28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 329 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2020

De vaste commissie voor Financiën heeft enkele vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 19 mei 2020 inzake «Opties invulling kapitaalbehoefte TenneT» (Kamerstuk 28 165, nr. 325)

De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2020 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 30 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave:

1.

Inleiding

2

2.

Laatste inzichten kapitaalbehoefte TenneT en invulling kapitaalbehoefte TenneT Nederland

3

3.

De scenario’s en het afwegingskader voor invulling kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland

4

4.

Borging nationale veiligheid

5

5.

Appreciatie van de scenario’s en voorkeursscenario’s

6

6.

Gesprekken met Duitsland en vervolg

8

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de beide Ministers. TenneT behaalt inmiddels het grootste deel van zijn omzet en winst in Duitsland en de VVD-fractie heeft eerder gewezen op de risico’s van de zeer grote investeringen die daarmee gepaard gaan.

De besluiten die nu worden genomen over de governance van TenneT zullen tientallen jaren invloed hebben op het Nederlandse publieke belang, de verdeling van kosten en de goede relatie tussen de Nederlandse en Duitse overheid. Indachtig de problemen bij een andere grensoverschrijdende staatsdeelneming hechten de leden van de VVD-fractie des te meer aan een zorgvuldige besluitvorming en aan een glasheldere governance.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister inzake de opties voor de invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT en de bijbehorende bijlagen.

Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de intentie van de Duitse staat om deel te gaan nemen in TenneT. In de ogen van deze leden is TenneT een gezond bedrijf met een ambitieuze investeringsagenda. En dat is ook nodig wil het bedrijf een relevante speler blijven, aldus de leden van de CDA-fractie. Bij die investeringsagenda is de kapitaalbehoefte voornamelijk gericht op uitbreiding van activiteiten in Duitsland, zo lezen deze leden. De leden van de CDA-fractie hebben er nooit een geheim van gemaakt dat het van belang is dat de publieke belangen en de nationale veiligheid geborgd blijven. Daarbij willen de leden van de CDA-fractie dat de voordelen van grensoverschrijdende activiteiten behouden blijven en dat de financiële risico’s over de Duitse activiteiten verlaagd worden. Daarom heeft betrokkenheid van de Duitse staat, wellicht in de vorm van het nemen van een minderheidsbelang, een voorkeur in de ogen van deze leden.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT. TenneT staat voor een grote opgave aangaande de noodzakelijke investeringen in de energietransitie waarvoor kapitaal nodig is. Deze leden hebben nog wel enkele vragen over de brief.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief gestemd over het gegeven dat er met de Joint Declaration of Intent concrete stappen zijn gezet om binnen de gestelde randvoorwaarden en richting de gestelde doelstellingen invulling te geven aan de kapitaalbehoefte van TenneT. De leden van de GroenLinks-fractie hechten er groot belang aan dat TenneT in staat gesteld wordt om flink te investeren om zo een belangrijke bijdrage te leveren aan de energietransitie. Daarnaast onderstrepen deze leden het belang van grensoverschrijdend werken. Vanuit dat perspectief zien zij intensievere samenwerking met Duitsland op strategisch en financieel vlak als de meest degelijke en toekomstbestendige route. Tegelijkertijd hebben zij enkele vragen aan het kabinet over de verschillende scenario’s, de onderhandelingen en de vervolgstappen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de bewindspersonen over de invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT. Zij hebben hierover een aantal vragen.

2. Laatste inzichten kapitaalbehoefte TenneT en invulling kapitaalbehoefte TenneT Nederland

De leden van de VVD-fractie lezen dat de investeringsagenda van TenneT oploopt van € 35 miljard voor 2019–2029 naar € 40 tot € 50 miljard. Kan de Minister aangeven binnen welke marges dit bedrag nog kan toenemen? Is de coronacrisis van invloed op de verwachte vraag naar energie en heeft dit invloed op de investeringsagenda?

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat het benodigde extra eigen vermogen van TenneT Holding dat door de aandeelhouders moet worden opgebracht geschat wordt op € 5,3 miljard in de periode 2020–2029. De leden van de PVV-fractie vragen naar een cijfermatige onderbouwing hiervan. Op basis van welke gegevens is de Minister op dit bedrag gekomen en welke rekensom is hierbij gemaakt?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat zowel het Nederlandse als het Duitse deel van TenneT een kapitaalbehoefte hebben die op dit moment geschat wordt op circa € 2,7 miljard. Bij elkaar bedraagt de kapitaalbehoefte van TenneT dus € 5,4 miljard. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom er gesproken wordt van een financieringsbehoefte van € 5,3 miljard i.p.v. € 5,4 miljard. Welke financieringsvoordelen gaan er precies verloren om op dit bedrag uit te komen?

Daarnaast merken de leden van de PVV-fractie op dat het Nederlandse en het Duitse deel van TenneT een even hoge financieringsbehoefte hebben (€ 2,7 miljard), terwijl de Duitse investeringsagenda een stuk hoger is. De leden van de PVV-fractie vragen naar een nadere verklaring hiervan en om een cijfermatige onderbouwing.

Verder stellen de leden van de PVV-fractie vast dat op basis van door TenneT aangeleverde informatie de huidige schatting is dat TenneT op 1 januari 2022 een eerste tranche kapitaal nodig heeft om de kredietwaardigheid op peil te houden. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe hoog deze tranche is en hoeveel Nederland hieraan moet bijdragen. Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar een tijdschema en de bijbehorende bedragen van de overige tranches (incl. verdeling Nederlandse/Duitse bijdrage) die zullen plaatsvinden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat TenneT op dit moment een investeringsagenda kent van € 40 à € 50 miljard voor de komende tien jaar. Hierbij vragen de leden van de CDA-fractie of het klopt dat de regionale netbeheerders de komende tien jaar circa € 30 miljard dienen te investeren in het stroomnetwerk. Dit doet de vraag rijzen bij de leden van de CDA-fractie hoe deze investeringskosten terugverdiend gaan worden. Zo vragen de leden van de CDA-fractie of het klopt dat de middelen die daarvoor nodig zijn uiteindelijk betaald zullen worden door hogere tarieven of dat de (lagere) overheid daarin dient te voorzien.

De leden van de CDA-fractie vragen zich verder af of de kosten die TenneT moet dragen voor de verbeteringen aan het elektriciteitsnet ook onderdeel zijn van de discussie waar de kosten van de energietransitie zullen neerdalen. Dat maakt dat deze leden aan de Minister vragen hoe Duitsland deze discussie ziet. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of er in dat licht ook gekeken wordt naar de geschiktheid van de samenwerking, waarbij beide landen dezelfde doelen voor ogen zullen hebben, in het bijzonder voor wat betreft de discussie over de kosten van de energietransitie.

Allereerst over de precieze kapitaalbehoefte. De leden van de D66-fractie begrijpen dat een schatting van een kapitaalbehoefte over de komende tien jaar met onzekerheid omgeven is. Derhalve vernemen deze leden graag of bij het maken van deze schattingen gebruik is gemaakt van externe expertise. Deze leden lezen dat de schattingen zijn gemaakt «op basis van door TenneT aangeleverde informatie». Is ook op (onafhankelijke) wijze onderzoek gedaan naar de schattingen?

In de brief lezen de leden van de D66-fractie dat «voor het Nederlandse deel de Nederlandse staat kapitaal storten zal, net zoals bij de voorgaande kapitaalbehoefte.» De precieze hoeveelheid zal afhankelijk zijn van de «eind 2020» uitgevoerde toets. Gezien het feit dat op basis van de door TenneT aangeleverde informatie geconcludeerd wordt dat pas 1 januari 2022 de eerste tranche kapitaal nodig is om de kredietwaardigheid op peil te houden, vernemen deze leden graag waarom al eind 2020 een toets aangaande de precieze kapitaalbehoefte uitgevoerd zal worden. Te meer nu het verschil in kapitaalbehoefte tussen de brief van september 2019 (± € 4,75 miljard) en deze brief van 19 mei 2020 (± € 5,3 miljard) aanzienlijk is. Waarom wordt er niet voor gekozen om de toets aangaande de kapitaalbehoefte zo dicht mogelijk tegen deze storting aan te doen? Daarnaast vragen de leden zich af hoe de onderhandelingspositie over het extra kapitaal zich verhoudt tot het feit dat in deze brief reeds staat dat «de Nederlandse staat kapitaal storten zal»? Over welke voorwaarden wil de Minister nog onderhandelen, in het licht van de «voorwaardelijke tranches»? Daar er over een kapitaalstorting voor het «Nederlandse deel» wordt gesproken, vernemen de leden graag of de kapitaalstoring gedaan zal worden aan TSO Netherlands of aan de TenneT Holding. Zeker nu de precieze kapitaalbehoefte afhankelijk is van eventueel te behalen financieringsvoordelen (blijkens voetnoot 3).

3. De scenario’s en het afwegingskader voor invulling kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet momenteel geen heil ziet in een beursgang van TenneT, omdat daarmee de publieke belangen in gevaar zouden kunnen komen. Waarop baseert het kabinet dit standpunt? Zijn die publieke belangen onvoldoende verankerd in regelgeving, concessies en contracten? Zijn aandeelhoudersbevoegdheden toegesneden op het borgen van publieke belangen? Zo ja, is het dan noodzakelijk een meerderheidsbelang te houden in TenneT?

Is ook overwogen het hoogspanningsnet over te dragen aan de gezamenlijke elektriciteitsproducenten, zoals tot 1998 het geval was? Zou dat niet een goede constructie zijn om de investeringsagenda in lijn te brengen met de belangen van de gebruikers van het hoogspanningsnet?

De leden van de PVV-fractie merken op dat indien het voorkeursscenario of een terugvalscenario niet (tijdig) geïmplementeerd kan worden, Nederland ook kapitaal zou moeten storten voor het Duitse deel van TenneT om de kredietwaardigheid op peil te houden.

De leden van de PVV-fractie vragen een schatting te maken van wat Nederland eventueel zou moeten bijstorten.

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat het hierbij zou gaan om een tijdelijke storting. Dit betekent dat de storting voor het Duitse deel later door een verkoop van aandelen in TenneT aan een derde partij zal worden terug verkregen, als onderdeel van een permanente oplossing. De leden van de PVV-fractie vragen wie de «derde partij» zal zijn. Op welke wijze kan de Minister garanderen dat dit bedrag daadwerkelijk wordt terug verkregen? Wat gebeurt er als dit bedrag niet (volledig) kan worden terug verkregen?

Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de Nederlandse staat eerder andere kapitaalstortingen, anders dan de kapitaalstorting van € 1.190 miljoen in de periode 2017–2019, aan TenneT heeft gedaan. Zo ja, kan de Minister middels een tijdlijn een overzicht geven?

De leden van de D66-fractie lezen dat «de randvoorwaarden en doelstellingen samen de kern van het afwegingskader vormen». «De kern» doet vermoeden dat ook nog andere zaken meespelen bij het afwegingskader. Zo ja, is de Minister bereid deze andere zaken en de weging hiervan ook met de Tweede Kamer te delen? Daarnaast lezen de aan het woord zijnde leden in Bijlage 2 (Uitkomsten Nationale Veiligheidsanalyse) een aantal relevante punten op basis waarvan gekeken kan worden of aan randvoorwaarden 2 (Borgen nationale veiligheid) voldaan wordt. Deze leden hebben dergelijke punten niet kunnen vinden voor randvoorwaarden 1 (Borgen publieke belangen). Ook voor de beide doelstellingen hebben deze leden geen punten gezien (het zij kwalitatief het zij kwantitatief) op basis waarvan de verschillende scenario’s met elkaar vergeleken kunnen worden. Derhalve vragen deze leden allereerst of zij het integrale afwegingskader mogen ontvangen. Daarnaast vragen zij of de doelstellingen concreet zijn gemaakt (kwantitatief dan wel kwalitatief) en indien dit niet gebeurd is, of de Minister bereid is dit alsnog te doen. Zo nee, waarom niet en hoe gaat de Minister dan beoordelen wanneer precies voldaan wordt aan doelstellingen?

4. Borging nationale veiligheid

De leden van de CDA-fractie willen daarom precies weten van de Minister vanuit het oogpunt van nationale veiligheid en het borgen van publieke belangen welke risico’s kunnen ontstaan bij verkoop van een deel van het belang. Dat gaat niet alleen om deelname vanuit de Duitse staat, maar ook wanneer in de toekomst de Duitse staat bijvoorbeeld haar aandelen wil verkopen, zo stellen deze leden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister onder meer of dat betekent dat de Nederlandse staat deze aandelen altijd moet overnemen, indien de Duitse staat deze wil verkopen. In hoeverre spelen dergelijke punten een rol in de onderhandeling, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Of kan de Duitse staat ze bijvoorbeeld ook verkopen aan een andere partij zonder daar de Nederlandse staat van in kennis te stellen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie waarderen de uitgebreide consultatie die is gedaan aangaande de nationale veiligheidsanalyse. Wel vernemen deze leden graag waarom ook het Agentschap Telecom is geraadpleegd. Daarnaast lezen deze leden dat het kabinet waar nodig nu al maatregelen zal nemen aangezien sommige risico’s zich ook in de huidige situatie kunnen voordoen, dus los van een eventuele wijziging in zeggenschap. Voor deze maatregelen ontvangen deze leden graag een tijdpad van wanneer deze opgestart zouden worden, waarbij ook ingegaan wordt op hoe de Tweede Kamer bij deze maatregelen betrokken zal worden.

De leden van de GroenLinks-fractie kijken met enige zorgen naar het gegeven dat er een flink aantal stappen gezet moet worden om de nationale veiligheid van het hoogspanningsnet als vitaal proces te borgen. Zij lezen dat er zes mitigerende maatregelen gepresenteerd worden, waarvan er een aantal nog in gang gezet moet worden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet per mitigerende maatregel uiteen te zetten wanneer deze opgestart zal worden en naar verwachting geheel geïmplementeerd zal zijn. Zij vragen het kabinet daarnaast in te gaan op hoe de tijdlijnen van deze trajecten zich verhouden tot de voorwaarde deze maatregelen te nemen voorafgaand aan een eventuele transactie aandelen TenneT, en de planning met Duitsland in Q1 2021 tot een finaal akkoord te komen.

De leden van de SP-fractie vragen de bewindslieden uit te leggen welke organisatie- en zeggenschapsstructuur zij precies voor ogen hebben. Kunnen zij hierover uitweiden, zo vragen de leden.

5. Appreciatie van de scenario’s en voorkeursscenario’s

De leden van de VVD-fractie vinden het een goede stap dat samenwerking met de Duitse overheid intensief wordt verkend. Het ligt voor de hand rendement en risico te delen met de partij die hier via (prijs-)regulering invloed op heeft. In dat kader vragen deze leden zich af hoe het aandeelhouderschap in Duitsland zal worden belegd. Gebeurt dat bij de centrale overheid, bij een of meer bondslanden, of bij een afzonderlijke instelling, zoals ontwikkelingsbank KfW? Gaat de Duitse overheid daarbij uit van besturen «at arm’s length», zoals in Nederland gebruikelijk is?

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat nog niet duidelijk is of de Duitse overheid zal deelnemen op het niveau van de holding of van de Duitse dochter. Zij vragen de Minister de voors en tegens hiervan uiteen te zetten. Voorshands hechten deze leden belang aan de operationele eenheid van het bedrijf, en daarmee de synergie tussen de Nederlandse en Duitse operaties. Dat geeft ook meer transparantie in de besluitvorming. Neemt de Duitse overheid deel op holdingniveau, dan is wel denkbaar dat Nederland minderheidsaandeelhouder wordt. Hoe worden in dat geval de Nederlandse (financiële en publieke) belangen geborgd? Welke instrumenten overweegt het kabinet om dat zeker te stellen? De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet, in het geval van het toetreden van een nieuwe aandeelhouder in TenneT, het eerste recht wil houden van aankoop, dan wel een vetorecht of een nationaleveiligheidstoets. Mocht die blokkeringsregeling er niet komen, in hoeverre is dat dan een breekpunt voor de onderhandelingen?

Kan de Minister aangeven hoe hij aankijkt tegen de ontwikkeling van het Noordwest-Europese hoogspanningsnet? Houden zij daarbij vast aan het onderzoek van Strategy&, zoals dat in september 2019 met de Kamer is gedeeld (Kamerstuk 28 165, nr. 305)? Is het in lijn hiermee denkbaar dat de Duitse overheid inzet op één netbeheerder in Duitsland of zelfs daarbuiten, zoals de overwegingen bij de intentieverklaring ook doen vermoeden? Wat zou dat betekenen voor de Nederlandse zeggenschap en de invloed op Nederlandse publieke belangen? Hoe houdt de Nederlandse regering daarbij greep op de Europese energietransitie?

De leden van de VVD-fractie zouden graag de zekerheid hebben dat de moedermaatschappij een rechtspersoon naar Nederlands recht blijft, met de bijbehorende corporate governance. Het lijkt hen onwenselijk dat TenneT eindigt met een raad van commissarissen naar Duits model, met tientallen commissarissen uit allerlei geledingen van de organisatie. Is de Minister dat met deze leden eens?

De leden van de CDA-fractie hebben begrip voor het standpunt van de Minister dat er ook gekeken dient te worden naar terugvalscenario’s, waarbij het scenario van een beursgang niet tot de reële opties behoort. De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat hij nog geen duidelijke keuze wil maken in de beoordeling van de terugvalscenario’s. Is daar een reden voor, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Hoewel de leden van de CDA-fractie begrijpen dat niet alle scenario’s volledig uitgewerkt zijn, lijkt het deze leden verstandig dat er ook serieus gekeken wordt naar het te prefereren terugvalscenario. Zij vragen de Minister hoe hij dit ziet.

De leden van de D66-fractie staan in principe welwillend tegenover de Duitse staat als medeaandeelhouder van TenneT en vinden het daarom goed om deze optie verder in beeld te brengen. Nu het voorkeursscenario van het kabinet inderdaad «het nemen van een minderheidsbelang door de Duitse staat» is, ontvangen de leden van de D66-fractie allereerst graag wat meer informatie over hoe in Duitsland omgegaan wordt met staatsdeelnemingen. Zo ontvangen deze leden graag een lijst van staatsdeelnemingen op een federaal niveau. Wordt de aandeelhouderfunctie van staatsdeelnemingen in Duitsland beheerd door het vakdepartement of zoals in Nederland veelal het geval is door één ministerie (zijnde Financiën)? Hoe wordt daarnaast omgegaan met het vervullen van deze aandeelhoudersfunctie? Gebeurt dit rechtstreeks (zoals bij het merendeel van de Nederlandse staatsdeelnemingen) of zit hier een intermediair tussen (zoals in Nederland bij financiële staatsdeelnemingen en NLFI)? Hoe wordt in Duitsland het parlement betrokken bij het beleid rondom staatsdeelnemingen? En hoe wordt, in meer algemene zin, in Duitsland gekeken naar het concept van «staatsdeelnemingen»? Treedt de Duitse staat meer op als een activistische aandeelhouder of geloven zij meer in het aandeelhouderschap op afstand?

De leden van de D66-fractie vinden het van nadrukkelijk belang dat, gezien de huidige capaciteitsproblemen op het Nederlandse elektriciteitsnet, de elektriciteitshoofdinfrastructuur in Nederland betrouwbaar is. De leden vinden het van groot belang dat onderlinge solidariteit (bijvoorbeeld bij elektriciteitsuitval) tussen de landen sterk blijft en vernemen graag hoe de Minister dit zou versterken in de te maken afspraken. Daarnaast vernemen zij graag hoe in het voorkeursscenario de energie-onafhankelijkheid van Nederland gewaarborgd blijft.

Ook lezen de leden van de D66-fractie dat een van de aandachtspunten bij een eventuele samenwerking met Duitsland is dat besluitvorming en aansturing van het bedrijf zo efficiënt en effectief mogelijk blijven. Graag ontvangen deze leden meer informatie over deze passage. Wat wordt precies bedoeld met een efficiënte besluitvorming en aansturing en wat wordt bedoeld met effectieve besluitvorming en aansturing? Op welke wijze kenmerkt de huidige besluitvorming en aansturing zich in efficiëntie en effectiviteit?

Over de terugvalscenario’s hebben deze leden ook nog enkele vragen. Deze leden begrijpen namelijk dat er op dit moment enkel één voorkeursscenario is maar dat er geen rangschikking is gemaakt in terugvalscenario’s. Waarom is dit gedaan? En betekent de overeengekomen exclusiviteit van de onderhandelingen met Duitsland dat er ook geen verder onderzoek gedaan mag worden naar de terugvalscenario’s de komende maanden? Betekent dit dat, indien de onderhandelingen op niks uitlopen, er dan pas gestart kan worden met bijvoorbeeld het peilen van interesse in het minderheidsaandeel (scenario 2) of het peilen van interesse in een eventueel af te stoten Duits deel van TenneT (scenario 4)? En wat zou de rol van de Duitse staat als wetgever zijn bij onderhandelingen over de verkoop van een minderheidsaandeel/verkoop Duitse deel? Ook lezen de leden dat er altijd een «finale beoordeling van de nationale veiligheidsaspecten» nodig is. Hoeveel tijd zou een dergelijke beoordeling innemen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet naar de terugvalscenario’s. Waarom kiest het kabinet ervoor om op dit moment, los van de niet gewenste optie van een gedeeltelijke beursgang, nog geen expliciete hiërarchie aan te brengen in de wenselijkheid van verschillende terugvalscenario’s? Er is bestaat immers, zo vinden de leden van de GroenLinks-fractie, een fundamenteel verschil tussen bijvoorbeeld het prioriteit geven aan een terugvalscenario waarin TenneT Duitsland van de hand gedaan wordt, of een scenario waarin Nederland zelf haar kapitaalinleg vergroot. Kan de Minister een nadere appreciatie van de voorziene volgordelijkheid van terugvalscenario’s in termen van wenselijkheid geven?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij bereid is om alles wat binnen zijn mogelijkheden ligt, aan te wenden om in een terugvalscenario opsplitsing van TenneT Nederland en TenneT Duitsland te voorkomen.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet, indien een voorkeursscenario of een terugvalscenario niet (tijdig) geïmplementeerd kan worden, kapitaal zal moeten storten voor het Duitse deel van TenneT. Dit geldt dus pas als de terugvalscenario’s niet (tijdig) in gang gezet worden. Tegelijkertijd is een kapitaalstorting tot de Nederlandse staat ook één van de terugvalscenario’s. Betekent dit dat er impliciet toch een hiërarchie is in terugvalscenario’s waarin kapitaalstorting door de Nederlandse staat los van een gedeeltelijke beursgang als minst wenselijk wordt geacht? Of staat een mogelijke kapitaalstorting voor 2021 los van de hiërarchie in wenselijkheid van verschillende terugvalscenario’s?

De leden van SP-fractie zijn verheugd over het feit dat de bewindslieden tot de conclusie komen dat een beursgang van TenneT op gespannen voet staat met de randvoorwaarde om de publieke belangen goed te kunnen blijven borgen. Zij vragen hen om uiteen te zetten hoe zij tot die conclusie zijn gekomen.

Kan de Minister onderbouwen waarom hij denkt dat een gedeeld aandeelhouderschap voordelen biedt voor zowel de Duitse als de Nederlandse consument, zo vragen de leden van de SP-fractie.

6. Gesprekken met Duitsland en vervolg

De leden van de CDA-fractie nemen verder kennis van het feit dat een eventuele deelname van Duitsland tot een wijziging van de Elektriciteitswet 1998 zou moeten leiden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welk onderdeel van de Elektriciteitswet 1998 in de weg staat aan een deelname van een buitenlandse staat. Daarbij vragen deze leden wat het oorspronkelijke doel was van het gedeelte van de Elektriciteitswet 1998 dat nu mogelijk gewijzigd zal worden. Ook vragen de leden van de CDA-fractie of dit de enige wetswijziging is die nodig zal zijn voor een Duitse deelname. Verder vragen deze leden of de huidige coronacrisis nog gevolgen zal hebben voor het geschetste tijdpad.

De leden van de D66-fractie zijn blij met de overeengekomen pijlers van de «joint declaration of intent» (JDI). Door samen te werken kunnen zowel Duitsland als Nederland gezamenlijk innovatief inspelen op uitdagingen van de energietransitie, zoals opvangen van pieken en dalen aan groene stroom op bepaalde tijden. De eerste pijler en de daarvoor op te richten werkgroep zijn dus een goede zaak. Graag vernemen deze leden wanneer deze werkgroep opgericht is en wanneer het voorstel tot samenwerking gepresenteerd wordt. Ook vernemen zij graag of dit voorstel eventueel ook gevolgen heeft voor de kapitaalbehoefte van TenneT.

Ten aanzien van het tijdpad, zouden de leden van de D66-fractie graag met enige regelmaat op de hoogte gehouden willen worden van de onderhandelingen. Ook omdat het streven is om begin 2021 een akkoord te bereiken maar dit bij een eventuele vertraging of het plots afbreken van onderhandelingen tegen het einde, gevolgen kan hebben voor het goed kunnen toepassen van een terugvalscenario (gegeven het feit dat 1-1-2022 behoefte is aan een eerste tranche aan kapitaal). Deze vraag om planning hangt ook samen met de aanbevelingen voor stap 1 van de onderzoekscommissie. Want terecht wordt er verwezen naar de onderzoekscommissie «Privatisering en verzelfstandiging overheidsdiensten» en hun eindrapport1. Over de toepassing hiervan in deze kwestie nog enkele vragen. Zo zien de leden van de D66-fractie dat de brief die in dit schriftelijk overleg besproken wordt, enkel aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is gestuurd. Dit terwijl het rapport aanbeveelt om ook de Eerste Kamer vroegtijdig te betrekken2. Wanneer bent u van plan om ook de Eerste Kamer te betrekken? Ten aanzien van de procesmatige richtlijnen uit het besliskader voor stap 1 (voornemen) merken de leden op dat de commissie aanbeveelt om één Minister als woordvoerder voor het onderwerp te benoemen3. Gegeven het feit dat de brief door twee bewindslieden is ondertekend, vernemen deze leden graag wie van de bewindspersonen de woordvoerder is. En indien niet is gekozen voor één woordvoerder, vernemen deze leden graag waarom niet. Ook vernemen deze leden graag welke Minister uiteindelijk de knoop doorhakt over het bereikte onderhandelingsresultaat en het wel of niet akkoord gaan hiermee. Wat is de precieze taakverdeling van de Ministers (tevens een aanbeveling uit stap 1)? De leden merken op dat ten aanzien van het besliskader een belangrijk punt ontbreekt in de brief. Dit betreft de ex ante-evaluatie (inclusief maatschappelijke impacttoets) die, volgens de onderzoekscommissie, in ieder geval voor stap 3 uitgevoerd dient te worden. Graag de toezegging dat deze alsnog uitgevoerd zal worden en aan de beide Kamers gestuurd zal worden alvorens overgegaan wordt tot een stap 3.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier het kabinet van plan is de Kamer in openbaarheid dan wel in beslotenheid van informatie te voorzien over de voortgang van de onderhandelingen met de Duitse staat.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij iets meer kan zeggen over het soort van minderheidsbelang dat de Duitse overheid mogelijk gaat nemen. Zo kan de doelstelling zijn een belang te geven dat past bij de verhouding van de activiteiten van TenneT in Nederland respectievelijk Duitsland. Ook kan het doel zijn een belang te geven dat proportioneel is met de kapitaalinleg die TenneT in Duitsland nodig heeft om haar kredietwaardigheid te behouden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister op dit punt langs de lijnen van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet hetgeen hij precies beoogt nader kunnen expliciteren.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of de staat de ontwikkeling waarschijnlijk acht waarin het proportioneel is dat Duitsland over tijd een meerderheidsbelang in TenneT neemt. De investeringen van TenneT in Duitsland zijn immers fors groter. Dit kan zich tot op bepaalde hoogte vertalen naar de noodzaak van een hogere kapitaalinleg aan Duitse zijde in de verdere toekomst. Een groter belang van de Duitse staat zou passend zijn bij een dergelijk grotere inleg. Is de Minister bereid die optie voor de toekomst open te laten, zo lang TenneT Nederland in Nederlandse handen blijft? Wat zijn hierbij de overwegingen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij nader kan toelichten wat de effecten zijn van een transactie van aandelen op holdingniveau dan wel op het niveau van TenneT Duitsland op de relatieve zeggenschap van de Nederlandse staat over het geheel van TenneT. De leden van de GroenLinks-fractie zien dat beide routes voor- en nadelen hebben, maar vragen zich bijvoorbeeld af of nader gespecificeerd kan worden of de Duitse staat meer zeggenschap zou krijgen over de algehele strategie van TenneT ten opzichte van de Nederlandse staat als er op holdingniveau een transactie plaatsvindt in plaats van op het niveau van TenneT Duitsland.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het een expliciete doelstelling van het kabinet is, om in de transactie zoveel mogelijk zeggenschap bij de Nederlandse staat te houden, of dat een doel om, voorbij enkel de volledige zeggenschap over TenneT Nederland, zoveel mogelijk zeggenschap te behouden over TenneT als geheel, bij een minderheidsbelang van de Duitse staat minder prioritair is, omdat publieke belangen op dat moment überhaupt goed gewaarborgd zullen zijn. Kan de Minister hier langs de lijnen van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet op ingaan?

7. Overig

De leden van de PVV-fractie willen ten slotte weten waarom de topman van TenneT qua salaris niet aan de Wet normering topinkomens voldoet.

II Reactie van de Minister

1. Inleiding

In september vorig jaar heb ik samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangekondigd dat het kabinet de verschillende opties omtrent de kapitaalbehoefte van TenneT uit zou werken en zou onderzoeken of deze opties in de praktijk ook realiseerbaar zijn.4 Hierbij hebben wij twee randvoorwaarden en twee doelstellingen geformuleerd die voor het kabinet leidend zijn bij het bepalen van een voorkeursscenario. Recent heb ik u geïnformeerd over de huidige investeringsagenda van TenneT (met een bandbreedte van € 40 tot € 50 miljard), de kapitaalbehoefte van TenneT van € 5,3 miljard en de voorkeur van het kabinet voor het nemen van een minderheidsbelang in TenneT door de Duitse staat.5 Dit scenario past volgens het kabinet het beste binnen de geformuleerde randvoorwaarden en doelstellingen. Verkennende gesprekken met de Duitse staat hebben geleid tot een intentieverklaring («joint declaration of intent», «JDI»). Op basis van deze JDI zijn de onderhandelingen gestart over de voorwaarden voor een investering door de Duitse staat.

Naar aanleiding van deze brief hebben leden van verschillende fracties vragen gesteld. Ik lees dat de fracties de gestelde voorwaarden en doelstellingen steunen alsmede het initiatief van het kabinet om concrete gesprekken met de Duitse regering te starten over een eventueel belang in TenneT. In mijn beantwoording van de gestelde vragen ga ik, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, in op de door de Tweede Kamer aan de orde gestelde thema’s. Allereerst zal ik ingaan op de laatste inzichten in de kapitaalbehoefte van TenneT en de invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT Nederland. Daarna komen de verschillende scenario’s en het afwegingskader voor invulling van de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland aan de orde. Vervolgens ga ik in op de borging van de nationale veiligheid en bespreek ik de appreciatie van de verschillende scenario’s door het kabinet. Tot slot komen de gesprekken met de Duitse staat aan de orde en het vervolg daarop.

2. Laatste inzichten kapitaalbehoefte TenneT en invulling kapitaalbehoefte TenneT Nederland

Naar aanleiding van de constatering dat de investeringsagenda van TenneT voor 2019–2029 oploopt van € 35 miljard naar € 40 tot € 50 miljard (cumulatief) vragen de leden van de VVD-fractie binnen welke marges de investeringsagenda van TenneT nog verder kan toenemen. De investeringsagenda van TenneT voor de komende jaren voorziet in jaarlijkse investeringen van € 4 à 5 miljard. Er zijn meerdere factoren die van invloed zijn op het investeringsvolume. Met name politieke besluitvorming en de aansluittaak hebben een grote impact op de investeringsagenda. De daaruit voortvloeiende investeringen zijn momenteel niet volledig te voorspellen. Zo kunnen de investeringsvolumes toenemen door wijzigingen in klimaatbeleid en door uitbreiding van offshore windparken. Daarnaast is de noodzaak van het uitbreiden en verzwaren van het net (en de daarmee samenhangende investeringen) afhankelijk van een nog onzekere ontwikkeling van de vraag en (duurzame) productie van elektriciteit. Anderzijds zou de investeringsagenda kunnen afnemen door bijvoorbeeld vroegtijdige koppeling van sectoren en de ontwikkeling van technologieën als power-to-gas. Het is dan ook niet mogelijk om concrete marges te formuleren waarbinnen de investeringsagenda van TenneT nog kan toenemen. Het is echter de verwachting dat het huidige geschatte investeringsvolume tot 2029 minimaal nodig zal zijn.

Bovendien vragen de leden of de coronacrisis van invloed is op de verwachte vraag naar energie en of dit invloed heeft op de investeringsagenda. TenneT verwacht niet dat de coronacrisis de energiebehoefte op middellange of lange termijn beïnvloedt, en dus ook niet de grondgedachte achter de huidige investeringsagenda. Op korte termijn ziet TenneT een vrij geringe impact van de corona-crisis op de realisatie van lopende investeringsprojecten. Op basis van de positieve ervaringen tot dusver met TenneT’s bouwlocaties, verwacht TenneT dat slechts een klein percentage van de geplande investeringen voor 2020 vanwege corona worden verschoven naar 2021. Tevens ziet TenneT momenteel als gevolg van de coronacrisis een geringe vermindering van de vraag naar elektriciteit, voornamelijk vanuit de industrie. TenneT verwacht dat dit een korte termijneffect is en het derhalve geen invloed heeft op TenneT's investeringsplannen.

De leden van de CDA-fractie hebben vragen gesteld over de wijze waarop de geschatte investeringskosten de komende jaren terugverdiend gaan worden. Zij vragen naar de investeringsagenda van de regionale netbeheerders en of het klopt dat de middelen die daarvoor nodig zijn uiteindelijk betaald zullen worden door hogere tarieven of dat de (lagere) overheid daarin dient te voorzien. Als gevolg van de energietransitie neemt inderdaad ook de omvang van de investeringen van de regionale netbeheerders toe. De investeringen van de landelijke en regionale netbeheerders worden gedurende de levensduur van de gerealiseerde infrastructuur (20 tot 55 jaar) terugverdiend via de gereguleerde Nederlandse of Duitse netwerktarieven. Een hogere investeringsagenda vertaalt zich dus in hogere tarieven. Voorwaarde is wel dat deze investeringen volgens het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt («ACM») efficiënt gerealiseerd zijn. Zo wordt de betaalbaarheid van het elektriciteitsnet gewaarborgd. Belangrijk is het om op te merken dat de investeringsagenda van TenneT zowel Duitsland als Nederland betreft, waarbij de investeringen in Duitsland zullen worden terugverdiend via de Duitse energieafnemer.

Het Nederlandse en het Duitse deel van TenneT hebben ieder een kapitaalbehoefte voor de periode 2020–2029 die op dit moment geschat wordt op circa € 2,7 miljard, tezamen € 5,3 miljard. De leden van de PVV-fractie verzoeken om een cijfermatige onderbouwing van de kapitaalbehoefte van TenneT Holding en vragen hoe dit bedrag zich verhoudt tot de som van de kapitaalbehoeften van het Duitse en Nederlandse deel afzonderlijk, te weten € 5,4 miljard. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 mei 2020, is bij de berekening van de hoogte van de kapitaalbehoefte uitgegaan van een investeringsagenda van € 45 miljard, een FFO/Adjusted Net Debt ratio van 9%6, een gelijkblijvend rendement op eigen vermogen in Duitsland en een gelijkblijvend gewogen gemiddelde kostenvoet van het vermogen in Nederland over de periode 2020–2029. De FFO/Net Debt ratio vormt een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de huidige kredietwaardigheid van TenneT zoals bepaald door kredietbeoordelaars en is daarmee leidend in de analyse naar de behoefte voor additioneel eigen vermogen. Deze ratio geeft weer hoeveel de operationele kasstromen zijn in relatie tot de netto schuld en is een zeer gebruikelijke maatstaf bij private ondernemingen. De FFO/Net Debt ratio wordt op het niveau van TenneT Holding becijferd, maar voor de eigenvermogensbehoefte per land wordt deze ratio afzonderlijk berekend. De verschillen in de timing van de gesplitste eigenvermogensbehoefte in combinatie met de ontwikkeling van bovengenoemd ratio, heeft een positieve invloed op de eigenvermogensbehoefte van TenneT Holding. Daarom is de som van de delen meer dan de eigenvermogensbehoefte van TenneT Holding.

Verder vragen de leden hoe het kan dat het Nederlandse en het Duitse deel van TenneT een even hoge financieringsbehoefte hebben (€ 2,7 miljard), terwijl de Duitse investeringsagenda een stuk hoger is. De kredietwaardigheid en daarmee de kapitaalbehoefte van TenneT is sterk afhankelijk van de operationele kasstromen die het bedrijf verwacht te generen. Zoals gemeld in mijn brief van 19 mei 2020 ontvangt TenneT Duitsland op basis van de Duitse tariefregulering vergoedingen die direct ingaan bij de start van een investering. TenneT Duitsland ontvangt dus veel eerder kasstromen waarmee weer nieuwe investeringen gefinancierd kunnen worden dan in Nederland. TenneT is voor deze nieuwe Duitse investeringen dus minder afhankelijk van extra eigen vermogen.

De leden van de PVV-fractie vragen op basis van welke gegevens ik op de geschatte bedragen voor de kapitaalbehoefte ben gekomen en welke rekensom hierbij is gemaakt. Daarnaast wordt door de leden van de D66-fractie gevraagd of er op onafhankelijke wijze onderzoek is gedaan naar de hoogte van de schattingen. Ten behoeve van mijn brief van september 2019 heeft de Nederlandse staat een externe adviseur ingehuurd om de kapitaalbehoefte en investeringsagenda van TenneT te verifiëren. Hieruit is gebleken dat TenneT € 4,75 miljard aan eigen vermogen nodig had. De kapitaalbehoefte uit mijn meest recente brief van 19 mei 2020 is gebaseerd op informatie van TenneT, waarbij – uitgezonderd de toename van de investeringsagenda van ca. 10 miljard – dezelfde aannames zijn gehanteerd als bij de vorige berekening. Bij een daadwerkelijk verzoek tot storting door TenneT voert de staat altijd weer een externe toets uit op de exacte kapitaalbehoefte. Eind 2020 zal daarom een toets plaatvinden op de omvang van het benodigde kapitaal en het tijdpad hierbij, waarbij ook sprake kan zijn van voorwaardelijke tranches. Voor het Nederlandse deel zal de Nederlandse staat kapitaal storten, net zoals bij de voorgaande kapitaalbehoefte. De leden van de D66-fractie hebben ook enige kanttekeningen geplaatst bij de timing van de externe toets. De reden dat deze toets eind 2020 plaatsvindt is dat deze informatie dan tijdig in de voorjaarsbesluitvorming en rijkbegroting kunnen worden opgenomen. Indien er zich in de tussentijd materiele veranderingen voordoen, dan ligt het voor de hand dat een additionele toets vlak voor de daadwerkelijke storting wordt uitgevoerd. Het is daarom nu te vroeg om vooruit te lopen op de hoogte en timing van de specifieke tranches zoals gevraagd door de leden van de PVV-fractie. Zoals bekend wordt ernaar gestreefd het Duitse deel van de kapitaalbehoefte in te vullen door middel van een kapitaalstorting door de Duitse staat.

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen gesteld over de kapitaalstorting voor het «Nederlandse deel». Ze willen weten of de storting zal worden gedaan aan TenneT Nederland of TenneT Holding. De Nederlandse staat is 100% aandeelhouder in TenneT Holding. TenneT Holding is 100% eigenaar van TenneT Nederland. Het ligt dan ook voor de hand dat de kapitaalstorting voor het Nederlandse deel op het niveau van TenneT Holding zal plaatsvinden en zal worden doorgestort naar TenneT Nederland. De precieze vorm van de kapitaalstorting zal op een later moment worden bepaald. Hierover zult uw Kamer te zijner tijd worden geïnformeerd. Daarnaast zetten de leden vraagtekens bij de onderhandelingspositie over het extra kapitaal nu in mijn brief reeds staat dat «de Nederlandse staat kapitaal storten zal» voor het Nederlandse deel en vragen ze mij de voorwaarden uiteen te zetten waarover ik nog wil onderhandelen in het kader van de «voorwaardelijke tranches». TenneT vertegenwoordigt de Nederlandse publieke belangen door het in stand houden van een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening. De staat als aandeelhouder ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de eigen vermogen financiering van deze Nederlandse activiteiten op zich te nemen. De storting voor het Nederlandse deel is dan ook niet onderdeel van de onderhandelingen. Voorwaarde is wel dat het kapitaal ook daadwerkelijk nodig is. De kapitaalstorting voor het Nederlandse deel zal niet in één keer nodig zijn, maar verdeeld worden over enkele jaren (zoals ook het geval bij de in 2016 toegezegde kapitaalstorting, die in de jaren daarna is uitbetaald). Het ligt voor de hand om, zoals bij eerdere kapitaalstortingen, delen later in de tijd «voorwaardelijk» beschikbaar te stellen, oftewel afhankelijk van de vraag of het kapitaal ook daadwerkelijk nodig is. Een tweede voorwaarde is dat de Nederlandse staat alleen bijdraagt aan investeringen in het Nederlandse deel van TenneT. Indien het voorkeursscenario of een terugvalscenario niet (tijdig) geïmplementeerd kan worden, zal ook kapitaal moeten worden gestort voor het Duitse deel van TenneT om de kredietwaardigheid van TenneT Holding op peil te houden. Dit betekent een storting als het kabinet besluit tot het terugvalscenario van kapitaalstorting voor het Duitse deel. Als het kabinet kiest voor een ander terugvalscenario of wanneer het voorkeursscenario niet tijdig kan worden geïmplementeerd, dan zal dit een tijdelijke storting zijn. Een belangrijke voorwaarde voor een tijdelijke storting is dat er voldoende zicht bestaat op een succesvolle implementatie van het voorkeursscenario of een terugvalscenario.

De leden van de CDA-fractie vragen zich verder af of de kosten die TenneT moet dragen voor de verbeteringen aan het elektriciteitsnet ook onderdeel zijn van de discussie waar de kosten van de energietransitie zullen neerdalen. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie hoe de Duitse staat de discussie over de kosten van de energietransitie ziet en of er in dat licht ook gekeken wordt naar de geschiktheid van de samenwerking. Nederlandse afnemers van elektriciteit dragen via de gereguleerde netwerktarieven de kosten die TenneT maakt voor het Nederlandse elektriciteitsnet. Hetzelfde gebeurt in Duitsland onder toezicht van de Bundesnetzagentur. Net als in Nederland wordt de betaalbaarheid van de energietransitie in Duitsland van groot belang geacht. Een van de redenen waarom Duitsland en Nederland de Joint Declaration of Intent (JDI) hebben ondertekend is dat er via samenwerking in TenneT, maar ook via beleidsonderwerpen die in de JDI genoemd worden, zoals bijvoorbeeld netplanning en grensoverschrijdende redispatch, efficiencywinsten te behalen zijn die ten goede kunnen komen aan de afnemers in beide landen.

3. De scenario’s en het afwegingskader voor invulling kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland

Zoals vermeld in mijn brief van 19 mei 2020 ziet het kabinet geen heil in een beursgang van TenneT, omdat daarmee de publieke belangen in gevaar zouden kunnen komen. De leden van de VVD-fractie en de SP-fractie hebben mij verzocht toe te lichten hoe het kabinet tot deze conclusie is gekomen. In mijn brief van 19 mei 2020 heb ik aangegeven dat het basisscenario van een beursgang van TenneT op gespannen voet staat met de randvoorwaarde om de publieke belangen goed te kunnen blijven borgen. Voor de Nederlandse staat staan de publieke belangen leveringszekerheid, betaalbaarheid en duurzaamheid centraal. Deze belangen kunnen soms op gespannen voet staan met het streven naar een goed rendement en daarom is het voor de Nederlandse staat belangrijk dat haar medeaandeelhouders deze belangen steunen. In een beursomgeving is dit is dit per definitie niet het geval, omdat beursbeleggers primair streven naar financieel rendement op hun belegging. De verdere (strategische) belangen die de Nederlandse en Duitse overheid hebben in TenneT, spelen voor hen geen rol. Een beursnotering zou kunnen leiden tot een tweedeling in het aandeelhoudersbestand, waarbij aandeelhouders verschillende verwachtingen van het bedrijf hebben en zodoende zullen proberen het bestuur van TenneT in een hun welgevallige richting te laten bewegen. Het bestuur moet zich rekenschap geven van die financiële belangen en die meenemen in haar besluitvorming, terwijl dat zonder beursnotering niet hoeft. In de praktijk blijkt dat beleggersinvloed moeilijk is in te perken. Daarnaast zijn er regels voor de verantwoording en informatievoorziening aan aandeelhouders. Bij een beursgang zouden wel vooraf voorwaarden gesteld kunnen worden dat de Nederlandse Staat alle informatie krijgt die zij nodig acht, maar het wijzigen van deze informatierechten is vrijwel onmogelijk (gelijke behandeling van aandeelhouders). Dit beperkt de invloed van de staat, zonder dat hier proportionele maatregelen tegen te nemen zijn. Het kabinet is niet bereid om ten aanzien van vitale infrastructuur risico’s te nemen.

De leden van de VVD-fractie vragen ook of de publieke belangen onvoldoende verankerd zijn in regelgeving, concessies en contracten. Zij willen bovendien weten of de aandeelhoudersbevoegdheden zijn toegesneden op het borgen van publieke belangen en, zo ja, of het dan noodzakelijk is een meerderheidsbelang te houden in TenneT. De publieke belangen worden primair door wet- en regelgeving geborgd met het publieke aandeelhouderschap als sluitstuk. Wet- en regelgeving is echter een relatief statisch instrument, dat niet altijd goed aansluit bij snel veranderende omstandigheden waarin ook TenneT opereert. Daarnaast zijn niet alle publieke belangen goed vast te leggen in contracten of wet- en regelgeving. De aandeelhoudersbevoegdheden in TenneT vormen een extra instrument van de Nederlandse staat om de Nederlandse publieke belangen te kunnen borgen. Voor de borging van de publieke belangen vindt de staat het nodig om controle te houden over het Nederlandse deel van TenneT.

De leden van de VVD-fractie vragen of ook is overwogen het hoogspanningsnet over te dragen aan de gezamenlijke elektriciteitsproducenten (zoals tot 1998 het geval was). Dit is niet overwogen. Het belang van betrouwbare en onafhankelijke transportsystemen voor een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening is nog altijd actueel. Op grond van artikel 9 van de 3e Elektriciteitsrichtlijn7 heeft Nederland gekozen voor onafhankelijk netbeheer in de vorm van volledige eigendomsontvlechting. Het onafhankelijk netbeheer is gebaseerd op drie belangrijke pijlers; een groepsverbod (verbod voor producenten, handelaren en leveranciers om in dezelfde groep te zitten als de netbeheerder), het verbod op privatisering in de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet en een beperking van nevenactiviteiten. Met de invoering van onafhankelijk netbeheer worden negatieve invloeden van commerciële activiteiten op het netbeheer voorkomen. Een net dat in publieke handen is, is beschermd tegen (financiële) belangen van commerciële partijen, zoals producenten. Daarmee wordt juist het belang van de Nederlandse afnemer beschermd. Tegelijkertijd biedt het binnenlandse en buitenlandse leveranciers en producenten ook de mogelijkheid om op gelijke voorwaarden die Nederlandse consument te bedienen. Dit komt de consument ten goede, omdat zo geprofiteerd wordt van optimalere schaalgrootte en inkoopkracht. Bovendien geldt dat wanneer de keuze voor onafhankelijk netbeheer voor het hoogspanningsnet eenmaal gemaakt is, de Europese regels niet de mogelijkheid bieden om dit weer terug te draaien.

Zoals bekend kan de situatie zich voordoen dat Nederland ook kapitaal zou moeten storten voor het Duitse deel van TenneT indien het voorkeursscenario of een terugvalscenario niet (tijdig) geïmplementeerd kan worden. In dat geval zal de storting voor het Duitse deel later door een verkoop van aandelen in TenneT aan een derde partij worden terug verkregen, als onderdeel van een permanente oplossing. De leden van de PVV-fractie vragen een schatting te maken van wat Nederland eventueel zou moeten bijstorten. Daarnaast willen de leden weten wie de «derde partij» zal zijn en op welke wijze de Minister kan garanderen dat dit bedrag daadwerkelijk wordt terug verkregen. Als het kabinet kiest voor een ander terugvalscenario of wanneer het voorkeursscenario niet tijdig kan worden geïmplementeerd, zal de Nederlandse staat een eerste tranche moeten storten van de totale eigenvermogensbehoefte van € 2,7 miljard. Dit bedrag kan aan verandering onderhevig zijn maar de eerste tranche zal naar verwachting een ordegrootte van enkele honderden miljoenen hebben. De storting voor het Duitse deel zal later door een verkoop van aandelen in TenneT aan een derde partij worden terug verkregen. Wie de derde partij zal zijn, is nog niet duidelijk.

Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de Nederlandse staat eerder andere kapitaalstortingen aan TenneT heeft gedaan. Naast de kapitaalstorting van € 1.190 miljoen in de periode 2017–2019 heeft de staat in 2011 en 2012 twee stortingen gedaan van elk € 300 miljoen euro.8 Het totale overzicht van de kapitaalstortingen door de Nederlandse staat in TenneT ziet er dan ook als volgt uit:

Jaar

Bedrag in €

2011

300

2012

300

2017

150

2018

350

2019

690

De leden van de D66-fractie willen weten of er naast de geformuleerde randvoorwaarden en doelstellingen ook nog andere zaken meespelen bij het afwegingskader en vragen om de onderlinge weging van deze zaken met uw Kamer te delen. De randvoorwaarden en doelstellingen waren voor het kabinet de belangrijkste factoren bij de afweging. Het is juist dat ook naar andere zaken is gekeken bij de afweging, namelijk een structurele en tijdige toegang tot eigen vermogen voor TenneT, het werkbaar en efficiënt houden van de aansturing van TenneT, het effect op de overheidsfinanciën en de vraag of een wetswijziging nodig is. Ook bij de verdere uitwerking van het voorkeursscenario van het kabinet zal hier aandacht voor zijn. Zo zou een eventuele deelname van Duitsland in TenneT Holding bijvoorbeeld betekenen dat de Elektriciteitswet 1998 gewijzigd moet worden. Hierin staat het vereiste dat de aandelen in de landelijke netbeheerder van het hoogspanningsnet direct of indirect bij de Nederlandse staat berusten.

Ook informeren de leden van de fractie van D66 naar punten (het zij kwalitatief het zij kwantitatief) op basis waarvan vergeleken kan worden hoe de verschillende scenario’s zich verhouden tot de geformuleerde randvoorwaarden en doelstellingen. Ik heb in mijn brief aangegeven hoe het voorkeursscenario zich verhoudt tot de randvoorwaarden en doelstellingen. In dit afwegingskader zijn de doelstellingen en randvoorwaarden concreet gemaakt (kwalitatief). Hieronder treft u een overzicht van deze concretisering.

  • Borgen publieke belangen: De publieke belangen zijn betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van energie, vanuit het perspectief van de Nederlandse energieconsument. TenneT heeft twee kerntaken waarop deze 3 belangen van toepassing zijn: transport van elektriciteit en de systeemdiensten op het netwerk dat TenneT beheert.

  • Borgen nationale veiligheid: Het borgen van de nationale veiligheid moet erin voorzien dat (1) de continuïteit van de dienstverlening van vitale diensten en processen geborgd is, (2) de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie behouden blijft, (3) de opbouw van strategische afhankelijkheden voorkomen wordt.

  • Behoud voordelen grensoverschrijdende activiteiten: Er is geconcludeerd dat kennisoverdracht en leereffecten binnen de grensoverschrijdende organisatie hebben geleid en leiden tot kostenbesparingen. Daarnaast heeft TenneT bijgedragen aan markt en systeemintegratie. De doelstelling is om deze voordelen (en mogelijke toekomstige voordelen) te behouden.

  • Verlaging financiële risico over TenneT Duitsland: Met de groei van de Duitse activiteiten is ook de omvang van het risico van het Duitse deel van TenneT gegroeid. De doelstelling is om het financieel risico over de Duitse activiteiten te verlagen, bij voorkeur op twee manieren: de Nederlandse staat draagt geen eigen vermogen bij aan de Duitse activiteiten en daarnaast wordt ernaar gestreefd het bestaande en toekomstige financiële risico over de Duitse activiteiten te delen met andere investeerders.

Vervolgens is bekeken hoe de verschillende scenario’s zich hiertoe verhouden. Ook voor de terugvalscenario’s is deze analyse gemaakt. In het geval dat het voorkeursscenario niet gerealiseerd kan worden en het kabinet een terugvalscenario kiest, zal ik ook voor dat scenario toelichten hoe het zich verhoudt tot het kader.

4. Borging nationale veiligheid

De leden van de CDA-fractie willen weten welke risico’s vanuit het oogpunt van nationale veiligheid en het borgen van publieke belangen kunnen ontstaan bij verkoop van een deel van het belang in TenneT. Daarnaast informeren de fracties van het CDA en de VVD naar de mogelijke vorm van een blokkeringsregeling en de rol daarvan in de onderhandelingen. Bij overnames van en investeringen in vitale aanbieders (zoals TenneT) kunnen risico’s voor de nationale veiligheid ontstaan. Het gaat om risico’s als het ontstaan van strategische afhankelijkheden, aantasting van de continuïteit van dienstverlening van vitale processen of aantasting van de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie. Indien een nieuwe aandeelhouder een belang in TenneT neemt zal er daarom een investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid plaatsvinden. Voor het geval de Duitse staat haar belang in de toekomst zou willen verkopen is er in de intentieverklaring tussen de Nederlandse en Duitse staat opgenomen dat in de eventuele overeenkomst «a lock-up arrangement and a limitation of transfer of shares» moet worden opgenomen. Dit betekent dat beide staten hebben afgesproken om voorwaarden te stellen aan een doorverkoop van aandelen. De exacte voorwaarden, zoals een right-of-first refusal of blokkeringsrechten, zullen als onderdeel van de transactie worden uitgewerkt.

De leden van de fractie van D66 vragen waarom bij de nationale veiligheidsanalyse ook het Agentschap Telecom is geraadpleegd. In het kader van de nationale veiligheidsanalyse is bezien welke bevoegdheden er zijn om TenneT te beschermen tegen invloeden van buitenaf, een vereiste aan netbeheerders op basis van de Elektriciteitswet 1998. Als het gaat om cybersecurity zijn deze bevoegdheden vastgelegd in de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen (Wbni). De toezichthouder van deze wet is het Agentschap Telecom. Aangezien de Wbni bestaat uit open normen en de toezichthouder dus ruimte heeft de normen in te vullen, is het Agentschap betrokken bij deze analyse. Op deze manier is in kaart gebracht hoe het Agentschap met behulp van de Wbni kan bijdragen aan de cyberveiligheid van TenneT.

De leden van de fractie van D66 vragen om het tijdpad van de maatregelen, die ongeacht een wijziging in zeggenschap, in het licht van de nationale veiligheid wenselijk worden geacht en de timing daarvan. Veel van de maatregelen zijn voorzien in de nieuwe Energiewet. Deze nieuwe Energiewet wordt naar verwachting in de tweede helft van dit jaar geconsulteerd, waarna advies aan de Raad van State zal worden gevraagd. Parlementaire behandeling is daarom voorzien in 2021. Indien een overeenkomst met een nieuwe aandeelhouder tot stand komt voordat alle maatregelen genomen zijn zullen er borgingsafspraken worden gemaakt om de risico’s tussentijds te beheersen. Waar mogelijk wordt een nieuwe aandeelhouder contractueel gebonden aan deze maatregelen zolang de voorgestelde maatregelen, waaronder aanvullende wet- en regelgeving, nog niet geïmplementeerd zijn.

De leden van de SP-fractie hebben bovendien gevraagd welke organisatie- en zeggenschapsstructuur de Minister van Economische Zaken en ik precies voor ogen hebben. Een investering door de Duitse staat kan plaatsvinden op het niveau van TenneT Holding of TenneT Duitsland. Deze laatste is een dochtervennootschap van TenneT Holding. Beide opties kennen voor- en nadelen. Het is voor de Nederlandse staat van belang dat er een organisatie- en zeggenschapsstructuur komt, waarbij risico’s voor de nationale veiligheid beheersbaar blijven, de publieke belangen kunnen worden geborgd, er onder meer goed contact kan plaatvinden tussen beide staten en dat beide landen kunnen blijven profiteren van de grensoverschrijdende activiteiten van TenneT. De precieze invulling en toedeling van de verschillende aandeelhoudersrechten, zoals opgenomen in de JDI, zullen onderdeel zijn van de onderhandelingen en opgenomen worden in de te sluiten overeenkomst.

5. Appreciatie van de scenario’s en voorkeursscenario’s

Zowel de leden van de VVD-fractie als die van D66 hebben gevraagd om informatie over hoe in Duitsland omgegaan wordt met staatsdeelnemingen en waar het aandeelhouderschap in Duitsland zal worden belegd. De Duitse federale overheid stelt dat deelnemingen alleen mogen worden aangegaan wanneer er een substantieel federaal belang geborgd wordt, dat niet op een andere effectievere of meer kosten-efficiënte wijze kan worden veiliggesteld. Dit is vergelijkbaar met het Nederlandse deelnemingenbeleid. De Duitse corporate governance-standaarden komen op een aantal punten overeen met die van Nederland. Zo kennen zowel Duitsland als Nederland een two-tier bestuursstructuur, waarbij de algemene vergadering van aandeelhouders de raad van commissarissen benoemt. Er zijn ook een aantal verschillen. Zo zijn in Duitsland de deelnemingen vaker ondergebracht bij het vakdepartement. Daarnaast is het voor de Duitse federale overheid gebruikelijk om een afgevaardigde te laten plaatsnemen in de raad van commissarissen. De Nederlandse staat doet dit doorgaans niet. Het beleid van beide landen, incl. de divergenties, zal worden meegenomen in de onderhandelingen.

Meer specifiek willen de leden van de D66-fractie weten of het aandeelhouderschap rechtstreeks of indirect wordt uitgeoefend. De Duitse federale overheid maakt in de rapportage over hun deelnemingen onderscheid tussen directe en indirect deelname in bedrijven.9 Onder indirecte deelnemingen worden de dochterondernemingen en participaties van de bedrijven waarin de staat deelneemt verstaan. In Nederland rapporteren de deelnemingen zelf over hun dochters en niet de Nederlandse overheid. De Duitse federale overheid had per 31 december 2018 104 directe participaties en 433 indirecte participaties.10 Een overzicht van de directe deelnemingen, het ministerie waarbij de aandeelhouderstaak is belegd en verdere toelichting op de deelnemingen vindt u in het Duitse jaarverslag.11 Daarnaast informeren de leden naar de betrokkenheid van het Duitse parlement bij het beleid rondom staatsdeelnemingen. Het Duitse parlement heeft een commissie staatsdeelnemingen die ongeveer vier keer per jaar vertrouwelijk geïnformeerd wordt over de belangrijkste ontwikkelingen bij staatsdeelnemingen.

De leden van de VVD-fractie vragen bovendien hoe de Minister van Economische Zaken en ik aankijken tegen de ontwikkeling van het Noordwest-Europese hoogspanningsnet en vragen in hoeverre wij vasthouden aan het onderzoek van Strategy&, zoals dat in september 2019 met de Kamer is gedeeld. Nederland heeft een belangrijke positie in het Noordwest-Europese elektriciteitssysteem. Dit komt enerzijds door de ligging aan de Noordzee met een enorm potentieel voor windenergie en anderzijds door de hoge mate van verbondenheid met de landen om ons heen. Om de energietransitie te ondersteunen is transport van duurzaam geproduceerde elektriciteit over grote afstanden belangrijk. Een betere benutting van de interconnecties met omringende landen vergroot de mogelijkheden tot marktintegratie, maakt het elektriciteitssysteem effectiever en efficiënter en maakt het mogelijk van een breder aanbod van stroom gebruik te maken en toegang te hebben tot weergebieden die niet altijd hetzelfde zijn als het Nederlandse. Goede interconnecties dragen ook bij aan de leveringszekerheid voor de afnemers in Nederland. Optimalisatie over de landsgrenzen heen draagt bij aan een betere benutting van de infrastructuur. In het clean energy pakket dat in 2019 door de lidstaten is bekrachtigd is de wet- en regelgeving in Europa verder geharmoniseerd, wat bijdraagt aan een beter functioneren van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt. Verdere samenwerking tussen hoogspanningsnetbeheerders kan dit nog meer bevorderen en bijdragen aan een betere benutting van de infrastructuur. Het grensoverschrijdend karakter van TenneT kan daaraan bijdragen. Afgelopen jaren zijn er al belangrijke interconnectoren aangelegd.

De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van onderlinge solidariteit tussen de landen (bijvoorbeeld bij elektriciteitsuitval) en vragen hoe dit versterkt in de te maken afspraken. Naast gesprekken over deelname van de Duitse staat in TenneT worden er in de Joint Declaration of Intent een aantal onderwerpen benoemd die moeten bijdragen aan een effectiever en efficiënter grensoverschrijdend elektriciteitssysteem tussen Nederland en Duitsland. Dat zal bijdragen aan een verdere marktintegratie en mogelijkheid om elkaar te ondersteunen wanneer dat nodig is. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of het denkbaar is dat de Duitse overheid inzet op één netbeheerder in Duitsland of zelfs daarbuiten en wat dit zou betekenen voor de Nederlandse zeggenschap en invloed op de Nederlandse publieke belangen. Of Duitsland inzet op één netbeheerder in Duitsland of daarbuiten is in dit stadium nog ongewis. Voorop staat dat Nederland samen met Duitsland op wil trekken op een aantal belangrijke dossiers die de effectiviteit en efficiency van het grensoverschrijdende elektriciteitssysteem kunnen bevorderen. Ik verwijs in dat licht ook naar de Joint Declaration of Intent, waarin de North Sea Wind Power Hub als voorbeeld wordt genoemd. In ieder geval zal erop worden toegezien dat Nederland altijd voldoende zeggenschap houdt over de eigen vitale infrastructuur. Hiervoor zal ruime aandacht zijn bij de onderhandelingen over de organisatie- en zeggenschapsstructuur.

De leden van de VVD-fractie hebben mij gevraagd de voor- en nadelen van een Duitse investering op het niveau van TenneT Holding of TenneT Duitsland uiteen te zetten. Momenteel wordt in onderling overleg bepaald welke structuur het beste past bij de randvoorwaarden en doelstellingen en de wensen van de betrokken stakeholders. Hierbij is ook aandacht voor de aspecten waar de leden van de VVD-fractie aandacht voor vragen, te weten de voordelen van de operationele eenheid van het bedrijf, mogelijke synergiën tussen de Nederlandse en Duitse operaties en het belang van transparante besluitvorming. Het behoud van de voordelen van de grensoverschrijdende activiteiten is immers ook een van de doelstellingen van het kabinet. Zodra de voorwaarden van een transactie duidelijk zijn, zal ik mijn keuze voor het investeringsniveau onderbouwen door in te gaan op de voor- en nadelen van beide opties. De leden van de D66-fractie hebben gevraagd wat precies wordt bedoeld met een efficiënte en effectieve besluitvorming. Met een efficiënte en effectieve besluitvorming en aansturing wordt bedoeld dat beslissingen van aandeelhouders zoveel als mogelijk gezamenlijk worden genomen en beslissingen door de raad van commissarissen en raad van bestuur van TenneT Holding eenvoudig te implementeren zijn binnen de gehele TenneT organisatie. Dat laatste is bij TenneT nu al het geval en dat wil de Nederlandse staat graag zo veel als mogelijk behouden zien. De leden van de VVD-fractie vragen bovendien naar mijn visie op het behouden van de moedermaatschappij als een rechtspersoon naar Nederlands recht en de (on)wenselijkheid van een raad van commissarissen naar Duits model. Ik ben het met de leden eens dat de huidige moedermaatschappij in beginsel een rechtspersoon naar Nederlands recht moet blijven. Bij de corporate governance-structuur zal rekening gehouden worden met zowel de Nederlandse als Duitse standaarden op dit vlak.

De leden van de D66-fractie hebben gevraagd hoe in het voorkeursscenario de energie-onafhankelijkheid van Nederland gewaarborgd blijft. In de brief van 19 mei jl. is als randvoorwaarde onder andere het borgen van de nationale veiligheid genoemd. De nationale veiligheidsanalyse met daarin op voorhand al een aantal mitigerende maatregelen die ongeacht een toetredende aandeelhouder genomen zullen worden, heeft inzichtelijk gemaakt waar eventuele veiligheidsrisico’s kunnen optreden. In de onderhandelingen over een eventuele Duitse deelname is voldoende zeggenschap van Nederland over de eigen vitale infrastructuur dan ook een belangrijke randvoorwaarde. Zodra er meer bekend is over de voorgenomen organisatie- en zeggenschapsstructuur zal er een finale beoordeling van de nationale veiligheidsaspecten plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de Nederlandse (financiële en publieke) belangen geborgd worden in het geval dat de Nederlandse staat minderheidsaandeelhouder wordt als gevolg van een Duitse investering op holdingniveau. Een scenario waarin de Nederlandse staat minderheidsaandeelhouder wordt in TenneT Holding acht ik – met inachtneming van de huidige waarderingsinzichten – onwaarschijnlijk. Dit scenario zal bovendien alleen overwogen worden indien er harde garanties zijn dat Nederland overwegende zeggenschap behoudt ten aanzien van het Nederlandse deel van TenneT. Te denken valt aan een vetorecht bij belangrijke aandeelhoudersbesluiten die betrekking hebben op het Nederlandse elektriciteitsnet (zoals bijvoorbeeld de goedkeuring van grote investeringen).

De leden van de SP-fractie hebben mij gevraagd te onderbouwen waarom ik denk dat een gedeeld aandeelhouderschap voordelen biedt voor zowel de Duitse als de Nederlandse consument. TenneT heeft zich over de jaren heen ontwikkeld van een partij die het nationale hoogspanningsnetwerk moest onderhouden en uitbreiden, naar een partij die daarbij ook nationale en internationale marktwerking faciliteert. De energietransitie en het Klimaatakkoord leiden tot nieuwe uitdagingen, zoals de uitbreiding en verzwaring van elektriciteitsnetten (ook over landsgrenzen heen) en het toegenomen belang van transporten over lange afstanden en integratie met buitenlandse netwerken. In deze context hebben energieconsumenten in heel (Noordwest-)Europa er belang bij dat er bij netversterking en netbeheer, daar waar nodig, een grensoverschrijdend perspectief wordt gehanteerd. In eerste instantie kan dit door het vormen van grensoverschrijdend overheidsbeleid, in EU-verband maar ook aanvullend in bilateraal verband zoals recentelijk met Duitsland. Als grensoverschrijdende transmission system operator («TSO») heeft ook TenneT een belangrijke rol om grensoverschrijdende initiatieven aan te jagen die aan beide kanten van de grens voordelen hebben. Een gedeeld aandeelhouderschap met de Duitse staat kan een brugfunctie vervullen tussen enerzijds overheidsbeleid en anderzijds het functioneren van TenneT als onderneming. Door op aandeelhoudersniveau in gesprek te zijn kunnen beide staten, samen met TenneT, goed signaleren welke kansen er zijn om gezamenlijke voordelen te bereiken en ervoor zorgen dat deze onderwerpen op de beleidsagenda komen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende projecten of initiatieven. De North Sea Wind Power Hub, die ook genoemd wordt in de JDI, kan hier een voorbeeld van zijn.

Verschillende fracties hebben vragen gesteld over de terugvalopties. Het kabinet heeft alle scenario’s beoordeeld en geconcludeerd dat het nemen van een minderheidsbelang door de Duitse staat het beste past binnen de geformuleerde randvoorwaarden en doelstellingen. Daar waar de voorkeursoptie zich goed verhoudt tot alle randvoorwaarden en doelstellingen, is dit voor de terugvalopties minder het geval: deze staan allemaal in meer of mindere mate op gespannen voet met een van de randvoorwaarden of doelstellingen. Dit betekent dat bij de keuze tussen de terugvalscenario’s een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de verschillende randvoorwaarden en doelstellingen. Deze afweging moet uiterst zorgvuldig worden gemaakt, mede op basis van de laatste inzichten en ontwikkelingen. Het kabinet wil het onderzoek dat nu plaatsvindt in het kader van de voorkeursoptie, zoals het in kaart brengen van de voor- en nadelen van een investering op het niveau van TenneT Holding of TenneT Duitsland, hierin meenemen. Deze afweging zal het kabinet daarom pas maken indien de voorkeursoptie niet haalbaar blijkt. Ik verwacht dat het kabinet dan relatief snel een besluit kan nemen en dat TenneT tijdig van kapitaal voorzien kan worden. Indien dit niet haalbaar blijkt, behoort een tijdelijke kapitaalstorting tot de mogelijkheden (ter overbrugging richting de implementatie van de gekozen terugvaloptie). De leden van de GroenLinks-fractie vragen specifiek of ik bereid ben om mij in te spannen om een opsplitsing van TenneT Nederland en TenneT Duitsland te voorkomen. Zoals bekend is een van de doelstellingen om de voordelen van grensoverschrijdende activiteiten te behouden. Bij een opsplitsing zou een groot deel van deze voordelen verloren gaan (mogelijk kan een deel behouden worden door samenwerkingsovereenkomsten). Een opsplitsing zou dus niet aan deze doelstelling voldoen. Wel is het zo dat wanneer de voorkeursoptie niet haalbaar blijkt, een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de verschillende randvoorwaarden en doelstellingen.

De leden van de D66-fractie vragen verder wat de rol van de Duitse staat als wetgever zou zijn bij onderhandelingen over de verkoop van (een deel van) TenneT Duitsland als onderdeel van een terugvaloptie. Anders dan Nederland kent Duitsland geen wettelijk privatiseringsverbod voor het hoogspanningsnet. Andere Duitse hoogspanningsnetten hebben ook private aandeelhouders. Er is dus geen Duitse wetswijziging nodig voor deze terugvaloptie. Wel gelden de activiteiten van TenneT in Duitsland als kritieke infrastructuur in de zin van Duitse regelgeving op het gebied van directe buitenlandse investeringen. Een verkrijging van 10% of meer van de stemrechten in TenneT Duitsland (of een activatransactie met vergelijkbare implicaties) door een investeerder uit niet-EU- en niet-EVA-landen vereist goedkeuring van de Duitse regering. Recent heeft het Duitse parlement een wet aangenomen op basis waarvan deze goedkeuring opschortende werking heeft.

De leden van de D66-fractie vragen bovendien hoeveel tijd de «finale beoordeling van de nationale veiligheidsaspecten» in beslag zal nemen. De kern van de finale beoordeling van de nationale veiligheidsaspecten bestaat uit een investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid. De identiteit van de nieuwe aandeelhouder en de voorgenomen organisatie- en zeggenschapsstructuur kunnen aanleiding geven om aanvullende maatregelen te nemen, dan wel voor een ander scenario te kiezen. Daarnaast is de finale beoordeling afhankelijk van de implementatie van de mitigerende maatregelen – zoals opgenomen in de nationale veiligheidsanalyse – dan wel van de aanwezigheid van borgingsafspraken die de risico’s tussentijds beheersbaar maken. Gegeven deze afhankelijkheden en mogelijke vervolgacties is op dit moment niet in te schatten hoeveel tijd de finale beoordeling inneemt.

6. Gesprekken met Duitsland en vervolg

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het minderheidsbelang dat de Duitse overheid mogelijk gaat nemen zal passen bij de verhouding van de activiteiten van TenneT in Nederland respectievelijk Duitsland of dat het proportioneel zal zijn met de kapitaalinleg die TenneT in Duitsland nodig heeft om haar kredietwaardigheid te behouden. We vragen de Duitse staat een belang te nemen dat proportioneel is met de kapitaalinleg die TenneT in Duitsland nu en in de toekomst nodig heeft om haar kredietwaardigheid te behouden. Zoals in de Kamerbrief «Toekomstvisie TenneT» staat beschreven beoogt het kabinet de voordelen van grensoverschrijdende activiteiten van TenneT blijvend te behouden en de financiële risico’s over de Duitse activiteiten te verlagen. Bij het uitvoeren van de investeringsagenda en de invulling van de eigenvermogensbehoefte zijn enkele randvoorwaarden gesteld zodat de publieke belangen voor de Nederlandse energieconsument geborgd blijven en nationale veiligheidsrisico’s worden uitgesloten. Op basis van de afgewogen scenario’s heeft het kabinet een voorkeursscenario geselecteerd, te weten een investering door de Duitse staat in TenneT. De exacte wijze waarop invulling zal worden gegeven aan de randvoorwaarden en doelstellingen wordt als onderdeel van de transactie uitgewerkt, waarbij aandacht zal zijn voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uit te werken organisatie- en zeggenschapsstructuur.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij nader kan toelichten wat de effecten zijn van een transactie van aandelen op holdingniveau dan wel op het niveau van TenneT Duitsland op de relatieve zeggenschap van de Nederlandse staat over (onder meer de strategie) van TenneT als geheel. Bij een investering van de Duitse staat in TenneT Holding is het de verwachting dat aandeelhoudersrechten zoals de consultatie van de algehele strategie, de goedkeuring van investeringen en benoemingen voornamelijk in gezamenlijkheid zullen plaatsvinden. Bij een investering van de Duitse staat in TenneT Duitsland is het de verwachting dat de bovengenoemde aandeelhoudersrechten voor de Duitse staat, voornamelijk op de Duitse activiteiten zullen zien. Er zijn overigens ook tussenvarianten mogelijk, waarbij bv. de consultatie van de strategie gezamenlijk plaatsvindt, maar waarbij de Duitse staat alleen Duitse investeringen goedkeurt. De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder of het een expliciete doelstelling van het kabinet is, om in de transactie zoveel mogelijk zeggenschap te behouden over TenneT als geheel of dat de Nederlandse staat er vooral op gericht is de volledige zeggenschap over TenneT Nederland te waarborgen. Het doel van de Nederlandse staat is om voldoende zeggenschap over TenneT Nederland te behouden en daarmee de Nederlandse publieke belangen te borgen. Voor het Duitse deel en de grensoverschrijdende activiteiten is de Nederlandse staat bereid om te onderzoeken hoe dit in gezamenlijkheid met de Duitse staat kan worden georganiseerd. De exacte wijze waarop deze zeggenschap behouden zal blijven wordt als onderdeel van de transactie uitgewerkt, waarbij aandacht zal zijn voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uit te werken organisatie- en zeggenschapsstructuur. Uiteraard hangt de mate van gezamenlijkheid af van de omvang van het aandelenbelang van de Duitse staat (proportionaliteit).

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd welk onderdeel van de Elektriciteitswet 1998 in de weg staat aan een deelname van een buitenlandse staat en wat het oorspronkelijke doel dezen bepaling(en) is. Artikel 93a van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt dat de aandelen van de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet direct of indirect bij de staat berusten. Het doel van deze bepaling is om vast te leggen dat het aandeelhouderschap in het Nederlandse hoogspanningsnet voor 100% bij de Nederlandse staat dient te berusten en dat er dus geen sprake kan zijn van private of andere publieke aandeelhouders. Een net dat in publieke handen is, is immers beschermd tegen (financiële) belangen van commerciële partijen, zoals producenten. Omdat het Nederlandse net kwalificeert als vitale infrastructuur is staatseigendom wenselijk geacht. Bij eventuele deelname van de Duitse staat in TenneT Holding berusten niet langer alle aandelen in de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet indirect bij de Nederlandse staat, waardoor een wetswijziging nodig zal zijn. Daarnaast zullen ook artikelen 10a (eigendom van het net) en 11a (structuurregime) van de Elektriciteitswet moeten worden bezien. Behoudens de voornemens die er reeds (en onafhankelijk van de governance-structuur) zijn om vraagstukken rond nationale veiligheid te mitigeren, lijken er verder geen wetswijzigingen nodig.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of ik het waarschijnlijk acht dat Duitsland over tijd een meerderheidsbelang in TenneT neemt en of ik bereid ben deze optie voor de toekomst open te laten. Het is niet uit te sluiten dat op lange termijn, als gevolg van de significante hogere investeringsagenda in Duitsland, een verdere tegemoetkoming aan de Duitse kapitaalbehoefte kan leiden tot een aandelenbelang van de Duitse staat van boven de 50%. Bij een investering van de Duitse staat in TenneT Holding is deze kans volgens de eerste waarderingsinzichten beperkt, hoewel dit scenario niet kan worden uitgesloten. Bij een investering van de Duitse staat in TenneT Duitsland is dit, hoewel op lange termijn, een reëler scenario.

De leden van de D66-fractie willen graag vernemen wanneer de werkgroep voor de eerste pijler uit de JDI wordt opgericht en wanneer het voorstel tot samenwerking zal worden gepresenteerd wordt. In goed overleg met Duitsland is er voor gekozen om allereerst in te zetten op gesprekken over een eventuele investering door de Duitse staat. Als deze gesprekken enigszins gevorderd zijn zal de werkgroep rond de strategische samenwerking op de genoemde thema’s in de JDI ook starten. Momenteel is de verwachting dat dit in de herfst van dit jaar het geval zal zijn. Daarbij zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij al bestaande overleggremia, zoals het Pentalaterale forum, en de eerdere JDI met Duitsland van oktober vorig jaar.12 Of de voorstellen van deze werkgroep gevolgen zullen hebben voor de kapitaalbehoefte is op dit moment niet goed in te schatten, maar als bijvoorbeeld grensoverschrijdende efficiencyverbeteringen mogelijk en haalbaar blijken, ligt het voor de hand dat dit effect heeft op het investeringsproces.

De leden van de D66-fractie en de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet de Kamer op de hoogte wil houden van de voortgang. Het kabinet begrijpt deze behoefte en zal de Kamer in ieder geval informeren zodra de voorwaarden van een transactie duidelijk zijn. Dit zal uiterlijk in het eerste kwartaal van 2021 zijn, maar mogelijk ook eerder.

Verschillende fracties stellen vragen over de toepassing van het eindrapport van de onderzoekscommissie «Privatisering en verzelfstandiging overheidsdiensten». Dit kader is alleen van toepassing indien de Nederlandse staat een deel van TenneT Holding privatiseert. Indien er sprake zal zijn van een investering van de Duitse staat in TenneT Duitsland, dan is er sprake van een verkoop door TenneT Holding van haar Duitse dochter waarvoor de staat als aandeelhouder goedkeuring voor moet geven. Met onze brief hebben wij alvast invulling gegeven aan de eerste twee stappen uit het besliskader, te weten het voornemen en het ontwerp van de besluitvorming. De overige stappen zullen alleen worden doorlopen indien gekozen wordt voor een investering in TenneT Holding. De leden van de D66-fractie merken terecht op dat voor het nemen van het besluit (stap 3) een ex ante-effectmeting (waaronder een maatschappelijke impacttoets) moet worden uitgevoerd. Deze meting zal worden uitgevoerd zodra de voorwaarden van de transactie bekend zijn en de resultaten zullen met de Kamer gedeeld worden voor het nemen van een definitief besluit. De leden van de D66-fractie vragen naar het betrekken van de Eerste Kamer. Het kader geeft inderdaad aan dat het aanbeveling verdient om in stap 1 ook de Eerste Kamer over het voornemen te informeren. De achtergrond hiervan is dat de Eerste Kamer dan tijdig kan wijzen op belangrijke aspecten ten aanzien van de kwaliteit van de wetgeving, zodat hier in een later stadium geen onduidelijkheid meer over kan bestaan. In deze specifieke casus is nog niet duidelijk of wetgeving noodzakelijk is en of er sprake zal zijn van een privatisering. Dit is alleen het geval bij een gedeeltelijke verkoop van TenneT Holding en niet bij een gedeeltelijke verkoop van TenneT Duitsland. Wij hebben ervoor daarom voor gekozen te wachten met het informeren van de Eerste Kamer totdat duidelijk is of wetgeving noodzakelijk is. Wel is de brief aan de Tweede Kamer ook in kopie aan de Eerste Kamer gestuurd, zodat zij vast kennis kunnen nemen van het onderwerp. De leden van de D66-fractie merken op dat het kader aanbeveelt om één van de bewindspersonen aan te wijzen als woordvoerder voor het onderwerp. Wij hebben ervoor gekozen om in deze specifieke casus aan deze aanbeveling invulling te geven door de betrokken Ministers ieder voor zijn beleidsterrein woordvoerder te maken. De Minister van Financiën is woordvoerder ten aanzien van de aandeelhoudersrol en de Minister van Economische Zaken en Klimaat woordvoerder voor de beleidskant. Wij vinden het belangrijk dat beide perspectieven in gelijke mate bij de besluitvorming worden betrokken.

7. Overig

Tot slot, vragen de leden van de PVV-fractie waarom de beloning van de voorzitter van de raad van bestuur van TenneT niet voldoet aan de Wet normering topinkomens (WNT). De WNT is niet van toepassing op staatsdeelnemingen. De staat als aandeelhouder stelt het beloningsbeleid voor de raad van bestuur van TenneT vast.


X Noot
1

Kamerstuk C, B.

X Noot
2

Ibidem p. 68

X Noot
3

Ibidem p. 100

X Noot
4

Kamerstuk 28 165, nr. 305.

X Noot
5

Kamerstuk 28 165, nr. 325.

X Noot
6

Gebaseerd op de rekenmethodiek van kredietbeoordelaar Moody's.

X Noot
7

Richtlijn 2009/72/EG

X Noot
8

Kamerstuk 32 780, nr.1.

X Noot
10

De meest actuele informatie over de deelnemingenportefeuille komt uit het Duitse jaarverslag federale deelnemingen 2019, gepubliceerd in maart 2020 (Beteiligungsbericht des Bundes 2019). Hier wordt over de stand van de portefeuille per 31 december 2018 gerapporteerd.

X Noot
11

Zie voetnoot 4.

X Noot
12

Bijlage bij Kamerstuk 31 793, nr. 191

Naar boven