nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot uitvoering
van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag
ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
4 oktober 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat enige wettelijke voorzieningen
moeten worden getroffen ter uitvoering van het op 9 december 1999 te New York
totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering
van terrorisme;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Indien het voorstel van wet tot uitvoering van het op 15 december 1997
te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische
bomaanslagen (Trb. 1998, 84) en het op 9 december 1994 totstandgekomen Verdrag
inzake de bescherming van VN-personeel en geassocieerd personeel (Trb. 1996,
62) tot wet is verheven en die wet in werking is getreden, wordt aan artikel
4 van het Wetboek van Strafrecht, onder vervanging van de punt
aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
14°. aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 92 tot en
met 96, 108, 115, 117, 117b, 121 tot en met 123, 140, 157, 161, 161bis, 161quater,
161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 285, 287, 288, 289, 350,
350a, 351, 352, 354, 385a, 385b en 385d, voor zover het feit valt onder de
omschrijvingen van artikel 2 van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen
Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme
(Trb. 2000, 12) en hetzij het feit is gericht tegen een Nederlander hetzij
de verdachte zich in Nederland bevindt.
ARTIKEL II
Indien het voorstel van wet tot uitvoering van het op 15 december 1997
te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische
bomaanslagen (Trb. 1998, 84) en het op 9 december 1994 totstandgekomen Verdrag
inzake de bescherming van VN-personeel en geassocieerd personeel (Trb. 1996,
62) tot wet is verheven en die wet in werking is getreden, wordt de Uitleveringswet
als volgt gewijzigd:
A
In artikel 11, derde lid, wordt «en» vervangen door een komma
en wordt na «artikel 2 van het Verdrag inzake de bestrijding van terroristische
bomaanslagen (Trb. 1988, 84)» ingevoegd: en artikel 2 van het Internationaal
Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12).
B
Aan artikel 51a, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 92 tot en met
96, 108, 115, 117, 117b, 121 tot en met 123, 140, 157, 161, 161bis, 161quater,
161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 285, 287, 288, 289, 350,
350a, 351, 352, 354, 385a, 385b en 385d van het Wetboek van Strafrecht, voor
zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 9 december
1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van
de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12).
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,