28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 233 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2016

In aanloop naar het Algemeen Overleg Staatsdeelnemingen van 3 februari aanstaande zijn aan de Minister van Financiën enkele vragen gesteld inzake URENCO Ltd. Zoals in de beantwoording van deze vragen door de Minister van Financiën is toegezegd (Kamerstuk 28 165, nr. 231) informeer ik uw Kamer met deze brief, mede namens de ministers van Financiën en van Buitenlandse Zaken, over de stand van zaken ten aanzien van de borging van de publieke belangen inzake URENCO Ltd.

In zijn brief van 23 mei 2013 (Kamerstuk 28 165, nr. 161) heeft de Minister van Financiën onder meer uiteengezet hoe de publieke belangen inzake URENCO Ltd. in de bestaande situatie worden geborgd. Op basis van het Verdrag van Almelo houdt de Gemengde Commissie toezicht op de naleving van het Verdrag. Daarnaast is nationale wet- en regelgeving van toepassing op de specifieke installaties van URENCO Ltd. en haar dochtermaatschappijen. Ten slotte houden de overheden van Nederland en het Verenigd Koninkrijk elk een derde van de aandelen in URENCO Ltd. en daarmee samen een meerderheid. Een eventuele verkoop van de aandelen door het Verenigd Koninkrijk zou tot gevolg hebben dat het publieke meerderheidsaandeelhouderschap als borgingsinstrument ten aanzien van URENCO Ltd. verloren gaat. Daarom dient er een nieuw en toekomstbestendig instrumentarium ter borging van de publieke belangen te komen. Dat nieuwe instrumentarium zal bestaan uit een samenstel van een Nederlandse wet met publiekrechtelijke regulering en een nieuwe vennootschappelijke structuur van de URENCO-groep, met voor de autoriteiten van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een bijzonder aandeel met rechten en bevoegdheden ter borging van het publieke belang.

Het nieuwe instrumentarium is het resultaat van nauw overleg zowel tussen de partijen bij het Verdrag van Almelo (Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) als tussen de aandeelhouders in URENCO Ltd. (Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Duitse energiebedrijven RWE en E.ON).

De besprekingen zijn complex en nemen meer tijd in beslag dan aanvankelijk was verwacht. Hoewel het Verenigd Koninkrijk, de Duitse private aandeelhouders RWE en E.ON en Nederland in 2015 op grote lijnen overeenstemming bereikten over een nieuw instrumentarium, heeft de Duitse overheid aangegeven meer tijd nodig te hebben dan verwacht om de consequenties van dit instrumentarium nader te onderzoeken.

In het kader van de bredere «Atomausstieg» heeft de federale regering een adviescommissie ingesteld die onderzoekt wat de financiële gevolgen zijn van de ontmanteling van nucleaire installaties die volgt uit deze «Atomausstieg». Dit leidde ertoe dat de Duitse overheid een andere vennootschapsrechtelijke structuur wenste dan door Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Duitse private aandeelhouders RWE en E.ON akkoord was bevonden. De Duitse overheid heeft aangegeven behoefte te hebben aan een vennootschapsrechtelijke structuur die de uitkomsten van de adviescommissie in beginsel kan accommoderen. Inmiddels is een dergelijke vennootschapsrechtelijke structuur gevonden en heeft Duitsland op ambtelijk niveau aangegeven dat de nieuwe voorgestelde structuur haar de gelegenheid biedt om haar beleidsdoeleinden te kunnen realiseren. Duitsland heeft echter aangegeven het politiek wenselijk te vinden het regeringsstandpunt op de uitkomsten van de adviescommissie af te wachten. Dit regeringsstandpunt wordt, op zijn vroegst, eind maart verwacht. Ten slotte moet de vennootschapsrechtelijke structuur nog met de Duitse private aandeelhouders worden afgestemd en op het bestuursniveau van de aandeelhouders akkoord worden bevonden. Conform afspraak tussen de verdragspartners en tussen de medeaandeelhouders kan ik derhalve het wetsvoorstel en de nieuwe vennootschapsrechtelijke structuur pas bij uw Kamer indienen wanneer alle betrokken partijen definitief akkoord zijn met het nieuwe instrumentarium en de wettelijk verplichte adviezen zijn ingewonnen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven