28 088
Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ter waarborging van de bekwaamheid tot het uitoefenen van beroepen in het onderwijs (Wet op de beroepen in het onderwijs)

nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2004

Op 3 februari 2004 is in uw Kamer de tweede termijn afgerond van het plenair debat over het wetvoorstel Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO).

Ik heb daarbij toegezegd, u vóór de stemmingen over het wetsvoorstel nog op enkele punten schriftelijk te informeren. Ik doe dat met deze brief.

Die punten betreffen achtereenvolgens:

• De wettelijke mogelijkheid van aparte bekwaamheidseisen voor leraren in het beroepsonderwijs,

• Het amendement op stuk nummer 23, en

• De vraag hoe vaak met toestemming van de inspectie de zij-instroomperiode is verlengd.

Bekwaamheidseisen voor leraren in het beroepsonderwijs

Naar aanleiding van vragen van de leden Hamer, Vendrik en Vergeer heb ik bevestigd dat de tekst van het wetvoorstel Wet BIO het mogelijk maakt om afzonderlijke bekwaamheidseisen voor het beroepsonderwijs vast te stellen. Ik heb tevens toegezegd, uw Kamer hierover ook nog schriftelijk in te lichten. Dat doe ik bij deze.

Het wetsvoorstel Wet BIO wijzigt onder meer WPO, WEC, WVO en WEB. Belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is, dat in elk van die onderwijswetten het voorschrift wordt opgenomen dat voor de leraren/docenten bij AMvB bekwaamheidseisen zullen worden vastgesteld.

Zo zal artikel 36, eerste, vierde en vijfde lid, van de WVO de basis zijn voor bekwaamheidseisen voor leraren in het voortgezet onderwijs, waaronder ook het VMBO.

Artikel 36, vijfde lid, van de WVO bepaalt expliciet dat de bekwaamheidseisen voor leraren voortgezet onderwijs kunnen worden onderscheiden naar schoolsoort en naar samenhangende leerjaren, en dat ze in elk geval specifiek moeten worden vastgesteld voor de bovenbouw van havo en vwo.

Daarmee is er technisch geen belemmering om diverse sets voor het VO (bijv. ook specifiek voor het VMBO) vast te stellen.

Artikel 4.2.3, eerste en derde lid, van de WEB, legt de basis voor bekwaamheidseisen voor docenten in het met die wet geregeld onderwijs. Met ander woorden, er zullen in ieder geval bekwaamheidseisen moeten worden vastgesteld die zullen gelden voor docenten in het beroepsonderwijs.

Het enkele feit dat in vier wetten (WPO, WEC, WVO en WEB) wordt voorgeschreven dat er bekwaamheidseisen moeten worden vastgesteld, verplicht er niet toe dat er dan ook ten minste vier verschillende sets van bekwaamheidseisen zullen zijn. Technisch is het namelijk mogelijk om in één AMvB die is gebaseerd op bepalingen in twee wetten (bijv. WVO en WEB), één set van bekwaamheidseisen vast te stellen voor de leraren in het onderwijs dat in die wetten wordt geregeld. Dat kan wenselijk zijn gelet op overeenkomsten in competenties en gelet op bewegelijkheid op de arbeidsmarkt (die een brede bekwaamheid veronderstelt).

Amendement van mevrouw Vergeer op stuk nummer 23

Tijdens de tweede termijn heb ik mevrouw Vergeer (SP) toegezegd, nog eens goed naar haar amendement op stuk nr. 23 te zullen kijken. Er was onduidelijkheid over wat zij beoogt en wat er in het amendement zelf staat.

Het amendement bevat, zoals ook uit de toelichting blijkt, t.a.v. 6 beroepsgerichte vakken in het VMBO een extra mogelijkheid tot toelating tot het beroep voor personen die een vak hebben geleerd in het MBO. Het is een extra mogelijkheid omdat het voor diezelfde personen onder bepaalde voorwaarde nu al mogelijk is om te worden toegelaten tot een geschiktheidsonderzoek en dus om als zij-instromende leraar te worden aangesteld.

De extra mogelijkheid die nu als gevolg van het amendement kan ontstaan, houdt in dat men óók toegang heeft tot het verzorgen van deze 6 vakken indien men niet beschikt over een HO-getuigschrift dat aangeeft dat men voldoet aan het geheel van de bekwaamheidseisen voor het VMBO, maar wel

• beschikt over een relevant mbo-getuigschrift,

• enkele jaren relevante praktijkervaring heeft, en

• aantoont pedagogisch-didactisch voldoende bekwaam te zijn.

Met het oog op die laatste eis voorziet het amendement in een afzonderlijk PeDi-getuigschrift, af te geven door HO-instellingen.

De achterliggende gedachte van het amendement is blijkens de toelichting dat bepaalde MBO-gediplomeerden die beschikken over relevante werkervaring, belast kunnen worden met het geven van onderwijs in bepaalde (6) beroepsgerichte vakken in het VMBO zonder apart nog eens te moeten voldoen aan vakinhoudelijke bekwaamheidseisen. Deze gediplomeerden moeten wel nog voldoen aan pedagogisch-didactische eisen op HO-niveau.

De toelichting op het amendement vermeldt dat de groep van MBO-gediplomeerden gelijk is aan de groep die toegang heeft tot het geschiktheidsonderzoek van de zij-instroom, en dat het om dezelfde 6 beroepsgerichte vakken in het VMBO gaat als in het kader van de zij-instroomregels aangewezen bij algemene maatregel van bestuur.

In zoverre vind ik het amendement helder.

Wat mijn reactie op het amendement op stuk nr. 23 betreft: de weg die mevrouw Vergeer opent, is een overbodige, want zij-instroom biedt hier al de gewenste mogelijkheid. Ik heb dat ook al in mijn tweede termijn aangegeven: «Wat mevrouw Vergeer hiermee wil regelen, is ook mogelijk langs de normale weg die zij-instromers in het mbo kunnen volgen.»

De MBO-gediplomeerde die het juiste diploma heeft in relatie tot één van de aangewezen 6 beroepsgerichte vakken van het VMBO, en die relevante werkervaring aantoont, zal in het kader van het geschiktheidsonderzoek en het daaruit voortvloeiende scholingsadvies te horen kunnen krijgen dat zijn vakbekwaamheid op orde is of nagenoeg op orde is, en dat (vrijwel) alleen nog aan pedagogisch-didactische vaardigheden gewerkt moet worden. Daarmee wordt het effect bereikt dat mevrouw Vergeer blijkens de tekst van haar amendement beoogt: toegang tot het beroep voor wie al vakbekwaam is, relevante werkervaring heeft, en alleen nog pedagogisch-didactische scholing behoeft. De zij-instroomregels bieden dus al de ruimte die mevrouw Vergeer wenst. En daarom zijn extra regels niet noodzakelijk.

Om die reden moet ik het amendement ontraden.

Verlenging van zij-instroomtrajecten met toestemming van de inspectie

De Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs maakt het mogelijk dat het bevoegd gezag van een school een bezitter van een geschiktheidsverklaring tot leraar benoemt voor ten hoogste een periode van twee aaneengesloten schooljaren.

Verder bepaalt die wet dat op aanvraag van het bevoegd gezag de inspectie kan toestaan dat het bevoegd gezag die periode met maximaal één jaar verlengt indien naar zijn mening bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Bij bijzondere omstandigheden moet dan worden gedacht aan omstandigheden waarop de betrokken zij-instromer geen invloed had (overmacht, langdurig ziek zijn etc).

Het wetsvoorstel Wet BIO neemt hiermee overeenkomende bepalingen op in de sectorwetten en laat de Interimwet vervallen.

Mevrouw Hamer vroeg mij, in het debat over de mogelijke introductie van deelbekwaamheid voor zij-instromers, hoe vaak in de afgelopen jaren van deze mogelijkheid tot verlenging wegens bijzondere omstandigheden gebruik is gemaakt.

Sinds zij-instroom op grond van de Interimwet mogelijk is, is op die titel voor 91 personen aan de inspectie gevraagd om in te stemmen met verlenging van de benoemingsperiode, namelijk voor 90 zij-instromers in het primair onderwijs en slechts voor één zij-instromer in het voortgezet onderwijs.

Veel aanvragen hielden verband met een lange onderbreking van het traject vanwege zwangerschap of langdurig ziek zijn. Vaak werd gevraagd om een relatief beperkte verlenging van de benoemingsperiode (2 tot 3 maanden).

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven