28 168
Regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg)

nr. 29
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 juni 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, onder b, sub 3°, wordt na «die was aangevangen» ingevoegd: of waarvan de aanvraag, bedoeld in artikel 5b, eerste lid, was ingediend.

B. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Een cliënt heeft slechts aanspraak op jeugdzorg ingevolge deze wet als de stichting die werkzaam is in de provincie waar de jeugdige duurzaam verblijft, een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat die cliënt op die zorg is aangewezen. Met een zodanig besluit wordt gelijk gesteld een beslissing van de rechter in het kader van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de rechter de veroordeelde elders doet opnemen, een beslissing van de selectiefunctionaris, bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 31 van die wet, bij welke beslissing jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, wordt opgelegd of als voorwaarde wordt gesteld.

2. In het vierde lid wordt «artikel 5, vierde lid, onder c,» vervangen door: artikel 5a, eerste lid, onder c,.

C. Artikel 4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt «instandhouden» vervangen door: in stand houden.

2. In de tweede volzin, wordt »hulp en steun bij opvoedingsvragen» vervangen door: het geven van voorlichting en advies over opgroei- en opvoedingsvragen en vragen van jeugdigen over hun juridische positie.

D. Artikel 5b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een minderjarige die jonger is dan twaalf jaren of ouder dan twaalf jaren en niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, is niet de instemming van de minderjarige vereist, maar van diens wettelijke vertegenwoordiger.

2. In de eerste volzin van het vierde lid wordt na «de aanvraag de instemming van» ingevoegd: de minderjarige en.

E. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 6, eerste lid onder a, wordt «rechtspersonen,» vervangen door: rechtspersonen en onverminderd artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van Burgerlijk Wetboek,.

2. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. het geven van de in artikel 77f, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde aanwijzingen, dan wel het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 77j, vierde en vijfde lid, 77o, eerste lid, 77s, achtste lid, 77aa, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht of in artikel 493, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, en de daarop aansluitende nazorg, alsmede het geven van begeleiding als bedoeld in artikel 77hh, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;.

3. In het eerste lid, onder d, wordt «of artikel 48» geschrapt.

F. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. Indien gedeputeerde staten van oordeel zijn dat de stichting deze wet of de daarop berustende bepalingen niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze naleeft, kunnen zij de stichting een schriftelijke aanwijzing geven.

2. In de aanwijzing geven gedeputeerde staten met redenen omkleed aan op welke punten deze wet of de daarop berustende bepalingen niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

2. In het zevende lid wordt «verplichting» vervangen door: verplichtingen.

G. Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

De artikelen 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen door een zorgaanbieder.

H. In artikel 34, vijfde lid, wordt na «de hoofdstukken VII, VIII, IX» ingevoegd: , IXA. Voorts wordt «in de artikelen 9 tot en met 12» vervangen door: in deze bepalingen.

I. In artikel 39 wordt «gegevens verwerken» vervangen door: de gegevens, bedoeld in artikel 40, zesde lid, onder a, verwerken.

J. In de eerste volzin van artikel 40, tweede lid, wordt «artikel 38, eerste lid» vervangen door: artikel 38, eerste en tweede lid.

K. In artikel 42, eerste lid, wordt «Bij ministeriële regeling van Onze Ministers wordt bepaald» vervangen door: Bij ministeriële regeling van Onze Ministers kan worden bepaald.

L. Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. het toezicht op de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen ten aanzien van de stichtingen en zorgaanbieders, met uitzondering van artikel 69 en het toezicht op de rechtmatige en doelmatige besteding van subsidies;.

2. Het eerste lid, onder e, vervalt.

3. In de eerste volzin van het vierde lid vervalt «, en e».

M. Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien de cliënt jonger is dan zestien jaren, of de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden desgevraagd aan de wettelijke vertegenwoordiger inlichtingen dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden verstrekt, tenzij het belang van de jeugdige zich daartegen verzet.

2. In het derde lid, wordt «indien» vervangen door: voor zover.

N. Artikel 47, vierde lid, vervalt.

O. In artikel 48, tweede lid, wordt na «De stichting kan» ingevoegd: , onverminderd de Wet bescherming persoonsgegevens,.

P. In artikel 52, eerste lid, wordt «het bureau jeugdzorg» vervangen door: bureau jeugdzorg.

Q. In artikel 68, eerste lid, wordt «gegronde vordering» vervangen door: gegrond verzoek.

R. Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid van het in onderdeel H voorgestelde artikel 261 vervalt na «artikel 9b, tweede lid,» het woord: en.

2. In het tweede lid van het in onderdeel N voorgestelde artikel 302 wordt na «in Nederland verblijft,» ingevoegd: alsmede over door Onze Minister van Justitie aan te wijzen categorieën andere minderjarige vreemdelingen,.

3. In het derde lid van het in onderdeel N voorgestelde artikel 302 wordt de punt aan het slot vervangen door een komma en wordt toegevoegd: en de rechtspersoon voor een bepaalde tijd aanvaarden.

S. In onderdeel D van artikel 77 wordt in het voorgestelde artikel 11a, eerste lid, eerste volzin, «artikel 261, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 261, derde en vijfde lid.

T. Artikel 78, onderdeel Bb, komt als volgt te luiden:

Bb. Na artikel 77gg wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 77hh

De raad voor de kinderbescherming heeft tot taak toezicht te houden op de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden als bedoeld in artikel 77f, eerste lid, onder a, artikel 77j, vierde en vijfde lid, artikel 77s, achtste lid, artikel 77aa, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en artikel 493 van het Wetboek van Strafvordering, en is in dat kader bevoegd de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg aanwijzingen te geven.

U. In artikel 80 wordt in het voorgestelde vijfde lid van artikel 9b van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten na «aangewezen beroepsgroep» ingevoegd: of een daarmee in die maatregel gelijkgestelde behandelaar en na «aan te geven ernst» ingevoegd: en tevens het vermoeden heeft dat de jeugdige, zijn ouders, stiefouders of anderen die de jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, niet zijn aangewezen op jeugdzorg waarop aanspraak bestaat op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.

V. Artikel 99a vervalt.

W. In artikel 100 wordt de punt aan het slot vervangen door: of in artikel 6, eerste lid, onder c, van die wet met uitzondering van de daarin bedoelde nazorg en de daarin genoemde begeleiding, bedoeld in artikel 77hh van het Wetboek van Strafrecht.

X. Na artikel 104b wordt een artikel 104c ingevoegd, luidende:

Artikel 104c

Indien de aanvaarding van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek eindigt, gaat met ingang van het tijdstip van de beëindiging elke voogdij die was opgedragen aan die rechtspersoon van rechtswege over op de stichting in de provincie waar de desbetreffende minderjarige duurzaam verblijft.

TOELICHTING

Algemeen

Na indiening van de derde nota van wijziging zijn nog enkele onvolkomenheden geconstateerd met betrekking tot de bepalingen in het wetsvoorstel. Deze onvolkomenheden worden met de onderhavige nota van wijziging hersteld. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal artikelen te verduidelijken. Voorts is gevolg gegeven aan een toezegging gedaan tijdens het wetgevingsoverleg over het onderhavige wetsvoorstel (artikel A).

Artikelen

A. (artikel 1)

Om te bereiken dat een minderjarige die voor het eerst een aanspraak krijgt op jeugdzorg deze aanspraak kan effectueren nadat hij meerderjarig is geworden is er voor gekozen niet meer de eis te stellen dat de zorg een aanvang moet hebben genomen voor het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd, maar is als voorwaarde gekozen dat de aanvraag moet zijn ingediend voor het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd. Dit is verwerkt in de definitie van jeugdige.

B. (artikel 3)

Eerste lid. De wijziging van artikel 3, derde lid, behelst het schrappen van de verwijzing naar artikel 48, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Deze bepaling regelt de overbrenging van een jeugdige vanuit een justitiële jeugdinrichting naar een plaats waar hem sociale verzorging en hulpverlening kan worden geboden. Voor een dergelijke plaatsing is een indicatiebesluit vereist aangezien bij het voortraject het bureau jeugdzorg niet op andere wijze reeds betrokken is. Door de verwijzing naar artikel 48 Bjj te laten vervallen wordt dit gerealiseerd. Slechts ten behoeve van de leesbaarheid wordt het gehele artikellid opnieuw vastgesteld.

Tweede lid. Dit betreft een verbetering van een foutieve verwijzing.

C. (artikel 4)

Een stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt mag daarnaast slechts een beperkt aantal andere werkzaamheden ten doel hebben. Om ook als jongereninformatiepunt en kinderrechtswinkel te kunnen optreden is de omschrijving van de mogelijke andere activiteiten uitgebreid.

D. (artikel 5b)

Ook dit betreft een redactionele correctie.

E. (artikel 6)

Eerste lid. Dit betreft een verduidelijking die verband houdt met artikel 76, onderdeel N (artikel 1:302 BW).

Tweede lid. De verwijzing naar de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 77ff, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt vervangen door een verwijzing naar de ter zake relevante bepalingen uit dat wetboek zelf. Voorts wordt de verwijzing naar artikel 77o, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd. Dit artikel behelst de bij het wetsvoorstel in het leven geroepen bevoegdheid van de raad voor de kinderbescherming om de stichting aanwijzingen te geven voor zover deze (een deel van de) tenuitvoerlegging van een taakstraf uitvoert.

Derde lid. Deze toevoeging is niet noodzakelijk, omdat zij reeds valt onder de overige taken die bij of krachtens die wet aan de stichting zijn opgedragen.

F. (artikel 12)

De wijziging strekt ertoe de bevoegdheid van gedeputeerde staten tot het geven van een schriftelijke aanwijzing uit te breiden tot de naleving van alle bepalingen van de wet en de daarop berustende bepalingen. Dit wordt noodzakelijk geacht omdat de provincies verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de bureaus jeugdzorg in al zijn onderdelen.

G. (artikel 25)

Verwezen wordt naar de toelichting op onderdeel F. De provincies zijn ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgaanbieders.

H. (artikel 34)

Deze wijziging strekt ertoe dat ook ama's een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Immers, ama's bevinden zich op dit punt niet in een andere positie dan voogdijpupillen van het bureau jeugdzorg. De Minister van Justitie zal hiertoe subsidie verstrekken.

I. (artikel 39)

Hiermee wordt gepreciseerd welke gegevens stichtingen, zorgaanbieders en aanbieders van zorg kunnen verwerken.

J. (artikel 40)

Ook deze wijziging betreft een precisering.

K. (artikel 42)

Het is niet noodzakelijk dat regels worden gesteld. De mogelijkheid tot het stellen van regels is voldoende.

L. (artikel 43)

De wijzigingen strekken ertoe om de taak van de Inspectie jeugdzorg om toezicht te houden op de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen door de stichtingen en de zorgaanbieders meer algemeen te formuleren. In de aanvankelijk voorgestelde tekst, die sprak van toezicht op de naleving van bepalingen omtrent de kwaliteit, was onduidelijk wat wel en wat niet kan worden gerekend tot regels omtrent de kwaliteit. Met de thans voorgestelde formulering behoort het tot de taak van de inspectie toe te zien op de naleving door stichtingen en zorgaanbieders van alle bij of krachtens de Wet op de jeugdzorg gestelde regels. Uitzondering wordt gemaakt voor het financiële toezicht en de heffing van de eigen bijdrage van de jeugdige. Toezicht is gericht op de kwaliteit van de uitvoering en de organisatie daarvan door stichtingen en zorgaanbieders in brede zin.

M en N. (artikelen 46 en 47)

Door de wijzigingen wordt bereikt dat de artikelen 46 en 47 beter leesbaar zijn. De inhoud van de artikelen is niet wezenlijk gewijzigd.

De wijziging in het tweede lid van onderdeel M heeft tot doel te verduidelijken dat wel inzage kan worden gegeven in een deel van het dossier als inzage in het gehele dossier niet mogelijk is vanwege de schending van de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de cliënt waarop het dossier betrekking heeft.

O. (artikel 48)

In de tekst van het tweede lid van artikel 48, is thans duidelijk aangegeven dat de mogelijkheden die de Wet bescherming persoonsgegevens biedt tot het verwerken van gegevens zonder toestemming van degene die het betreft, onverlet blijven.

P. (artikel 52)

De wijziging betreft een redactionele verbetering.

Q. (artikel 68)

Ook dit betreft een redactionele correctie.

R. (artikel 76)

Eerste lid. Dit betreft een redactionele correctie.

Tweede lid. Met het voorgestelde artikel 1:302, tweede lid, BW wordt beoogd de voogdij over minderjarige asielzoekers niet aan het bureau jeugdzorg op te dragen, maar aan een rechtspersoon die gespecialiseerd is in deze bijzondere groep. De voorgestelde wijziging biedt de mogelijkheid om ook andere categorieën minderjarige vreemdelingen aan te wijzen waarvan de voogdij kan worden opgedragen aan deze rechtspersoon. Het zal gaan om minderjarigen behorend tot een aan de omschreven groep verwante groep. Te denken valt aan kinderen van minderjarige asielzoekers.

Derde lid. De gewone situatie is dat de stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt met uitsluiting van elke andere rechtspersoon tot taak heeft de uitoefening van de voogdij. Dat is ook het geval indien het voogdijwerk een bijzondere aanpak vereist. Mede gelet op de omstandigheid dat het aantal ama's de laatste jaren een sterk dalende tendens vertoont (2000: 6705, 2001: 5950, 2002: 3233; op basis van de instroomgegevens over het eerste kwartaal 2003 wordt de jaarinstroom voor 2003 en volgende jaren geschat op ca 1800), is het niet meer vanzelfsprekend dat de voogdij over zulke minderjarigen zonder meer en zonder limitering in de tijd exclusief moet worden opgedragen aan een door de Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon. Vandaar de wijziging in artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, die de Minister van Justitie de mogelijkheid geeft de rechtspersoon ook voor een bepaalde tijd te aanvaarden. Zie ook het bij deze nota voorgestelde artikel 104c.

S. (artikel 77)

De aanpassing van de verwijzing naar artikel 261 van het Burgerlijk Wetboek in het voorgestelde artikel 11a Bjj is een gevolg van de vernummering van artikel 261 bij de derde nota van wijziging.

T. (artikel 78)

De aanpassing van de verwijzing in onderdeel E werkt door in de formulering van het voorgestelde artikel 77hh van het Wetboek van Strafrecht.

U. (artikel 80)

Bij het opstellen van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9b van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is de noodzaak van uitbreiding van de grondslag gebleken. Het louter aanwijzen van een beroepsgroep is onvoldoende. Verder wordt in de wet vastgelegd dat bij een vermoeden van de noodzaak tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet op de jeugdzorg of de Bjj altijd een indicatie besluit van het bureau jeugdzorg is vereist.

V. (artikel 99a)

De Paspoortwet is een Rijkswet en kan daarom slechts bij Rijkswet worden gewijzigd.

W. (artikel 100)

In het kader van bepaalde jeugdreclasseringstaken van de stichting is het niet wenselijk dat de cliënt bezwaar kan maken en beroep kan instellen bij de rechter tegen een in het kader van die taken genomen indicatiebesluit. Dit zou de daarvoor in het strafrecht reeds bestaande procedures doorkruisen.

X. (artikel 104c)

Zie de toelichting bij onderdeel Q, derde lid.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven