien verstande dat dit uitstel ten hoogste vier weken is.

6. In afwijking van het vierde lid, kan bij de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onder a, eveneens een klacht tegen een stichting of een zorgaanbieder worden ingediend over een gedraging van hen of van voor hen werkzame personen, jegens een persoon, als bedoeld in artikel 62, eerste lid, onder a, die inmiddels is overleden.

7. De stichtingen en de zorgaanbieders dragen er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar verslag wordt opgesteld, waarin het aantal en de aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten worden aangegeven. De stichtingen en de zorgaanbieders zenden het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de inspectie.

Artikel 64

1. Er is voor elke provincie een provinciale klachtencommissie, belast met de behandeling van de in artikel 65 bedoelde klachten tegen stichtingen of zorgaanbieders die in de betrokken provincie taken uitoefent of jeugdzorg verlenen.

2. De voorzitter en de overige leden van de provinciale klachtencommissies worden door gedeputeerde staten van de betrokken provincie benoemd. De bij de in artikel 66, eerste lid, bedoelde verordening aangewezen organisaties die zich in het bijzonder de behartiging van de belangen van cliënten hebben aangetrokken enerzijds en de organisaties van zorgaanbieders en de stichting anderzijds en beide groeperingen gezamenlijk, zijn bevoegd elk voor een derde deel van het vastgestelde aantal leden van de provinciale klachtencommissie personen als kandidaat voor benoeming aan te bevelen.

Artikel 65

Door of namens een klager die op grond van artikel 63, vierde lid, een klacht heeft ingediend kan bij de bevoegde provinciale klachtencommissie een klacht worden ingediend over:

a. de inhoud van de mededeling, bedoeld in artikel 63, vijfde lid, of het ontbreken van de mededeling;

b. het bij de behandeling van een klacht handelen in strijd met de klachtenregeling, bedoeld in artikel 63.

Artikel 66

1. Bij provinciale verordening worden regels gesteld betreffende de werkwijze van de provinciale klachtencommissie, waaronder de voorziening in een secretariaat en de vergoeding van de kosten, alsmede betreffende het aanhangig maken van klachten.

2. De provinciale klachtencommissie doet na de behandeling van een klacht schriftelijk aan de klager en de betrokken stichting of de betrokken zorgaanbieder mededeling van haar oordeel over de gegrondheid van de klacht, al dan niet vergezeld van aanbevelingen.

3. De stichting of de zorgaanbieder deelt de klager en de provinciale klachtencommissie zo spoedig mogelijk na ontvangst van het in het tweede lid bedoelde oordeel schriftelijk mede of en zo ja welke maatregelen naar aanleiding van dat oordeel zullen worden genomen.

4. De provinciale klachtencommissie kan na gehele of ten dele gegrondbevinding van een klacht, indien naar haar oordeel niet binnen een redelijke termijn een mededeling als bedoeld in het derde lid is gedaan of indien de mededeling daartoe aanleiding geeft, haar oordeel over de klacht met de ontvangen mededeling, met uitzondering voor zover mogelijk van de gegevens omtrent de persoon van de klager, openbaar maken.

5. De provinciale klachtencommissie stelt jaarlijks een openbaar verslag op, waarin het aantal en de aard van de door haar behandelde klachten, de categorieën van instanties waarop de klachten betrekking hadden, alsmede de resultaten van de klachtenbehandeling worden aangegeven.

Artikel 67

1. Iedere klager, alsmede de voor een stichting of zorgaanbieder ingestelde cliëntenraad kan de kantonrechter van de plaats waar de stichting of de zorgaanbieder is gevestigd, schriftelijk verzoeken deze te bevelen het bepaalde in artikel 63, eerste lid, na te leven.

2. Een verzoeker die niet vooraf schriftelijk aan de stichting of de zorgaanbieder heeft verzocht te handelen overeenkomstig hetgeen in het verzoekschrift is verzocht en deze daarbij niet een redelijke termijn heeft gegeven om aan dat verzoek te voldoen, wordt niet-ontvankelijk verklaard.

3. De kantonrechter kan in zijn beschikking aan de stichting of de zorgaanbieder de verplichting opleggen bepaalde handelingen te verrichten of na te laten.

4. De derde afdeling van de vijfde titel van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

III

In artikel 33, eerste lid, onder b, wordt na «ten behoeve van cliëntorganisaties» ingevoegd: ten behoeve van de provinciale klachtencommissie, bedoeld in artikel 64.

Toelichting

Met het herinvoeren van de artikelen 62 tot en met 67 van voor de derde Nota van wijziging komt er voor de cliënten weer de mogelijkheid om bij de provincie een klacht in te dienen.

Kant

Naar boven