28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 257 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft op 19 september 2016 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief van 12 juli 2016 over de kapitaaluitbreiding van TenneT (Kamerstuk 28 165, nr. 252).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 oktober 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de kapitaaluitbreiding TenneT. De leden van de fractie van de VVD hebben daarover nog wel een aantal vragen.

In antwoorden op schriftelijke vragen van de VVD-fractie in april 2016 over de kapitaaluitbreiding TenneT is aangegeven dat het in totaal zou gaan om een bedrag van € 1 miljard over de jaren 2017 en 2018. Waarom is het bedrag uiteindelijk bijna € 1,2 miljard geworden en ook verspreid over de jaren 2017 t/m 2020?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de kapitaalstorting vooral nodig is voor de solvabiliteit van de onderneming en de kredietwaardigheid van TenneT. Wat scheelt het qua rentekosten voor TenneT indien de kredietwaardigheid van TenneT minder zou worden zonder een kapitaalstorting van € 1,2 miljard? Uitgangspunt is het behoud van de kredietwaardigheid van TenneT, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Welke invloed hebben de Duitse investeringen en de financiering van deze investeringen via de kapitaalmarkt op de kredietwaardigheid van TenneT? Wordt daarmee indirect een kapitaalstorting voor de Nederlandse investeringen niet des te meer noodzakelijk c.q. wenselijk voor het op peil houden de kredietwaardigheid? Zo nee, waarom niet?

De vierde en laatste tranche van de kapitaalstorting is nog niet verwerkt in de begroting 2017. In 2019 wordt namelijk pas duidelijk of TenneT nog aanvullende middelen nodig heeft voor het behoud van de kredietwaardigheid. Dit zal dan opgenomen worden in de begroting 2020. Waarvan is het beschikbaar stellen van de vierde tranche afhankelijk? Waarom zou dit eventueel niet nodig c.q. wenselijk zijn? Hoe wordt de Tweede Kamer betrokken bij het besluit over het beschikbaar stellen van de vierde tranche? Wordt dit apart aan de Tweede Kamer voorgelegd, hetgeen de leden van de fractie van de VVD wenselijk vinden? Zo nee, waarom niet? Of moet de Tweede Kamer dit straks zelf maar opzoeken en ontwaren in alle cijfers van de begroting 2020?

De leden van de VVD-fractie lezen dat over de periode tot 2021 jaarlijks extra dividend uitgekeerd gaat worden van circa € 45 miljoen. Gaat het hier om een jaarlijks bedrag? Hoe zit dat vanaf 2021, want dan zal de kapitaalstorting niet opeens ongedaan worden gemaakt? De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staat verdient op de kapitaalstorting. Dit is volgens deze leden niet een doel van de overheid, dan zijn er nog veel meer rendabele investeringen te bedenken. Maar hoeveel gaat de Nederlandse Staat verdienen? Wat zijn de rentelasten per jaar voor de gevraagde kapitaalstorting? Welke invloed heeft de rente op de hoogte van de kosten en dus de winst van de Nederlandse Staat? Wat gebeurt er als de rente gaat stijgen, en waar ligt het break-even punt? Hoe kan de Tweede Kamer controleren of de nu aangegeven bedragen en het verwachte rendement van de kapitaalstorting (4,89%) daadwerkelijk worden gerealiseerd?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het mogelijk maken van kruisparticipatie met buitenlandse transmissiesysteembeheerders? Wanneer wordt dit mogelijk gemaakt?

De leden van de VVD-fractie vinden het niet goed te begrijpen waarom het kabinet het wel mogelijk willen maken om transmissiesysteembeheerder zoals TenneT en Gasunie onderling kruisparticipaties aan te laten gaan met buitenlandse transmissiesysteembeheerders. Maar het niet mogelijk willen maken dat langetermijninvesteerders zoals pensioenfondsen en/of verzekeraars niet zouden kunnen participeren in plaats van een forse kapitaalstorting. Dit had de voorkeur van de leden van de VVD-fractie gehad. Wat is het fundamentele verschil volgens de Minister? Is afgewogen om voor de kapitaalinjectie investeerders zoals pensioenfondsen en/of verzekeraars te laten participeren in TenneT? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daar uit gekomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

Deelt de Minister de mening van de leden van de PvdA-fractie dat TenneT mede dankzij deze kapitaalinjectie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de Nederlandse energietransitie? Kan de Minister een inschatting geven van welk deel van deze investering rechtstreeks verband heeft met de groene doelen uit het Energieakkoord, met name de aanleg van de 5 windparken op zee, die een vermogen van 3.500 MW moeten gaan leveren?

Onder welke omstandigheden en voorwaarden is de Minister van mening dat de resterende 410 miljoen euro die onder voorbehoud voor 2020 gepland staan ook moeten worden uitbetaald?

Is de Minister van plan om naast de huidige kapitaalinjectie ook af te zien van een deel van het dividend, zoals dat ook is gebeurd in de periode van 2005 tot 2012?

Deelt de Minister de mening van de leden van de PvdA-fractie dat het vreemd vermogen dat TenneT nodig heeft voor de beoogde investeringen goedkoper en daarmee efficiënter door de overheid kan worden verstrekt, bijvoorbeeld door Energiebeheer Nederland (EBN), zoals voorgesteld door de leden van de PvdA-fractie tijdens de Algemene Beschouwingen in 2014? Kan de Minister zich nog herinneren dat de Minister-President destijds heeft toegezegd dit nader te bestuderen? Welk resultaat heeft dit gehad en wat is hiervan de laatste stand van zaken?

Deelt de Minister de zorgen van de leden van de PvdA-fractie dat deze investering in TenneT ook gebruikt zou kunnen worden voor de Duitse tak van TenneT? Klopt het dat dit niet de bedoeling is? Zo ja, hoe is de Minister van plan hier toezicht op te houden? Kan de Algemene Rekenkamer hier een rol in krijgen? Zo nee, waarom niet?

Klopt het dat de van toepassing verklaring van de Rijkscoördinatieprocedure voor de Minister een aanwijzing is voor het aanwezig zijn van een groot publiek belang? Kan de Minister aangeven op welke manier bij een Rijkscoördinatieprocedure de vergunningverlening anders verloopt dan in de afwezigheid van een Rijkscoördinatieprocedure?

Hoe is de gereguleerde vergoeding op eigen vermogen van 4.89% tot stand gekomen? Hoe hoog is voor TenneT het vereiste rendement ten behoeve van de aandeelhouder, Financiën? Hoe verhouden deze twee rendementen zich tot elkaar?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken hebben en aantal vragen en opmerkingen

De leden van de fractie van de SP menen een aantal zaken te missen, om naar hun mening een verantwoord besluit te kunnen steunen. De brief spreekt dat op basis van een second opinion, die is uitgevoerd door een extern deskundige, tot de conclusie is gekomen dat de investeringsagenda in Nederland inderdaad leidt tot een kapitaalbehoefte. De leden missen inzage in deze second opinion. Welke externe deskundige heeft de second opinion gemaakt, en waar hebben mogelijke kanttekeningen uit bestaan? Is de Minister bereid om een kopie van de opinie aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen de leden zich af wat er gedaan is met de aanbevelingen1 uit het rapport van de Algemene Rekenkamer «Investeringen in TenneT in het Nederlandse hoogspanningsnet» en met de bestuurlijke reactie op genoemd rapport.

Volgens die bestuurlijke reactie is vanuit de verantwoordelijkheden als beleidsminister en aandeelhouder, eerder geconstateerd dat de rolverdeling tussen de betrokken partijen voor het toetsen van de noodzakelijkheid van investeringen van TenneT niet altijd duidelijk was afgebakend. Weliswaar is de Wetgevingsagenda STROOM in de Eerste Kamer verworpen, maar door op onderdelen – zoals de investeringsagenda – aanpassingen te doen, mag verwacht worden dat ook andere toezeggingen uit de bestuurlijke reactie een plek vinden wanneer er gedacht wordt over een kapitaaluitbreiding van meer dan één miljard euro. Het Kwaliteits- en Capaciteitsdocument (KCD) is immers vervangen door bijgevoegde investeringsagenda.

De leden van de SP-fractie vragen zich af welke belanghebbenden door TenneT geconsulteerd zijn. Op welke wijze is die inbreng door belanghebbenden geleverd en op welke wijze is de input van consultaties in het investeringsplan verwerkt? Is dit ontwerpplan ter toetsing voorgelegd aan ACM en aan de Minister van Economische Zaken? Er bestaat immers een verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken (hierna:EZ). De brief van de Minister van Financiën meldt daar tot teleurstelling van de leden niets over.

Is de consistentie en de redelijkheid van de onderbouwing van het plan door ACM getoetst? Is op een verstandige manier rekening gehouden met verschillende scenario’s? Zo ja, welke scenario’s zijn dat? Is er in het ontwerpplan voldoende rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen op de energiemarkt? Op welke wijze zijn de toekomstige ontwikkelingen van aansluiting van coöperatieve wind- en zonneparken als scenario meegenomen?

De leden van de fractie van de SP zouden graag van de Minister van EZ – in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor de ontwikkelingen op de energiemarkt – vernemen op welke wijze zorg gedragen gaat worden voor een toekomstig gelijk speelveld voor zowel binnenlandse windparken en zonneweiden ten opzichte van het faciliteren van de import van stroom opgewekt met fossiele bruinkool vanuit Polen door middel van het noord net. Wat is de reden dat de aanleg van het beoogde mammoetwindpark bij Kornwerderzand, met een aansluiting op het 110-kilovoltstation Herbaijum, door TenneT gekwalificeerd als «niet realistisch»? Is onderzocht waarom de netbeheerder zegt te vrezen voor precedentwerking waardoor ook andere windparkondernemers «socialisering» van de aansluitkosten kunnen eisen? Op welke wijze is de socialisering van het net binnen de investeringsagenda geregeld? Wat is de waardering van de Minister van EZ voor voorliggende investeringsagenda op het gebied van socialisering van het net? Hoe verhoudt zich voorgenoemde socialisering met de investeringsagenda van TenneT Nederland2 waarin wordt gesteld dat «voor het deelnet Friesland, in tegenstelling tot KCD 2013, geen knelpunten meer worden voorzien, onder de aanname dat het windvermogen in Zuidwest Friesland direct op het 220kV-net zal worden aangesloten» en «indien dit niet het geval is, dan uitbreidingen in het 110kV-net noodzakelijk zijn»? Wat is de reactie van de Minister op de stelling van TenneT dat de aanleg van een ondergrondse hoogspanningskabel naar het Windpark Fryslân niet realistisch is «omdat het dan gaat om forse investeringen die niet snel te doen zijn»3? Is er in dat geval nog sprake van een realistisch investeringsplan, wanneer niet alleen de kosten van netverzwaring worden doorgerekend in de algemene transporttarieven en daarnaast een bedrag van € 1.190 miljoen ter beschikking wordt gesteld voor onderhoud, renovatie en uitbreiding van het net op land? Graag hier een reactie op van de Minister van EZ.

De Minister van EZ zou naar ACM voor de investeringsplannen van de landelijke netbeheerders (TenneT en GTS) een specifiek bevoegdheid krijgen om een aanwijzing te geven over het investeringsplan. De leden van de fractie van de SP vragen hoe een en ander is uitgewerkt nu STROOM niet is aangenomen. Is de Minister van EZ wel op enigerlei wijze betrokken bij het voornemen van genoemde kapitaalinjectie? Is de Kamer geïnformeerd over relevante zaken uit het plan van de landelijke netbeheerder? Is het investeringsplan getoetst aan de ontwikkelingen op de energiemarkt? Zo ja, op welke wijze?

Bij de leden van de SP-fractie is enige onduidelijkheid gerezen over de precieze uitwerking van het voornemen. In de beantwoording van vragen van het lid Aukje de Vries (VVD) aan de Minister van Financiën4 staat dat het zou gaan om een bedrag van 1 miljard euro, verspreid over 2017 en 2018. Terwijl in voorliggende brief sprake is van een kapitaalstorting van 1.190 miljoen euro verspreid over vier jaar, namelijk 2017, 2018, 2019 en 2020. Met een kapitaalstorting van 150 miljoen euro in 2017, een storting van 350 miljoen euro in 2018. Dat is – in tegensteling tot de beantwoording van de schriftelijke vragen – een half miljard in beide genoemde jaren. De leden begrijpen ook niet waarom alleen de laatste van de vier tranches – een bedrag van 410 miljoen – conditioneel beschikbaar wordt gesteld. Kan in 2018 bekeken worden of het «tweede half miljard euro» nog wel beschikbaar gesteld hoeft te worden? En is het mogelijk om het besluit tot de kapitaaluitbreiding in twee delen te nemen; een deel nu, en het tweede gedeelte in 2018, door een nieuw kabinet en een nieuwe Tweede Kamer? Waarom wordt pas in 2019 duidelijk of die laatste tranche nodig is voor behoud van de kredietwaardigheid?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kapitaaluitbreiding TenneT. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de afschrijving van het net voor windenergie op zee is vastgesteld op 20 jaar, en niet op 15, 25 of 30 jaar? Hoe is de afschrijvingstermijn van 20 jaar bepaald?

Kunt u toelichten wat de totale investering is van TenneT voor het net op zee tot en met 2023 en hoeveel de jaarlijkse onderhoudskosten zullen bedragen? Kunt u een toelichting geven over de huidige voortgang van de aanleg van het net op zee door TenneT voor de aansluiting van het windpark Borssele?

De leden van de CDA-fractie vragen of de ACM bij het vooraf berekenen van de subsidie voor de netbeheerder op zee rekening zal houden met de kostenreductie die afgesproken is in het Energieakkoord. Is er een maximum aan de subsidies voor TenneT voor het net op zee?

Betekent de jaarlijkse toetsing vooraf van de efficiënte kosten door TenneT en de subsidies dat deze sterk per jaar kunnen verschillen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de kredietwaardigheid van TenneT veel te laag wordt ingeschat. Hoe kan het dat een 100% Nederlands overheidsbedrijf met een expliciete overheidsgarantie, die middels de voorgenomen van ruim 1 miljard euro ook gestalte krijgt, niet dezelfde kredietwaardigheid krijgt als de Nederlandse staat? En wanneer dit dus zoals nu niet het geval is, waar zitten dan precies de risico’s voor TenneT die maken dat de kredietwaardigheid slechts A- is?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in kaart te brengen wat de risico’s zijn van deze kapitaalstorting voor TenneT zelf en voor de Nederlandse staat. Daarnaast vragen deze leden hoe het kan dat er opeens ruim 1 miljard euro aan kapitaalstorting nodig is, waarom wordt de kapitaalbehoefte niet frequenter gemonitord zodat er eerder kan worden ingegrepen? Tenslotte vragen deze leden of er ook nog de mogelijkheid is dat delen van de kapitaalstorting de komende jaren niet nodig zijn en deze dus -ten dele- teruggedraaid zou kunnen worden. Zo ja, welke omstandigheden zouden zich daarvoor moeten voordoen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben de volgende vragen en/of opmerkingen.

Waarom wordt de kapitaalstorting verricht in de vorm van een agiostorting en niet middels een emissie van aandelen? Kunt u de keuze motiveren door de twee opties met elkaar te vergelijken?

Klopt het dat de storting gedaan wordt bij TenneT Holding BV maar dat deze de storting gelijk zal doorzetten naar TenneT TSO BV?

Waarom stort de Staat niet het gehele investeringsbedrag bij TenneT om de door haar gewenste net-uitbreiding te realiseren?

Waarom leent de Staat het totale investeringsbedrag niet in de markt?

Welke garanties zijn er dat het gestorte bedrag niet weglekt naar de Duitse poot?

Klopt het dat er alleen over gegaan wordt tot storting omdat anders de credit-rating van TenneT zou dalen?

Hoeveel zou het kosten om deze investering geheel uit markt te financieren? Ongeacht wat dit doet met de credit-rating.

Welke garanties zijn er dat de creditrating niet naar beneden gaat door de Duitse activiteiten?

Is het geheel uitgesloten dat er voor de Duitse activiteiten ook kapitaal bijgestort moet worden?

Vragen en opmerkingen van de heer Van Vliet

De heer van Vliet dankt de Minister voor zijn heldere brief inzake de kapitaaluitbreiding van TenneT. Gezien de situatie waarin het bedrijf zich bevindt, de belangrijke kengetallen en de staat van de kredietwaardigheid, acht ook hij een kapitaaluitbreiding wenselijk en wellicht zelfs noodzakelijk. Toch blijft de vraag overeind of TenneT zich niet heeft verslikt in buitenlandse avonturen. De vraag hoe groot de kapitaalbehoefte geweest zou zijn zonder omvangrijke overnames van buitenlandse activiteiten, blijft overeind. Deze zijns inziens cruciale vraag is gezien de verwevenheid haast niet meer te beantwoorden. De heer Van Vliet zal deze vraag dan ook niet aan de Minister stellen.

Desalniettemin is de genoemde verwevenheid van binnenlandse en buitenlandse activiteiten van een Nederlandse staatsdeelneming een probleem, vooral wanneer er sprake is van aanvullende kapitaalrondes. De Minister stelt dat de Staat als aandeelhouder alleen bijdraagt aan investeringen in het Nederlandse deel van TenneT. Strikt genomen is dat niet juist. Immers, TenneT heeft de buitenlandse overnames in het verleden gefinancierd met bestaande middelen, waar de Nederlandse Staat als aandeelhouder ook eigenaar van was. Deze investeringen hebben beslag gelegd op de financiële draagkracht van TenneT om vooral om die reden is er nu extra kapitaal nodig. In dat licht is de uitspraak van de Minister naar het oordeel van de heer Van Vliet bedoeld om duidelijk te maken dat de Nederlandse Staat als aandeelhouder, in de toekomst, alleen zal bijdragen aan investeringen in het Nederlandse deel van TenneT. Maar is dat wel te garanderen?

De vragen van de heer Van Vliet aan de Minister zijn:

Kan de Minister garanderen dat de Nederlandse Staat alleen bijdraagt aan investeringen in het Nederlandse deel van TenneT?

Vorige week bereikte de heer Van Vliet het bericht dat TenneT in Duitsland inzet op toepassing van 525 kV-kabels voor ondergrondse superhoogspanning in Duitsland. Heeft dit mogelijk een substantieel effect op de investeringsbehoefte van TenneT in Duitsland?

Heeft de Minister een wijziging van de juridische en/of economische structuur van TenneT overwogen, teneinde de verwevenheid van binnen- en buitenlandse activiteiten te verminderen of op te heffen?

II Reactie van de Minister

Inleiding

Het kabinet heeft het voornemen om als aandeelhouder van TenneT additioneel kapitaal aan de onderneming ter beschikking te stellen. TenneT staat de komende jaren voor een grote investeringsopgave in Nederland. De realisatie van het net op zee alleen al vergt een investering van circa € 2 miljard. Hieruit vloeit een grote financieringsbehoefte voort, waarin TenneT als financieel gezond bedrijf grotendeels zelf kan voorzien. Het kabinet vindt het belangrijk dat TenneT de gewenste aanpassingen en uitbreidingen in het Nederlandse net ook in de toekomst kan realiseren. Daarom is het van belang dat TenneT financieel gezond blijft en de huidige kredietwaardigheid behoudt. Uit een door een externe adviseur uitgevoerde second opinion blijkt dat TenneT hiervoor additioneel eigen vermogen nodig heeft. Op basis van dit externe advies is het kabinet voornemens om het benodigde kapitaal aan TenneT ter beschikking te stellen. Hierover heeft het kabinet de Tweede Kamer op 12 juli jl. geïnformeerd. Naar aanleiding van deze brief hebben diverse fracties vragen gesteld over de kapitaalinjectie en enkele aanverwante onderwerpen. In deze nota gaat het kabinet in op de door de Tweede Kamer aan de orde gestelde thema’s. Allereerst wordt ingegaan op nut en noodzaak van de kapitaalinjectie. Vervolgens komen de vormgeving van de kapitaaluitbreiding en alternatieven hiervoor aan de orde. Ook bespreekt het kabinet de financiële aspecten van de kapitaaluitbreiding. Een belangrijk thema in de vragen van diverse fracties is de verwevenheid met het Duitse deel van TenneT. Verder zijn er vragen gesteld over de regulering en de totstandkoming van de investeringsagenda.

Nut en noodzaak

Allereerst zijn er diverse vragen gesteld over de aanleiding van de kapitaalbehoefte van TenneT en de overwegingen van het kabinet om additioneel kapitaal ter beschikking te stellen. De overwegingen van het kabinet om additioneel kapitaal ter beschikking te stellen aan TenneT hangen samen met de wens om TenneT zijn kredietwaardigheid te laten behouden. De leden van de fractie van de PVV vragen of dit de enige overweging van het kabinet is. Het kabinet hecht waarde aan het behoud van de kredietwaardigheid, omdat TenneT op die manier in staat blijft voldoende financiering tegen redelijke voorwaarden aan te trekken. Met het oog op de continuïteit van de onderneming gegeven de forse investeringsagenda in Nederland en Duitsland met een maatschappelijke bijdrage is dat een belangrijke voorwaarde. Het kabinet wil namelijk borgen dat TenneT nu en in de toekomst in staat is om de gewenste uitbreiding en verbeteringen in het hoogspanningsnet te realiseren. TenneT moet daarom in staat blijven om financiering aan te trekken tegen acceptabele kosten. Behoud van de kredietwaardigheid is daarvoor van belang.

Volgens de leden van de fractie van de PvdA kan de kapitaalinjectie ook een belangrijke bijdrage leveren aan de energietransitie in Nederland. Het kabinet is het met die constatering eens. Van de totale investeringsagenda van TenneT van € 5 tot 7 miljard is circa een derde deel bedoeld voor het realiseren van aansluitingen voor windparken op de Noordzee. Hiernaar vragen de leden van de PvdA-fractie. Het resterende deel van de investeringsagenda in Nederland heeft als doel om het bestaande hoogspanningsnet uit te breiden en te versterken. Dit is onder andere nodig om leveringszekerheid en betrouwbaarheid te vergroten, maar ook voor het distribueren van windenergie die op de Noordzee is gewonnen. Indirect leveren dus ook de investeringen in het net op land een bijdrage aan de energietransitie.

Omvang, vormgeving en timing kapitaalinjectie

De omvang van de kapitaalinjectie is zo vastgesteld dat de kredietwaardigheid van TenneT op het huidige niveau blijft. Het kabinet stelt pas additioneel eigen vermogen beschikbaar zodra duidelijk is dat de kredietwaardigheid zonder dit eigen vermogen zal dalen. Over de omvang en de timing van de kapitaalinjectie hebben diverse leden enkele verduidelijkende vragen gesteld. Ook is er gevraagd de keuze voor een agiostorting toe te lichten.

Allereerst vragen de leden van de fracties van SP en VVD naar het verschil tussen het bedrag van € 1 miljard verdeeld over 2017 en 2018 waarover in de berichtgeving in april 2016 werd gesproken en het bedrag van bijna € 1,2 miljard verdeeld over vier tranches dat het kabinet beschikbaar wil stellen aan TenneT. Het bedrag van € 1 miljard betreft de omvang van de door TenneT gevraagde kapitaaluitbreiding. Na ontvangst van dit verzoek, heeft de staat als aandeelhouder een second opinion laten opstellen. Belangrijkste uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de kapitaaluitbreiding is behoud van kredietwaardigheid van TenneT, hetgeen van belang is omdat TenneT obligaties uitgeeft op de kapitaalmarkt en de kredietwaardigheid van invloed is op de rentekosten. Deze second opinion heeft in beeld gebracht welk additioneel kapitaal TenneT hiervoor nodig heeft. Uitgangspunt in de analyse is dat de staat als aandeelhouder alleen bijdraagt aan investeringen in Nederland. In de second opinion is daarom alleen gekeken naar de financiële ratio’s van het Nederlandse deel van TenneT en is ervan uitgegaan dat TenneT de activiteiten in Duitsland zelf financiert. Verder is het onderzoek beperkt tot de huidige reguleringsperiode die tot en met 2021 loopt. De laatste voorwaarde is dat het kabinet pas additioneel kapitaal beschikbaar stelt op het moment dat de kredietwaardigheid van TenneT zou dalen zonder additioneel eigen vermogen. Met name deze laatste voorwaarde zorgt voor een afwijking van het door TenneT ingediende verzoek om in 2017 en 2018 steeds € 500 miljoen ter beschikking te stellen. Verder is de hoogte van het gereguleerde rendement bijgesteld omdat de ACM hierover gedurende het opstellen van de second opinion nieuwe informatie bekend heeft gemaakt. Ook dit leidt tot bijstelling van het bedrag van de kapitaaluitbreiding. De second opinion heeft uitgewezen dat kapitaaluitbreiding verspreid over vier jaarlijkse tranches nodig is voor het behoud van de kredietwaardigheid. Omdat de vierde tranche pas in 2020 beschikbaar moet zijn, kan het zijn dat de kredietwaardigheid van TenneT zich tegen die tijd anders heeft ontwikkeld dan momenteel is ingeschat. Daarom acht het kabinet het wenselijk om de laatste tranche van de kapitaaluitbreiding voorwaardelijk ter beschikking te stellen.

De leden van de fractie van het CDA vragen ook of de kapitaalbehoefte niet frequenter kan worden gemonitord, zodat eerder kan worden ingegrepen. Zij vragen zich af hoe de financieringsbehoefte zo plotseling kan ontstaan. Dat er bij TenneT behoefte is aan extra kapitaal is geen verrassing. Al bij de vorige kapitaalinjectie van de aandeelhouder was de verwachting dat TenneT op termijn mogelijk meer eigen vermogen nodig zou hebben om de hele investeringsagenda in Nederland te kunnen uitvoeren5. Een belangrijk onderdeel van deze investeringsagenda is de realisatie van het net op zee. Dit vergt een totale investering van circa € 2 miljard. TenneT brengt overigens regelmatig de verwachte investeringen en de financiële positie van de onderneming in beeld. Hieruit volgt ook de financieringsbehoefte, waarin TenneT doorgaans zelf kan voorzien. Jaarlijks informeert TenneT de aandeelhouder hierover in het financieringsplan, dat de aandeelhouder beoordeelt.

Naast de totale omvang van de kapitaalinjectie bestaat nog enige onduidelijkheid over de momenten waarop de verschillende tranches beschikbaar worden gesteld. Diverse leden stellen vragen over de vierde tranche van de kapitaaluitbreiding. De leden van de fracties van PvdA en VVD vragen bijvoorbeeld waarvan het vierde deel afhankelijk is. Het kabinet zal in 2019 nogmaals uitgebreid de financiële positie van TenneT analyseren. De hoofdvraag van deze analyse zal wederom zijn of TenneT additioneel eigen vermogen nodig heeft om de kredietwaardigheid (credit rating) van het Nederlandse deel van het bedrijf op het gewenste niveau te houden. In 2019 kan worden bezien of de financiële positie van TenneT met de drie reeds gestorte tranches dermate sterk is dat de vierde tranche (deels) achterwege kan blijven. Het kabinet bepaalt op basis van die analyse welk deel van de vierde tranche nog nodig is voor behoud van de kredietwaardigheid van TenneT. Deze aanpak is gekozen om te voorkomen dat het kabinet nu kapitaal stort of toezegt en dat achteraf blijkt dat TenneT dit kapitaal niet volledig nodig had voor het behoud van de kredietwaardigheid. Dit kan zijn doordat bijvoorbeeld de rentestand of de inflatie zich anders ontwikkelen dan momenteel is ingeschat of dat er wijzigingen optreden in de investeringsagenda van TenneT waardoor de financieringsbehoefte verandert. De analyse die nu gemaakt is voor het vaststellen van de omvang van de vier tranches gaat uit van bepaalde ontwikkelingen, die in de praktijk anders kunnen uitpakken. Dit geeft antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de SP waarom pas in 2019 duidelijk is of een vierde tranche nodig is voor behoud van de kredietwaardigheid. De leden van de fractie van de VVD vragen verder naar de betrokkenheid van de Tweede Kamer voorafgaand aan de storting van de vierde tranche. Zoals ook bij het voorliggende voornemen is gebeurd, zal het kabinet de Kamer per brief informeren over de uitkomsten van de hierboven beschreven analyse en over de conclusies die het kabinet daaraan verbindt. Als er aanleiding is om over te gaan tot storting van (een deel van) de vierde tranche, dan zal dit verwerkt worden in de begroting 2020. Ook via de reguliere begrotingsbehandeling wordt de Tweede Kamer dus geïnformeerd.

Ook het terugdraaien van een reeds gedane kapitaalstorting komt aan de orde. De leden van de fractie van het CDA zijn benieuwd of het mogelijk is dat de kapitaalstorting wordt teruggedraaid als achteraf blijkt dat TenneT (delen van) de kapitaalstorting niet nodig had voor het behoud van de kredietwaardigheid. In theorie is dit inderdaad mogelijk. De staat kan als aandeelhouder besluiten het eigen vermogen van TenneT te verlagen. Dit kan door middel van uitkering van een zogenaamd superdividend. De staat zal dat alleen doen als de financiële positie van TenneT dat toelaat en de kredietwaardigheid van de onderneming geborgd is. Ook moet worden vastgesteld welk signaal het kabinet als aandeelhouder van TenneT afgeeft aan investeerders als er eigen vermogen uit het bedrijf wordt gehaald. Verschaffers van vreemd vermogen kunnen dit als een negatief signaal opvatten. Met het oog op de omvangrijke investeringsopgave waar TenneT voor staat ligt het overigens niet voor de hand om het eigen vermogen van TenneT te verlagen.

Over de verdeling van de kapitaalstorting in voorwaardelijke tranches vragen de leden van de fractie van SP nog het volgende. Deze leden suggereren om het besluit tot kapitaaluitbreiding in twee delen te nemen. Nu een besluit over de eerste twee tranches en vervolgens in 2018 een besluit door een nieuwe Tweede Kamer en een nieuw kabinet over het resterende deel. Het opdelen van het besluit in twee delen is niet wenselijk. Een belangrijke reden hiervoor is dat het tweede deel van de kapitaalstorting minder zeker wordt als een nieuw kabinet het besluit daarover pas neemt. Hierdoor blijft bij kredietbeoordelaars onzekerheid bestaan over de vraag of de staat als aandeelhouder het benodigde kapitaal verschaft om de financiële positie van TenneT gezond te houden. Het kabinet is bovendien van mening dat met het voorwaardelijk maken van alleen de vierde tranche voldoende flexibiliteit is gegarandeerd, zodat het kabinet er zeker van kan zijn dat er niet te veel additioneel eigen vermogen in TenneT wordt gestort. Tegelijkertijd heeft TenneT met de voorliggende afspraken voldoende zekerheid over de financiële positie die van belang is om de investeringsopgave te realiseren. Bij een besluit in meerdere delen blijft er onzekerheid bestaan.

De leden van de PVV-fractie hebben een vraag gesteld over de vorm waarin de kapitaalstorting plaatsvindt. Zij willen weten waarom gekozen is voor een agiostorting in plaats van emissie van nieuwe aandelen. Beide alternatieven zijn mogelijk om het eigen vermogen van TenneT uit te breiden. Omdat de staat enig aandeelhouder is van TenneT is er weinig verschil tussen beide opties. Het voordeel van een agiostorting is dat kapitaal dat eventueel niet nodig blijkt te zijn eenvoudiger terug te halen is. Bij emissie van nieuwe aandelen is de procedure voor het uitkeren van niet benodigd kapitaal ingewikkelder.

Alternatieven

Om de kredietwaardigheid van TenneT op het huidige niveau te houden is een uitbreiding van het eigen vermogen middels een kapitaalstorting nodig. Er zijn echter ook andere opties denkbaar. Hierover hebben diverse fracties vragen gesteld.

De leden van de VVD-fractie zien een mogelijkheid in het aangaan van kruisparticipaties en vragen naar de stand van zaken van het mogelijk maken hiervan. In het wetsvoorstel Voortgang Energietransitie wordt een bepaling opgenomen die kruisparticipatie met buitenlandse transmissiesysteembeheerders mogelijk maakt. Dit wetsvoorstel ligt nu voor advies bij de Raad van State en wordt binnenkort aan uw Kamer aangeboden.

Deze leden vragen ook naar het fundamentele verschil tussen kruisparticipaties en participatie van langetermijninvesteerders in TenneT. Van belang is dat in de Elektriciteitswet 1998 is vastgelegd dat alleen de staat aandelen in TenneT TSO mag houden. TenneT Holding is de aandeelhouder van TenneT TSO. Het is hierdoor niet mogelijk een langetermijninvesteerder aandelen in TenneT toe te kennen. In het wetsvoorstel STROOM is de mogelijkheid van een kruisparticipatie bij TSO’s geïntroduceerd. Dit komt ook terug in het wetsvoorstel Voortgang Enegietransitie. Bij kruisparticipaties wordt een deel van de aandelen in TenneT overgedragen aan een derde partij in ruil voor aandelen in deze partij. Een dergelijke samenwerking is mogelijk tussen TSO’s in twee landen. Essentieel bij kruisparticipatie is de uitruil van aandelen, die tot doelstelling heeft om wederzijdse samenwerking te verbeteren door belangen parallel te laten lopen.

Het participeren van langetermijninvesteerders in TenneT zien de leden van de VVD-fractie als een alternatief voor de kapitaaluitbreiding door de staat als aandeelhouder. Deze leden vragen of het kabinet participatie van langetermijninvesteerders in TenneT heeft overwogen. Dit zou betekenen dat het eigendom van TenneT TSO BV niet meer 100% in handen is van de staat en dat is wettelijk niet toegestaan. Het kabinet heeft de extern adviseur wel gevraagd naar de mogelijkheden van financiering door langetermijninvesteerders door middel van een hybride obligatielening. Deze vorm van financiering is een tussenvorm tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, waarbij credit rating agencies deze financiering gedeeltelijk als eigen kapitaal meenemen in de financiële ratio's. Omdat het gebruik van deze hybride financieringsvorm door de rating agencies gelimiteerd is, draagt deze constructie volgens de adviseur onvoldoende bij om de kredietwaardigheid van TenneT op het door de staat gewenste niveau te houden. Bovendien bestaat het risico dat kredietbeoordelaars hun opinie wijzigen ten aanzien van de hybride vorm van vermogen. Zij kunnen dit later bijvoorbeeld toch meer als vreemd vermogen bestempelen waardoor de kredietwaardigheid van TenneT kan dalen.

Enkele andere fracties hebben suggesties voor het op alternatieve wijze aantrekken van vreemd vermogen. Zo zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat het vreemd vermogen dat TenneT nodig heeft efficiënter en goedkoper verstrekt kan worden door de overheid, bijvoorbeeld via Energiebeheer Nederland (EBN). De leden van de fractie van de PVV vragen zich af waarom de overheid niet zelf het gehele bedrag benodigd voor de investeringen in het Nederlandse netwerk aan TenneT ter beschikking stelt. Staatsdeelnemingen zijn ondernemingen die als bedrijf opereren en zichzelf moeten kunnen financieren met vreemd vermogen, zonder dat de overheid daarbij een rol moet spelen. Bij de huidige kredietwaardigheid is TenneT goed in staat tegen acceptabele kosten financiering aan te trekken voor de investeringen in zowel het Nederlandse als het Duitse netwerk. Op dit moment ziet het kabinet dan ook geen noodzaak om hiervoor een andere financieringsstructuur te construeren of om de rijksbegroting onnodig te belasten door zelf de gehele investeringsopgave te financieren. Wel is het kabinet van mening dat TenneT in staat moet blijven om zichzelf te kunnen financieren, onder meer om de investeringen uit te kunnen voeren die van groot belang zijn voor het behalen van de energiedoelstellingen. Voorwaarde hiervoor is dat de kredietwaardigheid op peil blijft, hetgeen zo is als de verhouding tussen vreemd en eigen vermogen gezond is. Aangezien de kredietwaardigheid van TenneT kan dalen zonder additioneel eigen vermogen, vindt het kabinet het verstandig om als aandeelhouder extra kapitaal aan TenneT ter beschikking te stellen.

Financiële aspecten en risico’s

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële aspecten van de kapitaalinjectie. Het gaat dan om het rendement van de kapitaaluitbreiding voor de staat, de additionele rentelasten voor de overheid, maar ook om de besparing van financieringslasten aan de kant van TenneT. Ook zijn er vragen over de juiste inschatting van de kredietwaardigheid van TenneT. Hieraan besteedt deze paragraaf ook aandacht. Tevens worden de risico’s die samenhangen met de kapitaaluitbreiding genoemd.

De leden van de fractie van VVD constateren dat TenneT jaarlijks € 45 miljoen extra dividend als gevolg van de kapitaaluitbreiding uitkeert. Deze constatering is niet juist. Het klopt dat TenneT door het extra eigen vermogen extra rendement (circa 4,9%) maakt, waardoor de dividenduitkering hoger is. Het bedrag van € 45 miljoen betreft echter het dividend dat TenneT over 2018 tot en met 2021 naar verwachting cumulatief aan extra dividend kan uitkeren. Vanaf 2021 ligt het begrote jaarlijkse dividend circa € 20 miljoen hoger als gevolg van de kapitaalstorting. Deze bedragen representeren bovendien alleen dat deel van de extra winst, dat TenneT als dividend aan de aandeelhouder uitkeert. Een deel van het extra rendement wordt echter in de onderneming gehouden en benut TenneT voor het opbouwen van een buffer voor onvoorziene tegenvallers. Uiteindelijk komt ook deze opgebouwde reservering van TenneT toe aan de staat als aandeelhouder. De staat als aandeelhouder zou, in beginsel, door middel van uitkering van superdividend dit bedrag ooit aan zichzelf kunnen doen toekomen. Dit is alleen niet direct zichtbaar in een hoger dividend.

Tegenover het extra dividend dat TenneT kan uitkeren staan de rentelasten voor de staat. De leden van de fractie van de VVD vragen hoeveel deze rentelasten bedragen. Als gevolg van de kapitaalstorting stijgt de staatsschuld. Omdat de kapitaalstorting in tranches plaatsvindt, nemen de rentelasten voor de staat geleidelijk toe. Uitgaande van de gemiddelde rente die de staat betaalt om de staatsschuld te financieren zijn de rentelasten te bepalen. De extra lasten in 2018 zijn geraamd op circa € 0,3 miljoen, in 2019 is dat € 2 miljoen, in 2020 gaat het om een bedrag van € 6 miljoen en vanaf 2021 bedragen de rentelasten circa € 13 miljoen per jaar.

De betreffende leden van de fractie van de VVD vragen ook welke invloed de rentestand heeft op het bedrag dat de staat per saldo verdient en bij welke rentestand de kosten voor de staat gelijk zijn aan het rendement. Een exacte berekening van een break-even punt is niet te maken, omdat dit afhankelijk is van de in de toekomst geldende rentestand, de toekomstige winst van TenneT en het dividend pay-out ratio.

Over het rendement op de kapitaalinjectie en het rendement dat TenneT maakt, zijn ook enkele vragen gesteld. Allereerst willen de leden van de PvdA-fractie weten hoe het gereguleerde rendement van 4,9% tot stand is gekomen en hoe zich dit verhoudt tot het normrendement dat de staat als aandeelhouder hanteert. Het gereguleerde rendement wordt vastgesteld door de ACM en gepubliceerd in een (ontwerp)methodebesluit. De ACM stelt dit vast op basis van de WACC-methode (Weighted Average Cost of Capital), gebaseerd op de berekende kostenvoet van vreemd en eigen vermogen. Voor de reguleringsperiode tot en met 2021 was de kostenvoet eigen vermogen, zoals gepubliceerd in het Ontwerpmethodebesluit in april 2016, berekend op 4,89%. Dit betreft de Nederlandse regulering en derhalve de Nederlandse activiteiten van TenneT. Hettotale rendement op eigen vermogen, tevens het normrendement van de aandeelhouder, betreft het gewogen gemiddelde van het rendement op de Nederlandse en Duitse activiteiten en ligt voor TenneT tussen 6 en 8% (zoals jaarlijks wordt gerapporteerd in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen).

De leden van de fractie van de VVD willen weten hoe de kamer kan controleren of het verwachte rendement van 4,9% ook daadwerkelijk wordt behaald. Jaarlijks rapporteert het kabinet over het rendement dat de staatsdeelnemingen behalen in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen. Hierin is het rendement op het eigen vermogen per staatsdeelneming inzichtelijk gemaakt. Overigens correspondeert het rendement van 4,9% met het door de ACM toegestane rendement op het eigen vermogen, dat een basis vormt voor de tarieven van TenneT.

De kapitaaluitbreiding heeft niet alleen financiële gevolgen voor de staat. Ook voor TenneT zijn er financiële consequenties. De leden van de fractie van de VVD vragen hoeveel rentekosten TenneT bespaart doordat een lagere kredietwaardigheid voorkomen wordt. Een exact antwoord hierop is lastig te geven. Dit hangt namelijk van meerdere factoren af zoals het type leningen dat TenneT uit zou geven, het moment waarop nieuwe financiering of herfinanciering nodig is en de ontwikkeling van de rentestand. In algemene zin geldt dat financiers van vreemd vermogen een hogere rente-opslag vragen bij een lagere kredietwaardigheid. Hoeveel het verschil in renteopslag precies bedraagt is moeilijk te zeggen. Dit hangt namelijk ook af van een aantal meer kwalitatieve factoren, zoals de reguleringsomgeving en de complexiteit van de investeringsagenda

De leden van de PVV-fractie willen weten wat de kosten zijn om de investeringsopgave in Nederland volledig te financieren met vreemd vermogen, los van het effect op de credit rating van TenneT. De huidige gemiddelde kosten van het vreemd vermogen voor TenneT liggen op 3,2% met een gemiddelde looptijd van circa 10 jaar. Door de huidige marktomstandigheden kan TenneT op dit moment tegen lagere kosten vreemd vermogen uit de markt halen, namelijk circa 0,8% voor een 10-jaars lening. Om de gehele investeringsagenda in Nederland (€ 5 tot 7 miljard) te financieren liggen de rentelasten voor het bedrijf dus tussen € 40 en € 56 miljoen per jaar bij de huidige rentestand. Het is echter niet realistisch dat TenneT dit renteniveau weet te handhaven, aangezien de rente historisch zeer laag is en de forse toename van het vreemd vermogen een verslechtering van de kredietwaardigheid tot gevolg zou hebben. De rentelasten zouden daardoor stijgen, hetgeen de staat als aandeelhouder niet wenselijk vindt.

Er bestaat bij de leden van de CDA-fractie enige onduidelijkheid over de kredietwaardigheid. Zij

zijn van mening dat de kredietwaardigheid van TenneT (A- bij Standard & Poors) te laag is ingeschat. Zij vragen zich af waarom TenneT niet dezelfde kredietwaardigheid heeft als de Nederlandse staat aangezien TenneT een overheidsgarantie zou hebben. Kredietbeoordelaars verlenen echter aan 100% staatsdeelnemingen niet per definitie dezelfde credit rating als aan de staat. Hun werkwijze is namelijk als volgt. Op basis van diverse financiële ratio’s en een inschatting van de risico’s stellen kredietbeoordelaars vast wat de credit rating van een onderneming moet zijn. De belangrijkste risico’s bij TenneT liggen op het vlak van de regulering. TenneT is grotendeels afhankelijk van het gereguleerde rendement dat ACM en de Duitse Bundesnetzagentur vaststellen. Kredietbeoordelaars zien wijziging van de regulering als een risico voor financiers. Daarnaast heeft TenneT te maken met financiële en operationele risico’s, onder andere bij het realiseren van de investeringsagenda. Dit zijn risico’s waarmee de staat niet te maken heeft. Bovendien beschikt TenneT niet over een (expliciete) overheidsgarantie. Kredietbeoordelaars verhogen de op zichzelf staande kredietwaardigheid van TenneT wel in verband met het feit dat de staat 100% aandeelhouder is. In het geval van TenneT wordt de kredietwaardigheid met twee stappen verhoogd (2 notch uplift).

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie naar de risico’s van de kapitaalstorting voor TenneT en de Nederlandse staat. Voor TenneT zijn er geen risico’s verbonden aan de kapitaaluitbreiding door de staat. De risico’s hiervan voor de staat zijn dat TenneT onvoldoende in staat blijkt om het geïnvesteerde kapitaal terug te verdienen. In dat geval maakt de staat minder rendement op het verschafte kapitaal dan verwacht. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als het door de ACM toegestane rendement wordt verlaagd. Dat is dan ook één van de redenen om niet nu al te beslissen over kapitaaluitbreiding na de huidige reguleringsperiode.

Duitsland

De Nederlandse staat is 100% aandeelhouder van TenneT. TenneT is actief in Nederland en Duitsland en heeft in beide landen enkele wettelijke taken. Diverse leden hebben vragen gesteld over de verwevenheid van het Nederlandse en het Duitse deel van de onderneming. Ook is gevraagd hoe het kabinet borgt dat TenneT de kapitaalinjectie alleen gebruikt voor investeringen in Nederland. Op dergelijke vragen gaat onderstaande paragraaf in.

Leden van diverse fracties hebben gevraagd naar de invloed van de Duitse activiteiten op de kapitaaluitbreiding. Zo vraagt de heer Van Vliet of gegarandeerd is dat de Nederlandse staat alleen bijdraagt aan het Nederlandse deel van TenneT. Dit is gegarandeerd doordat het kapitaal dat de staat in TenneT Holding B.V. stort, direct wordt doorgestort naar TenneT TSO B.V., het Nederlandse deel van TenneT. In de juridische documentatie is expliciet vastgelegd dat TenneT het additionele kapitaal alleen mag aanwenden voor investeringen in het Nederlandse elektriciteitsnet.

Verder vragen de leden van de fractie van de VVD naar de invloed van de investeringen in Duitsland op de kredietwaardigheid. Doordat TenneT in Duitsland een zeer uitgebreide investeringsagenda heeft, ontstaat bij het Duitse deel van het bedrijf een grote kapitaalbehoefte. Het benodigde eigen en vreemd kapitaal voor de Duitse investeringen trekt TenneT zelf aan op de kapitaalmarkt. Naast de vreemdvermogenfinanciering via obligaties en andere (langlopende) financieringsmiddelen heeft TenneT eigen vermogen aangetrokken door het deels verkopen van Duitse projecten, zoals offshore windparkconnecties en de interconnector tussen Noorwegen en Duitsland (NordLink). Om te beoordelen of kapitaalstorting in het Nederlandse deel van TenneT nodig is, heeft het kabinet niet de kredietwaardigheid op het niveau van de holding bekeken, maar op het niveau van TenneT TSO B.V. De Duitse investeringsagenda heeft geen invloed op de kredietwaardigheid van het Nederlandse deel van TenneT. Wel is het uiteraard zo dat de kapitaaluitbreiding door de staat positief bijdraagt aan de kredietwaardigheid van TenneT Holding B.V.

De leden van de fractie van de PVV vragen zich nog af of ook in de toekomst gegarandeerd is dat de staat geen kapitaal bijstort voor Duitse activiteiten van TenneT. Het uitgangspunt van het kabinet is dat TenneT de activiteiten en investeringen in Duitsland zelf financiert en dat de staat hiervoor geen additioneel kapitaal ter beschikking stelt. Tegelijkertijd is de staat aandeelhouder van de holding, waarvan de Duitse dochteronderneming deel uitmaakt. Het kan niet uitgesloten worden dat de situatie zich voordoet dat de staat als aandeelhouder wordt aangesproken vanwege financiële problemen bij het Duitse deel van TenneT. In een onwaarschijnlijk scenario kan storting van extra eigen vermogen dan noodzakelijk zijn. Dit ligt niet in de lijn der verwachting, aangezien TenneT er tot op heden goed in slaagt om zelf het benodigde kapitaal in de markt aan te trekken. TenneT heeft recentelijk in Duitsland enkele obligatieleningen (green bonds) tegen gunstige tarieven geplaatst.

Meer in het bijzonder zien de leden van de fractie van PVV het risico dat de kredietwaardigheid van TenneT daalt als gevolg van de activiteiten in Duitsland. Deze leden vragen welke garanties er zijn dat de creditrating van TenneT niet daalt als gevolg van de Duitse activiteiten. Kredietbeoordelaars zijn onafhankelijk en maken op basis van enkele kwantitatieve criteria (financiële ratio’s) een inschatting van de kredietwaardigheid van ondernemingen. Daarnaast spelen kwalitatieve criteria een rol. Het is niet te garanderen dat de kredietwaardigheid van het Duitse deel van het bedrijf altijd op het gewenste niveau blijft. Wel is het zo dat TenneT voor de financiering van Duitse activiteiten meer vrijheidsgraden heeft. Zo kan het bedrijf zelf eigen vermogen aantrekken in Duitsland (bv. op project niveau). TenneT is daarin tot nu toe ook succesvol gebleken, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de participaties van Mitsubishi Corporation en Copenhagen Infrastructure Partners. Deze eigenvermogenfinanciering ondersteunt de kredietwaardigheid van TenneT in Duitsland.

Ook de heer Van Vliet signaleert de verwevenheid tussen de Nederlandse en Duitse activiteiten van TenneT en vraagt zich af of is overwogen om de juridische en/of economische structuur van TenneT te wijzigen om daarmee de verwevenheid te verminderen. Het kabinet heeft dit niet overwogen. TenneT is één bedrijf met activiteiten in Nederland en Duitsland. Een zekere mate van verwevenheid is ook noodzakelijk om een belangrijke peiler van de strategie van TenneT te realiseren, namelijk de integratie van de energiemarkt in Noordwest-Europa. Deze integratie is ook van belang voor de Nederlandse energieconsument. Als gevolg van de toenemende integratie neemt de leveringszekerheid toe, maar kan ook de prijs van elektriciteit dalen. Het kabinet vindt dit belangrijk en onderschrijft dan ook de ambitie van TenneT om een leidende rol te vervullen bij verdere integratie van de energiemarkt in Noordwest-Europa. Door het ontplooien van activiteiten in zowel Nederland als Duitsland is TenneT daar goed toe in staat. Overigens is het zo dat de activiteiten van TenneT ondergebracht zijn in diverse dochterondernemingen van TenneT Holding B.V. De activiteiten in Nederland en Duitsland zijn ondergebracht in twee verschillende dochterondernemingen, waarbij de wettelijk taken van de TSO zijn toebedeeld aan TenneT TSO B.V. Het is naar de mening van het kabinet dan ook niet nodig om de twee onderdelen nog verder van elkaar te scheiden.

De verwevenheid tussen het Nederlandse en het Duitse deel van TenneT heeft ook geleid tot enkele vragen over de kapitaalinjectie zelf. Diverse leden vragen hoe zeker gesteld is dat TenneT de investeringen voor investeringen in Nederland aanwendt en niet voor projecten in Duitsland. Daarnaast is de vraag gesteld hoe is de Minister van plan is hier toezicht op te houden en of de Algemene Rekenkamer hier een rol in kan krijgen. Zowel de leden van de fractie van de PvdA als die van de PVV-fractie vragen hiernaar. Met TenneT is de afspraak gemaakt dat de staat een bijdrage levert voor het uitvoeren van de investeringsagenda in Nederland. Contractueel is vastgelegd – zoals de leden van de fractie van de PVV opmerken – dat het kapitaal dat de staat stort in TenneT Holding B.V. direct wordt doorgestort naar het Nederlandse dochterbedrijf. Ook de verplichting om het kapitaal voor Nederlandse investeringen te gebruiken is contractueel vastgelegd. De Algemene Rekenkamer kan op basis van de Comptabiliteitswet 2001 bij TenneT Holding B.V. (waarvan 100% van de aandelen gehouden wordt door de Staat) een onderzoek instellen aan de hand van de administratie van TenneT Holding B.V. (of eventueel ook bij een derde die de administratie in opdracht van TenneT Holding B.V. voert). De Algemene Rekenkamer kan dus in de administratie van TenneT Holding B.V. controleren of de gemaakte afspraken zijn nageleefd. De Algemene Rekenkamer kan verder op basis van artikel 91 van de Comptabiliteitswet 2001 onderzoek verrichten naar een dochterneming van TenneT aan de hand van dossiers die bij het betrokken ministerie aanwezig zijn. Daarnaast kan de Algemene Rekenkamer met tussenkomst van de betrokken Minister nadere inlichtingen inwinnen bij de TenneT Holding B.V.

Tenslotte signaleert de heer Van Vliet het risico van de uitbreiding van de investeringsagenda van TenneT in Duitsland. De heer Van Vliet refereert aan een nieuwsbericht over de toepassing van 525 kV-kabels in Duitsland. Hij vraagt zich af of dit een substantieel effect heeft op de omvang van de investeringsagenda van TenneT in Duitsland. In Duitsland is het de maatschappelijke wens en de politieke keuze om de gelijkstroomverbindingen, zoals Suedlink ondergronds aan te leggen. In algemene zin heeft het ondergronds aanleggen van hoogspanningskabels een opdrijvend effect op de kosten van een project. Ten opzichte van conventionele verbindingen met bovengrondse leidingen in masten zijn ondergrondse kabels, afhankelijk van de situatie, significant duurder. Er is dus zeker sprake van grote impact op de investeringsbehoefte wanneer wordt besloten om op nieuwe trajecten met ondergrondse kabels te werken in plaats van met bovengrondse lijnen. Hoeveel de totale kosten van de nieuw aan te leggen gelijkstroomverbinding met 525 kV-kabel exact bedragen is nog niet bekend, aangezien het tracé zich nog in de ontwerpfase bevindt. Als TenneT in Duitsland overigens de wettelijke taak krijgt om dergelijke verbindingen te realiseren, dan voorziet de regulering ook in een vergoeding voor de investering. In principe ontvangt TenneT vanaf de start van het project een vergoeding voor de gemaakte kosten.

Investeringsagenda

Naast vragen over de kapitaaluitbreiding hebben diverse leden vragen gesteld over wet- en regelgeving met betrekking tot de investeringen van TenneT. Er zijn onder andere vragen gesteld over de Rijkscoördinatieregeling (RCR) en de totstandkoming van de investeringsagenda van TenneT. Ook zijn enkele vragen gesteld over concrete projecten van TenneT. In deze paragraaf worden bovenstaande onderwerpen behandeld.

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af of het van toepassing zijn van de RCR een aanwijzing is dat er sprake is van een groot publiek belang. Dit is juist. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan de Rijkscoördinatieprocedure namelijk alleen van toepassing worden verklaard, of dat nu bij wet is of bij besluit, indien sprake is van een nationaal belang.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie op welke manier de vergunningverlening bij RCR-projecten anders verloopt. Als de RCR op basis van artikel 20a Elektriciteitswet 1998 van toepassing is, coördineert de Minister van Economische Zaken op basis van artikel 3.35 lid 1 onder b Wet ruimtelijke ordening (Wro) de voorbereiding en bekendmaking van de vergunningverlening. De initiatiefnemer vraagt de vergunningen aan bij het desbetreffende bevoegd gezag en dat desbetreffende bevoegd gezag verleent ook de vergunningen. De coördinatie van de Minister ziet erop dat alle betrokken bevoegd gezag de aanvragen tegelijkertijd in behandeling nemen, zodat de Minister de besluiten op de aanvragen tegelijkertijd met het inpassingsplan ter inzage kan leggen. Indien de RCR wordt toegepast is op de voorbereiding van de besluiten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) van toepassing. Dit houdt onder meer in dat alle ontwerpbesluiten ter inzage worden gelegd en een belanghebbende geen bezwaar hoeft in te dienen alvorens beroep in te stellen (artikel 7:1, eerste lid, onder d). Ook kan een ieder op de ontwerpbesluiten zienswijzen indienen. Bij de toepassing van de RCR worden voor de mogelijkheid van beroep alle besluiten in de RCR als een geheel aangemerkt (artikel 8.3 Wro). Tegen een besluit, genomen op grond van de RCR kan een belanghebbende in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tenslotte is van belang dat RCR-projecten vallen onder de Crisis- en herstelwet. Dit betekent onder meer dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een half jaar uitspraak doet. In uitzonderlijke gevallen kan de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 3.36, eerste lid, Wro de vergunningverlening overnemen. In dat geval neemt de Minister van Economische Zaken, samen met de Minister die het mede aangaat, de besluiten op de vergunningsaanvragen.

Ook over de totstandkoming en de inhoud van de investeringsagenda zijn diverse vragen gesteld. Allereerst vragen de leden van de SP-fractie naar de bevoegdheden en de rol van de Minister van Economische Zaken en de ACM bij de beoordeling van investeringsplannen. Dit zou in het wetsvoorstel STROOM worden uitgewerkt. De genoemde leden vragen zich af hoe een en ander nu is uitgewerkt nu STROOM niet is aangenomen. In het wetsvoorstel Voortgang Energietransitie wordt dit alsnog uitgewerkt. Dit voorstel ligt nu voor advies bij de Raad van State en zal binnenkort aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Vervolgens zijn de leden van de SP-fractie benieuwd of de Minister van Economische Zaken wel op enigerlei wijze betrokken bij het voornemen van genoemde kapitaalinjectie en of de Tweede Kamer is geïnformeerd over relevante zaken uit het plan van de landelijke netbeheerder. Ook willen deze leden weten of het investeringsplan is getoetst aan de ontwikkelingen op de energiemarkt.

Op basis van de Elektriciteitswet 1998 (art. 21) moet TenneT om het jaar bij de ACM het zogenoemde kwaliteits- en capaciteitsdocument (KCD) indienen. In het KCD zijn onder andere de voorgenomen investeringen in het elektriciteitsnet opgenomen. In de

Elektriciteitswet is ook bepaald dat de netbeheerder het KCD op een geschikte wijze openbaar maakt. Onder de huidige regelgeving (Elektriciteitswet 1998) toetst ACM op systeemniveau nut en noodzaak van (voorgenomen) investeringen van TenneT, onder andere door een gedegen risicoanalyse van de netbeheerder te verlangen. Het KCD-traject is cyclisch in die zin dat de verbeterpunten (die ACM in de zogeheten eindbrief benoemt) de opmaat vormen voor het volgende KCD. Op die manier prikkelt ACM TenneT om de kwaliteit van de bedrijfsvoering, de risicoanalyses en efficiëntie van voorgenomen investeringen permanent te verbeteren. Daarnaast heeft ACM vanuit de regeling voor uitbreidingsinvesteringen de taak om binnen 4 weken een advies te geven aan de Minister van Economische Zaken over de noodzaak van bijzondere uitbreidingsinvesteringen die de netbeheerder indient. Omdat deze toets in een kort tijdsbestek plaatsvindt, kan dit niet meer dan een globale toets zijn op basis van de aangeleverde informatie. Daarbij gaat het om een advies aan de Minister, geen besluit over de noodzaak van een investering. ACM geeft in deze korte periode een advies over de volledigheid van de melding en op de eisen die aan een melding zijn gesteld in de wet.

De Minister van Economische Zaken heeft een rol bij de noodzaaktoets van investeringen vóór de tracékeuze wanneer het een grote of bijzondere aanleg- of uitbreidingsinvestering betreft. TenneT moet op basis van de «Regeling melding aanleg- of uitbreidingsinvestering» een melding doen bij de Minister van Economische Zaken. De Minister toetst de gemelde investering van TenneT op noodzaak in het licht van het belang van een duurzame, betrouwbare en efficiënte energievoorziening. De tracékeuze wordt in dit verband niet beoordeeld. Voor de aanleg- en uitbreidingsinvesteringen van nationaal belang (zoals hoogspanningsverbindingen) bestaat een aparte meldingsprocedure voor de aanmelding van een project waarop de RCR van toepassing is. Bij de melding van een concreet project moet TenneT nut en noodzaak van het project onderbouwen. Investeringen van TenneT die de RCR volgen worden in dat kader door de Minister van Economische Zaken beoordeeld op nut en noodzaak. Indien het project nuttig en noodzakelijk wordt geacht, wordt de RCR gestart om ruimtelijke inpassing van het project mogelijk te maken. Daarbij wordt het tracé door de Ministers van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken vastgesteld in het rijksinpassingsplan.

TenneT dient investeringen boven de in de statuten van TenneT vastgelegde drempelbedragen daarnaast aan de aandeelhouder (de Minister van Financiën) ter goedkeuring voor te leggen. De Minister van Financiën toetst of de investering past binnen het investeringskader dat onderdeel is van het deelnemingenbeleid van het kabinet.

De leden van de fractie van de SP vragen verder welke belanghebbenden TenneT heeft geconsulteerd bij het opstellen van het investeringsplan en hoe de input uit de consultaties is verwerkt. Ook willen deze leden weten of het investeringsplan is getoetst door ACM en aan de Minister van Economische Zaken is voorgelegd. De investeringsagenda van TenneT is vastgelegd in het zogenaamde kwaliteits- en capaciteitsdocument (KCD) waarin TenneT de benodigde aanpassingen en uitbreidingen van het hoogspanningsnet opneemt. Het KCD wordt momenteel beoordeeld door de ACM. De Minister van Economische Zaken heeft geen rol bij het beoordelen van het KCD. In het nieuwe wetsvoorstel (Voortgang Energietransitie), waarin het KCD wordt vervangen door het Investeringsplan, verandert dit. De uitgangspunten van het KCD (waaronder de ontwikkeling van de vraag en van het productievermogen) zijn publiekelijk geconsulteerd. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, hebben hier een reactie op ontvangen waarin aangegeven is hoe TenneT de zienswijze meeneemt in het KCD.

De leden van de SP-fractie vragen verder of in het investeringsplan rekening is gehouden met verschillende scenario’s. Is bijvoorbeeld voldoende geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen in de energiemarkt, zoals de aansluiting van coöperatieve wind- en zonneparken. In het KCD 2016 heeft TenneT gekozen voor het uitwerken van één referentiescenario gebaseerd op de Nationale Energieverkenning (NEV) 2014. Onzekerheden in de uitgangspunten van dit scenario worden beschouwd als gevoeligheden ten opzichte van het referentiescenario. Zo is gekeken naar de effecten van andere uitgangspunten voor de inzet van conventioneel en hernieuwbaar productievermogen op het mogelijk optreden van knelpunten in het hoogspanningsnet van TenneT.

De leden van de fractie van de SP zouden graag van de Minister van Economische Zaken – in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor de ontwikkelingen op de energiemarkt- vernemen op welke wijze zorg gedragen gaat worden voor een toekomstig gelijk speelveld voor zowel binnenlandse windparken en zonneweiden ten opzichte van het faciliteren van de import van stroom opgewekt met fossiele bruinkool vanuit Polen door middel van het noord net. De Minister van Economische Zaken zet zich in voor gelijke voorwaarden voor producenten van elektriciteit in de Europese elektriciteitsmarkt. Het aanleggen van grensoverschrijdende verbindingen, regionale samenwerking en implementatie van Europese verordeningen dragen bij aan dit doel. Deze verordeningen gelden zowel voor Nederlandse als Poolse elektriciteitscentrales. Belangrijke uitzondering hierop is de subsidiëring van de productie hernieuwbare elektriciteit: de relatief hoge kostprijs van wind- en zonne-energie betekent dat zij nog niet kunnen concurreren met conventionele productiecentrales, zoals (bruin)koolgestookte- en gasgestookte centrales. In Nederland wordt de onrendabele top van producenten van hernieuwbare energie met de SDE+ afgedekt.

De leden van de SP-fractie vragen naar de precedentwerking richting andere windparkondernemers als het gaat om aansluitkosten. De wettelijke aansluitplicht van de netbeheerder houdt in dat de netbeheerder verplicht is een producent aan te sluiten op het dichtstbijzijnde geschikte aansluitpunt. De netbeheerders zijn op grond van het non-discriminatiebeginsel verplicht om bij het aanbieden van aansluit- en transportdiensten afnemers op gelijke wijze te behandelen. Dit principe is in Europese en Nederlandse regelgeving neergelegd. Het ligt voor de hand dat als een netbeheerder één specifieke afnemer een preferente behandeling toekent, andere afnemers zich op het non-discriminatiebeginsel zullen beroepen om eenzelfde behandeling te verkrijgen.

De leden van de fractie van SP de vraag hoe socialisering van het net binnen de investeringsagenda is geregeld. Ook vragen deze leden om een oordeel van de Minister van Economische Zaken over de mate van socialisering van de huidige investeringsagenda. De investeringsagenda is opgesteld met input van het tweejaarlijks Kwaliteits en Capaciteitsdocument (KCD) dat TenneT oplevert. Dit document geeft inzicht in welke investeringen TenneT gaat doen in het elektriciteitsnet om te kunnen voldoen aan de toekomstige transportvraag. De socialisering van de kosten van het aanleggen, beheren en onderhouden van de netten van TenneT is niet in het KCD en vervolgens in de investeringsagenda geregeld. De Elektriciteitswet 1998 bepaalt dat aansluitkosten voor rekening zijn van individuele aangeslotenen, en dat de kosten van de gemeenschappelijke elektriciteitsnetten worden gesocialiseerd via de transporttarieven.

Verder stelt de SP-fractie enkele vragen over de uitbreiding van het net in Friesland. Zo vragen zij waarom TenneT het niet realistisch vindt om de aansluiting van Windpark Fryslân via het 110-kilovoltstation Herbaijum te realiseren. Ook vragen zij om een reactie op de stelling van TenneT dat de aanleg van een ondergrondse hoogspanningskabel naar het Windpark Fryslân niet realistisch is «omdat het dan gaat om forse investeringen die niet snel te doen zijn6.

Zoals TenneT heeft aangegeven in zijn zienswijze op het ontwerp inpassingsplan voor Windpark Fryslân vergt de aansluiting van het beoogde windpark op het 110-kilovoltstation Herbaijum een dermate planologische uitdaging dat dit niet kan worden gerealiseerd binnen het tijdpad voor de realisatie van Windpark Fryslân. Dit maakt aansluiting op dit station niet realistisch.

Daarnaast vragen de genoemde leden van de SP-fractie zich af hoe de socialisering zich verhoudt met de investeringsagenda van TenneT Nederland7. Hierin wordt volgens deze leden gesteld dat «voor het deelnet Friesland, in tegenstelling tot KCD 2013, geen knelpunten meer worden voorzien, onder de aanname dat het windvermogen in Zuidwest Friesland direct op het 220kV-net zal worden aangesloten» en «indien dit niet het geval is, dan uitbreidingen in het 110kV-net noodzakelijk zijn». Zoals in het KCD 2016 van TenneT beschreven is, wordt een eventuele netuitbreiding in Friesland gedreven door het aan te sluiten duurzame productievermogen. Deze extra productie zal niet geheel in Friesland geconsumeerd kunnen worden waardoor verspreiding naar de rest van Nederland noodzakelijk is. Dit extra transport door het 110kV net kan alleen gefaciliteerd worden met netuitbreidingen. Indien het duurzame productievermogen echter direct op het 220kV net wordt aangesloten, hoeft het niet eerst via het 110kV net getransporteerd te worden en het 110kV net hoeft dan niet verzwaard te worden.

In algemene zin vragen de leden van de SP-fractie zich af of er nog sprake is van een realistisch investeringsplan, wanneer niet alleen de kosten van netverzwaring worden doorgerekend in de algemene transporttarieven en daarnaast een bedrag van € 1.190 miljoen ter beschikking wordt gesteld voor onderhoud, renovatie en uitbreiding van het net op land. De kapitaalinjectie van € 1,2 miljard is nodig om de financiële positie van TenneT gezond te houden en om de kredietwaardigheid van de onderneming te behouden. Zoals opgenomen in het KCD 2016 verwacht TenneT voor de 10-jaars zichtperiode in totaal circa € 4 miljard aan investeringen, onderhoud en renovatie van het hoogspanningsnet op land en circa € 2 miljard voor investeringen op zee. De inkomsten uit de transporttarieven zijn meegenomen in de berekening van het benodigde eigen vermogen en in verwachte toekomstige rendement op eigen vermogen. Omdat de inkomsten uit de tarieven niet gelijklopen met de uitgaven voor de investeringen, is het aanvullend kapitaal nodig.

De leden van de fractie van het CDA hebben nog enkele specifieke vragen gesteld over windenergie op zee en dan met name over de regulering hiervan. Allereerst vragen deze leden waarom de afschrijvingstermijn van het net op zee op 20 jaar is bepaald en hoe dit is vastgesteld. Het bepalen van de afschrijvingstermijn voor het net op zee is aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM), die als onafhankelijk toezichthouder de toegestane inkomsten van TenneT voor het net op zee bepaalt. De wijze waarop de ACM dit doet legt zij vast in een methodebesluit. De ACM heeft bij de bepaling van de afschrijvingstermijn onder andere gekeken naar de levensduur van windparken op zee en hetgeen in het buitenlandse praktijk gebruikelijk is. Zo is ook in Duitsland de afschrijvingstermijn door de Duitse toezichthouder vastgesteld op 20 jaar.

Ook vragen de leden van de CDA-fractie of ACM bij het vooraf berekenen van de subsidie voor de netbeheerder op zee rekening zal houden met de kostenreductie die afgesproken is in het Energieakkoord. Is er een maximum aan de subsidies voor TenneT voor het net op zee?

Betekent de jaarlijkse toetsing vooraf van de efficiënte kosten door TenneT en de subsidies dat deze sterk per jaar kunnen verschillen? TenneT is volgens artikel 43 van de Elektriciteitswet 1998 verplicht een aparte boekhouding bij te houden voor de uitvoering van de aan haar toegewezen wettelijke taak van beheerder van het net op zee. ACM houdt hier toezicht op.

ACM houdt geen rekening met de kostenreductie die is afgesproken in het Energieakkoord. De kostenreductie is reeds betrokken in de keuze om TenneT aan te wijzen als netbeheerder van het net op zee, zoals toegelicht in de brieven van de Minister van Economische Zaken aan de kamer van 22 juli 20158 en van 22 maart 20169. ACM beoordeelt de doelmatigheid van de kosten van de investering. Uitgangspunt van de regulering van netbeheerders is dat zij alleen de doelmatige kosten terugverdienen. Wanneer netbeheerders ondoelmatige investeringen doen komt dat tot uiting in de beoordeling van hun efficiënte niveau. De investeringen in het net op zee worden in een projectspecifieke toets door de toezichthouder op efficiëntie beoordeeld. Deze toets vindt na ingebruikname van de activa plaats.

Zoals aangegeven in de brief van 19 mei 201510 is er voor het net op zee maximaal € 4 miljard subsidie beschikbaar. Daarin is de kostenreductie verdisconteerd.

Tenslotte informeert de CDA-fractie naar de omvang van de totale investering van TenneT voor het net op zee tot en met 2023 en naar de jaarlijkse onderhoudskosten zullen bedragen. Deze leden ontvangen ook graag een toelichting geven over de voortgang van de aanleg van het net op zee door TenneT voor de aansluiting van het windpark Borssele. Zoals de Minister van Economische Zaken in zijn kamerbrief van 22 juli 201511 heeft aangegeven bedraagt de totale investering van TenneT in het net op zee in de periode tot en met 2023 circa € 2 miljard. De jaarlijkse onderhoudskosten bedragen naar verwachting circa één procent van de investeringskosten (exclusief de kosten voor netverliezen). Voor de aansluiting van de windparken in het windenergiegebied Borssele is de aanbesteding door TenneT voor de realisatie van de benodigde platforms en de productie van de kabels naar het hoogspanningsnet op land nagenoeg afgerond en op schema. Dit najaar zal TenneT voor de eerste netaansluiting (windenergiegebied Borssele) de investeringsbeslissing nemen. Tegen het inpassingsplan voor het kabeltracé is beroep aangetekend bij de Raad van State. Dit heeft echter geen opschortende werking. Tevens zijn de voorbereidingen in volle gang voor de bouw van het station op land waarop de kabel vanaf zee aansluit. Op dit moment verloopt het project volgens planning.

Overig

Naast vragen over bovenstaande thema’s zijn nog enkele vragen gesteld door de leden van de fractie van de SP. Zij zijn benieuwd welke externe deskundige de second opinion heeft uitgevoerd en vragen of het mogelijk is om het rapport van de externe deskundige aan de Tweede Kamer te zenden. Bij de beoordeling van de kapitaaluitbreiding heeft de staat als aandeelhouder aan zakenbank Rothschild gevraagd een beoordeling te maken van de investeringsagenda van TenneT in Nederland, de financiële positie van de onderneming en de mate waarin kapitaaluitbreiding nodig is voor het behoud van kredietwaardigheid. Met de voorliggende kapitaalstorting sluit het kabinet aan bij het advies van Rothschild. Voor een goed begrip van de kapitaaluitbreiding zijn de bevindingen van het rapport samengevat in de brief van 12 juli aan de Tweede Kamer. Vanwege de grote hoeveelheid bedrijfsvertrouwelijke informatie in het rapport acht het kabinet het niet wenselijk om de second opinion integraal openbaar te maken.

Verder willen deze leden weten wat er is gedaan met de aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer «Investeringen TenneT in het Nederlandse hoogspanningsnet» en met de bestuurlijke reactie daarop. Zoals aangegeven in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer beoogde het kabinet met wijziging van de elektriciteitswet (wetsvoorstel STROOM) de beoordeling van de noodzakelijkheid van investeringen van TenneT beter te regelen. Dit wetsvoorstel is echter niet aangenomen. Het kabinet is voornemens de destijds voorgestelde wijzigingen met betrekking tot het beoordelen van investeringen alsnog wettelijk vast te leggen. Dit gebeurt middels het wetsvoorstel Voortgang energietransitie. De werkwijze voor het beoordelen van investeringen door TenneT wordt hiermee in lijn gebracht met het advies van de Algemene Rekenkamer.


X Noot
1

Bijlage van 28 165 nr. 193: Bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer «Investeringen TenneT in Nederlands hoogspanningsnet».

X Noot
2

Investeringsagenda TenneT Nederland, notitie ten behoeve van het Ministerie van Financiën. Hoofdstuk 2.2.3, overige investeringen. Kamerstuknummer: 28 165, nr. 252.

X Noot
3

Leeuwarder Courant, 28 mei 2016, waarin TenneT stelt dat Windpark Fryslân zelf zorg moet dragen voor een ondergrondse hoogspanningskabel van 55 kilometer.

X Noot
4

Antwoorden op vragen van het lid Aukje deVries (VVD) aan de Minister van Financiën over het bericht «TenneT vraagt kabinet geld voor windparken» (Aanhangsel Handelingen 2015/16, nr. 2406, beantwoording vraag 2.

X Noot
5

Kamerstuk 32 780, nr. 1, bijlage 5.

X Noot
6

Leeuwarder Courant, 28 mei 2016, waarin TenneT stelt dat Windpark Fryslân zelf zorg moet dragen voor een ondergrondse hoogspanningskabel van 55 kilometer.

X Noot
7

Investeringsagenda TenneT Nederland, notitie ten behoeve van het Ministerie van Financiën. Hoofdstuk 2.2.3, overige investeringen. Kamerstuk 28 165, nr. 252.

X Noot
8

Kamerstuk 33 561, nr. 21.

X Noot
9

Kamerstuk 33 561, nr. 25.

X Noot
10

Kamerstuk 33 561, nr. 19.

X Noot
11

Kamerstuk 33 561, nr. 21.

Naar boven