27 926 Huurbeleid

Nr. 316 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2020

Bij brief van 25 juni 2019 verzocht de commissie van Binnenlandse Zaken mij om een reactie op de berichtgeving «Amsterdam, Barcelona, Berlijn en Parijs eisen steun EU in strijd tegen Airbnb». De berichtgeving heeft betrekking op een advies van de Advocaat-Generaal aan het Europese Hof van Justitie (hierna: het Hof). Het Hof heeft op 19 december 2019 uitspraak gedaan. Hierbij zend ik u de gevraagde reactie, alsmede de antwoorden op twee sets Kamervragen van het lid Smeulders (GroenLinks) aan de Minister voor Milieu en Wonen over het bericht dat Airbnb toch weer aan het langste eind trekt (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1742) en het bericht dat Airbnb moet worden gezien als informatieplatform (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1743). Deze brief en de antwoorden op de Kamervragen ontvangt u mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

De uitspraak van het Hof

De uitspraak van het Hof gaat over de zaak Airbnb Ireland (C390/18) en betreft de vraag van de onderzoeksrechter van de regionale rechtbank van Parijs of de diensten die Airbnb aanbiedt, beschouwd moeten worden als diensten van de informatiemaatschappij waarop de Richtlijn elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG) van toepassing is. Het Hof oordeelt dat de bemiddelingsdienst van Airbnb inderdaad moet worden beschouwd als een «dienst van de informatiemaatschappij».

Deze Europeesrechtelijke kwalificatie van de bemiddelingsdienst van Airbnb bepaalt aan welk Europees kader eventuele nationale eisen aan de bemiddelingsdienst moeten worden getoetst: de Richtlijn elektronische handel. Deze richtlijn stelt zowel materieel als procedureel zwaardere eisen aan dergelijke nationale regels dan de Dienstenrichtlijn.

Het Hof stelt vast dat Frankrijk – anders dan de Richtlijn elektronische handel vereist – het voornemen om een nationale wet inzake makelaars-activiteiten toe te passen op de diensten van Airbnb, niet vooraf heeft gemeld bij de Europese Commissie en de lidstaat waar Airbnb is gevestigd (Ierland). Volgens het Hof is dit wel een wezenlijk procedureel vereiste om te voorkomen dat een lidstaat inbreuk maakt op een bevoegdheid die principieel toekomt aan de lidstaat van vestiging van de dienstverrichter. Nu Frankrijk de vereiste melding niet heeft gedaan, kan de Franse wet niet tegen Airbnb ingeroepen worden. Aan een inhoudelijke toets van de Franse wet komt het Hof niet toe.

Betekenis voor de Nederlandse aanpak

In het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte krijgen gemeenten nieuwe instrumenten om de ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte tegen te gaan. Deze maatregelen richten zich tot degene die daadwerkelijk verantwoordelijk is voor deze neveneffecten, namelijk degene die zijn woning verhuurt aan toeristen. De uitspraak van het Hof heeft dan ook geen effect op het wetsvoorstel. Gemeenten hopen dat dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk zal worden aangenomen zodat ze deze instrumenten kunnen inzetten.

De Hofuitspraak bevestigt dat verdergaand ingrijpen verbonden is aan beperkingen. De Richtlijn elektronische handel biedt de mogelijkheid om verplichtingen op te leggen aan in andere lidstaten gevestigde platforms indien kan worden aangetoond dat andere minder ingrijpende maatregelen niet toereikend zijn en deze maatregelen noodzakelijk zijn in het licht van de openbare orde, de openbare veiligheid, de bescherming van de volksgezondheid of consumentenbescherming. Naast deze materiële eisen moet ook eerst verzocht worden aan de lidstaten waarin de platforms gevestigd zijn om zelf maatregelen te nemen. Indien deze lidstaten hier niet toe overgaan, kan Nederland na goedkeuring door de Europese Commissie (notificatie) verplichtingen invoeren voor platforms die in andere lidstaten gevestigd zijn.

De gekozen afbakening van het wetsvoorstel biedt een antwoord op de behoefte van gemeenten en heeft als bijkomend voordeel dat dit sneller van kracht zou kunnen worden dan een verderstrekkend voorstel waarvoor de genoemde vereisten van de Richtlijn elektronische handel gelden. Bovendien helpt uitvoering van de beoogde wet bij het leveren van onderbouwing voor aanvullende maatregelen binnen het kader van de Richtlijn elektronische handel.

Vervolg

Eerder meldde ik u dat in Europees verband verkend wordt – parallel aan het onderhavig wetstraject in Nederland – in hoeverre er gekomen kan worden tot een aanpak van de negatieve neveneffecten van toeristische verhuur van woningen via platforms. In dat verband worden de mogelijkheden uitgewerkt voor verdergaande maatregelen die de werking en de uitvoering van het huidige wetsvoorstel mogelijk zouden kunnen verbeteren en die passen binnen de kaders van de Richtlijn elektronische handel. Hiermee ontstaat een dieper inzicht in de implicaties die opties zoals een directe informatieplicht met zich meebrengen. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw Kamer informeren.

De Europese Commissie heeft het voornemen om te komen tot een Digital Services Act en dit zal waarschijnlijk een herziening van de Richtlijn elektronische handel betekenen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is primair verantwoordelijk voor het volgen en beïnvloeden van de ontwikkelingen rondom de Digital Services Act. De Digital Services Act biedt de mogelijkheid om in Europees verband te kijken naar de rol en verantwoordelijkheden van online platforms. Hierin kunnen waar relevant ook de bevindingen worden meegenomen uit de genoemde verkenning naar mogelijke verdergaande maatregelen ten aanzien van de platforms.

Uitspraak van de Raad van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 januari 2020 de meldplicht uit de huisvestingsverordening van de gemeente Amsterdam onverbindend verklaard. De gemeente gebruikte deze meldplicht in het kader van toeristische verhuur. Met de gemeente Amsterdam wordt gestudeerd op de gevolgen die deze uitspraak heeft.

Wetsvoorstel

Ik informeer u nader over de toeristische verhuur van woonruimte in reactie op de vragen die u mij heeft gesteld in uw verslag bij het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven