28 000 VII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2002

nr. 61
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2002

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft de volgende vragen over de brief van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van 27 februari 2002 inzake de positie van de Chinese horeca in Nederland (BZK-02-124). De minister heeft de vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2002. Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Te Veldhuis

De griffie voor deze lijst,

Bregman

1, 2, 3, 4, 7, 14, 15 en 16

Was het resultaat van het onderzoek naar de vraag welke organisaties in een samenwerkingsverband dienen te worden opgenomen om representatief te zijn voor de Chinese gemeenschap in Nederland?

Meent de minister dat de Landelijke Federatie van Chinese Organisaties (LFCON) een representatieve vertegenwoordiging van de Chinezen werkzaam in de horecabranche vormt? Is de minister bekend met onderzoek naar de representativiteit van LFCON, uitgevoerd door of in samenwerking met de universiteit van Leiden? Wat zijn de bevindingen van dat onderzoek?

Is het waar dat LFCON deelname aan de overleggroep van Chinese werknemers en hun belangenorganisaties afwijst? Wat is daarop de reactie van de minister?

Worden de werknemers en hun belangenorganisaties, zoals de werkgroep van Chinese werknemers bij de FNV en de FNV horecabond, alsnog uitgenodigd deel te nemen aan het overleg of de verdere beleidsvoorbereiding? Zo neen, hoe kan representativiteit bereikt worden zonder (vertegenwoordiging van) de Chinese werknemers?

Is de sanering in de Chinese horeca waarover al zo lang wordt gesproken onderwerp van gesprek geweest? Op welke wijze zal die tot stand worden gebracht? Welke gevolgen zal dat hebben voor de gemiddelde Chinese ondernemer en zijn familie? Zijn zij voldoende toegerust om op een andere plaats in de samenleving te kunnen functioneren?

Welke status heeft de notitie over de bevindingen van de «overleggroep Chinese horeca», zoals gevoegd bij de brief van 14 augustus 2001 aan de FNV Horecabond? Kan de minister de Kamer een reactie geven op de inhoud van en het draagvlak voor deze notitie? Kan de minister de Kamer op de hoogte stellen van de definitieve samenstelling van de overleggroep?

Wat is de voortgang van het aangekondigde overleg met de Chinese gemeenschap in brede zin en de samenstelling van een Taskforce? Welke organisaties zijn daartoe uitgenodigd en wanneer hebben er besprekingen plaatsgehad? Kan de Kamer van de verdere voortgang op de hoogte worden gesteld?

Wat is de status van de samenstelling van een vertegenwoordiging van de Chinese gemeenschap in verband met het landelijk overleg minderheden, zoals toegezegd aan de Kamer? Wie zullen namens de Chinese gemeenschap aan het LOM deelnemen? Hoe garandeert de minister de representativiteit van deze vertegenwoordiging?

Ten aanzien van de representativiteit van de LFCON heb ik onderzoek laten verrichten. De achtergrond daarvan is de volgende.

Desgevraagd heeft de LFCON – die zich had opgeworpen als representant van de Chinese gemeenschap – mij haar onderbouwing gegeven van haar representativiteit voor de Chinese gemeenschap. De geleverde onderbouwing is voor mij aanleiding geweest om het Sinologisch Instituut van de universiteit in Leiden opdracht te verlenen voor een onderzoek dat inzicht moet verschaffen in de vraag welke Chinese organisaties in een samenwerkingsverband dienen te zijn opgenomen, opdat zo'n samenwerkingsverband representatief geacht wordt door de Chinese gemeenschap.

Een en ander in het kader van een mogelijke toetreding van een samenwerkingsverband van Chinese Organisaties tot het Landelijk Overleg Minderheden (LOM).

Op 29 mei 2002 is er een bijeenkomst geweest met het Sinologisch instituut en Chinese organisaties voor hoor en wederhoor wat betreft de aanbevelingen van het onderzoek en om met de Chinese organisaties te bespreken hoe nu het onderzoek er ligt, verder te gaan voor wat betreft een representatief samenwerkingsverband van Chinese organisaties.

Binnenkort zal ik de Tweede Kamer ten aanzien van het onderzoek en het vervolgtraject in relatie tot een mogelijke toetreding van Chinezen tot het LOM informeren en tegelijkertijd rapporteren over de notitie van de overleggroep Chinese horeca.

5

Klopt het bericht dat op 21 maart jl. opnieuw met LFCON is gesproken? Waarom waren opnieuw uitsluitend horecawerkgevers betrokken bij het overleg? Is het waar dat de minister verzoeken vanuit de Chinese gemeenschap en de VON tot deelname aan dit of organisatie van een apart overleg niet heeft gehonoreerd?

Op 21 maart jongstleden is op ambtelijk niveau met de LFCON en de stichting Landelijk Platform van Chinese Ouderen organisaties in Nederland (LPCO, waarvan de heer K.H. Tan de voorzitter is) gesproken. De woordvoerders van de beide organisaties meldden dat er op 20 maart jongstleden een overleg had plaatsgevonden met een grote opkomst aan Chinese organisaties, waaronder LFCON, LPCO en de stichting «Morgen gaat het beter». De uitkomst van dat overleg is geweest, dat de daarbij aanwezige Chinese organisaties gezamenlijk hebben besloten om de handen ineen te slaan, om als een eenheid naar buiten te treden. Het beeld van een verdeelde Chinese gemeenschap behoort daar mee tot het verleden. Voorts meldden de eerder genoemde woordvoerders dat ook mevrouw M. Tang van de Stichting «Morgen gaat het beter», zich achter het genoemde besluit schaart. En voorts dat mevrouw Tang graag aan het overleg van 21 maart jongstleden zou hebben deelgenomen, ware het niet dat zij was verhinderd.

Bij dit overleg waren geen horecawerkgevers betrokken; het overleg werd aangevraagd door de LFCON.

Wat betreft de vraag of ik een verzoek vanuit de Chinese gemeenschap en de VON tot deelname aan dit of organisatie van een apart overleg niet zou hebben gehonoreerd het volgende.

Bij brief van 21 november 2001 heeft de directeur van de VON, mevrouw F. Özgümüs, zich tot mij gericht in de rol van – zoals zij dat in haar brief noemt – intermediair, om mij een brief te doen toekomen die als bijlage bij haar brief was gevoegd. De VON heeft mij niet om overleg verzocht. De bijgevoegde brief was ondertekend door hogerop genoemden, te weten mevrouw M. Tang van de Stichting «Morgen gaat het beter» en de heer K. H. Tan van de LPCO.

Naar aanleiding van het verzoek van laatstgenoemden om een delegatie van vertegenwoordigers van verschillende zelforganisaties van vluchtelingen en ook van migranten uit China te ontvangen, heb ik in mijn antwoord het doel van het eerdergenoemde onderzoek van het Sinologisch instituut aangegeven, te weten, om te komen tot een representatieve vertegenwoordiging van de Chinese gemeenschap.

6

Heeft de werkgroep zich beziggehouden met de vraag hoe hoog het percentage illegale arbeidskrachten in de Chinese horeca is? Is daarover enig inzicht? Hoeveel mensen worden tot die vorm van arbeid gedwongen Hoe kan het worden teruggedrongen?

Op basis van onderzoek1 wordt de omvang van illegale tewerkstelling in Nederland tussen de 35 000 en 50 000 volledige banen geschat. Van deze banen wordt een groot deel (36%) aangeboden in de horeca. Het aantal arbeidsjaren dat door illegale Chinese arbeidskrachten wordt vervuld bedraagt tussen de 1000 en 3300. Aangezien het bij Chinees-Indische restaurants veelal om (meer dan) fulltime banen gaat, kan het aantal Chinese illegale arbeidskrachten geschat worden tussen de 1000 en 3300.

In 2000 heeft de Arbeidsinspectie een project uitgevoerd ter handhaving van de Wet arbeid vreemdelingen in de gehele horecabranche. Van de 147 bezochte Chinees-Indische restaurants werd bij 42 restaurants illegale tewerkstelling geconstateerd. Dat is een percentage van 28,6. Ter vergelijking: het percentage voor de gehele branche bedroeg 17,5.

In 2001 werd bij 43 van de 107 gecontroleerde Chinees-Indische restaurants illegale tewerkstelling geconstateerd. Dat is een percentage van 40,2.

Om illegale arbeid in de Chinese horeca terug te dringen is er in mei 2000 een convenant personeelsvoorziening Chinees-Indische horeca gesloten tussen Arbeidsvoorziening (nu CWI) en sociale partners. Hierover bent U destijds geïnformeerd1.

8

Zijn er inmiddels mogelijkheden voor Chinezen om door de overheid geautoriseerde vertalingen van wet- en regelgeving te kunnen raadplegen?

Er zijn geautoriseerde vertalingen van wet- en regelgeving in de meest gangbare talen. Vertalingen in het Chinees zijn niet beschikbaar.

9

Kent de minister het stuk «Het gif van de slangekop» (HP/De Tijd, 1 juni 2001) waarin afpersing, mensensmokkel en andere criminele activiteiten beschreven worden binnen de Chinese horeca? Is dit gemeld aan het bureau mensensmokkel? Welke actie is daarop ondernomen?

Ja. De in het artikel beschreven situaties waren al eerder bekend bij politie en justitie. Er wordt een onderzoek ingesteld indien er in een concrete situatie aanleiding toe is. Het tijdschriftartikel heeft niet tot specifieke actie geleid om de hiervoor genoemde reden. Informatie die betrekking heeft op mensensmokkel wordt binnen de reguliere taakstelling onder de aandacht gebracht van het Informatie- en Analyse Centrum Mensensmokkel (IAM) van het Korps Landelijke Politiediensten.

10 en 11

Wordt er onderzoek gedaan naar connecties van de georganiseerde Chinese criminaliteit en de Chinese horeca? Ook internationaal naar de daarbij behorende netwerken?

Bestaat er een algemene analyse over criminaliteit gepleegd in verband met of met betrekking tot de Chinese horeca? Zo ja, kunt u deze toelichten?

Tot september 2001 was het expertisecentrum Zuid-Oost Azië (ZOA) bij het Kernteam Rotterdam Rijnmond ondergebracht; vanaf die datum is ZOA onderdeel van het IAM. Het IAM houdt zich bezig met het onderwerp mensensmokkel; ZOA besteedt daarbij specifiek aandacht aan Zuid-Oost Azië. Bij het verzamelen van informatie stuit men incidenteel ook op verbindingen met de Chinese horeca. Binnen de Chinese criminele groeperingen lijken onderwerpen als mensensmokkel, afpersing en andere delicten naast elkaar voor te komen. Als er aanwijzingen zijn van connecties van georganiseerde Chinese criminaliteit en de Chinese horeca wordt daar onderzoek naar gedaan.

Er zijn twee rapporten van ZOA verschenen waarin aandacht is besteed aan berovingen/afpersingen van onder andere Chinese restaurants, te weten het rapport «(Ver) stand van zaken 1997–1998» en het Evaluatierapport van het expertisecentrum «ZOA 1997–2000». Er bestaat daarnaast geen algemene analyse over criminaliteit gepleegd in verband met of met betrekking tot de Chinese horeca.

In het belang van een concreet (inter)regionaal uitgevoerd opsporingsonderzoek kan het voorkomen dat onderzoek wordt verricht naar (internationale) connecties van de georganiseerde Chinese criminaliteit en de Chinese horeca.

12

Wordt er bescherming geboden aan Chinezen die bereid zijn aangifte te doen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Indien er bij een aangever behoefte bestaat aan bescherming wordt per geval, dat wil zeggen los van nationaliteit, etniciteit, sekse etcetera, beoordeeld hoe daarmee omgegaan wordt. Als het een Chinese aangever betreft wordt deze lijn ook gevolgd.

13

Is het de minister bekend dat Chinezen bij terugkeer thuis, vaak tot werk voor de georganiseerde misdaad worden gedwongen? Zo ja, is het mogelijk voor de minister actie te ondernemen om dit te voorkomen?

Bekend is dat mensen die gesmokkeld worden aanzienlijke sommen geld betalen voor hun reis naar het buitenland. Dat geldt ook voor Chinezen. Het komt voor dat een schuld wordt opgebouwd. Mensen kunnen ook een doelgroep voor de georganiseerde criminaliteit vormen wanneer zij terugkeren in het land van herkomst. Vooralsnog zie ik voor justitie en politie in Nederland geen mogelijkheden om dit te voorkomen, tenzij dit plaatsvindt in Nederland.

17

Kan de minister aangeven wat op dit moment de feitelijke stand van afspraken is met de Chinese horeca?

Per 1 oktober is voor de Chinese horeca geregeld dat aanvragen tewerkstellingsvergunningen in het kader van het afgesloten Convenant Personeelsvoorziening Chinees-Indische horeca centraal mogen worden ingediend om tegemoet te komen aan de wens uit die sector om de aanvraagprocedure op deze wijze verder te versnellen.

Sedert juli 2002 zijn 19 koks uit China via het Convenant naar Nederland gekomen. Zo'n 50 andere restaurants hebben inmiddels een toezegging van een tewerkstellingsvergunning gekregen. Door de sceptische houding van de Chinese restauranthouders in de beginfase van de inwerkingtreding van het Convenant werden er in het eerste jaar (juli 2001–juli 2002) slechts drie koks uit China geregeld. De sector CIB van KHN is positief gestemd over de ontwikkeling en effecten van het Convenant voor de Chinees-Indische horeca (onder meer betere naleving CAO, kwaliteits- en rendementsverbetering).

In een evaluatiegesprek van de Convenantspartners d.d. 10 april 2002 hebben de betrokken partijen de wens uitgesproken het Convenant voort te zetten.

18

Op welke wijze is de minister van SZW betrokken bij en medeverantwoordelijk voor de afspraken?

De uitvoering van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) is door de minister SZW gedelegeerd aan de Centrale organisatie werk en inkomen (art. 5 Wav). Aangezien het sluiten van convenanten een van de instrumenten is ter uitvoering van de Wav, is de CWI hiervoor verantwoordelijk. De Minister van SZW zal dan ook geen partij zijn bij sectorale convenanten ter uitvoering van de Wav.

Wel is de Minister van SZW politiek verantwoordelijk voor de CWI en houdt uit dien hoofde ook toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van de Wav.

19

Welke afspraken met welke handhavingselementen zijn er thans met betrekking tot WAV in de Chinese Horeca?

Het landelijk Wav-project «Horeca 2002» van de Arbeidsinspectie strekt zich uit over de gehele horecabranche, met inbegrip van de Chinees-Indische restaurants.

Daarnaast voert de Arbeidsinspectie onderzoeken uit naar aanleiding van tips en andere signalen met betrekking tot illegale tewerkstelling in Chinees-Indische restaurants.

20

Is het juist dat de RIF's zich eveneens richten op de Chinese horeca?

Er is op dit moment bij geen enkel Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam een onderzoek gaande naar de Chinese horeca.

21

Hoe is de stand van zaken rond werving en contractering via één of meer bureaus in China? Zijn de afspraken hieromtrent waterdicht en worden ze nagekomen?

Inmiddels zijn 22 koks door middel van de in het Convenant genoemde Chinese detacheringsbureaus in Nederland te werk gesteld. Er zijn hieromtrent geen problemen bekend, te meer daar nog geen enkele vreemdeling de volledige twv-termijn heeft volgemaakt en is teruggekeerd. Dat zal pas rond of na 1 juli 2002 geschieden met de toegelaten basiskoks die voor een periode van max. 2 jaar in Nederland mogen werken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Te Veldhuis (VVD), fng. voorzitter, Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Rijpstra (VVD), Th. C. de Graaf (D66), Cornielje (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Nicolaï (VVD), Arib (PvdA), Rietkerk (CDA), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Geel (CDA), Bijlhout (LPF), Teeven (LN), Wolfsen (PvdA), Spies (CDA), Schonewille (LPF), Eerdmans (LPF), Azough (GroenLinks), Zeroual (LPF) en Sterk (CDA).

Plv. leden: Vacature VVD, Verburg (CDA), Vacature PvdA, Vacature PvdA, Vacature VVD, Van der Ham (D66), Vacature VVD, Lazrak (SP), Rosenmöller (GroenLinks), Vacature VVD, Vacature PvdA, Meijer (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), Rambocus (CDA), Bruls (CDA), Mosterd (CDA), Hoogendijk (LPF), Jense (LN), Vacature PvdA, Cörüz (CDA), Wiersma (LPF), Palm (LPF), Halsema (GroenLinks), Varela (LPF) en Vacature CDA.

XNoot
1

Research voor Beleid (in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), Eindrapport Illegale tewerkstelling verkend, maart 2001.

XNoot
1

Zie Aanhangsel Handelingen nrs. 1454 en 1455, vergaderjaar 1999–2000.

Naar boven