27 926 Huurbeleid

Nr. 153 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2010

Tijdens de behandeling van de begroting van mijn departement heb ik uw Kamer toegezegd om schriftelijk nader in te gaan op de in de begroting opgenomen bezuiniging op de huurtoeslag. Het kabinet is zich ten volle bewust dat ingrepen in de huurtoeslag gevoelig liggen en deze voor de huurtoeslagontvanger ingrijpende consequenties kunnen hebben. De totale omvang van de huurtoeslag blijft in deze kabinetsperiode gehandhaafd. Dat laat onverlet dat in deze periode overschrijdingen moeten worden opgevangen binnen de begroting. Er is geen extra geld. Over de exacte invulling van deze bezuinigingen kom ik later evenwel met u te spreken. Ik bezie de verschillende mogelijkheden voor deze invulling en ben van plan u hierover in het voorjaar van 2011 nader in te lichten.

Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling ga ik graag nader in op de achtergrond van de noodzaak van de bezuinigingen en de hieraan ten grondslag liggende tegenvallers in het huurtoeslagbudget. Daarbij moet onderscheiden worden tussen de tijdelijke en structurele oorzaken van de tegenvallende ontwikkeling van het huurtoeslagbudget.

Bij de voorbereiding van de begroting 2011 bleek dat vanaf 2012 een oplopend tekort op het budget huurtoeslag zou optreden, vooral vanwege een hogere inflatie (en daarmee een hogere huurstijging) dan waar in de vorige begroting rekening mee was gehouden. Deze tegenvaller is de oorzaak van het volledige tekort op het huurtoeslagbudget vanaf 2013, zoals in de begroting 2011 is opgenomen.

Bijstellingen in de inflatieverwachting werken door in (te compenseren) mee- of tegenvallers voor het huurtoeslagbudget. Dat werkt niet per definitie ongunstig uit. In eerdere begrotingsopstellingen (bijvoorbeeld 2010 en 2008) bleek een tegenvaller in het huurtoeslagbudget beperkter uit te vallen door de destijds meevallende inflatie-ontwikkeling.

Deze oorzaak noodzaakt, gezien de al sinds jaren gehanteerde afspraak dat tegenvallers binnen de eigen begroting moeten worden opgevangen, op zichzelf al tot de voorgenomen structurele bezuiniging op het huurtoeslagbudget.

Het feit dat in de begroting 2011 ook al in 2010 en 2011 een overschrijding van het huurtoeslagbudget laat zien, heeft te maken met de meer tijdelijke oorzaak waar ik met u over heb gesproken. De voorschotten die aan huurtoeslagontvangers worden toegekend, blijken vaak achteraf te hoog te zijn. De hieruit voortvloeiende terugvorderingen blijken voorts met meer vertraging dan verwacht binnen te komen. Zoals gezegd betreft dit een meer tijdelijke problematiek. Naar huidig inzicht, zoals opgenomen in de begroting 2011, is vanaf 2012 geen sprake meer van tegenvallers vanuit deze oorzaak. Vanaf dat jaar liggen aan de tegenvallers de hiervoor genoemde, meer structurele oorzaken ten grondslag.

Het huurtoeslagbudget wordt al enige jaren geconfronteerd met tegenvallers. Deze tegenvallers hebben lange tijd niet tot ingrepen in de huurtoeslag zelf geleid mede vanwege de mogelijkheid die er was om tegen en meevallers binnen het budget te salderen. Gezien het huidige budgettaire beeld is dit evenwel niet meer te vermijden, al besef ik dat de gevolgen voor de huurtoeslagontvanger pijnlijk kunnen zijn. Uitgangspunt is dat tekorten binnen de eigen begroting worden opgevangen; dat gold voor het vorige kabinet en het huidige. De meer tijdelijke oorzaak van (te) hoge voorschotten en vertraagde terugvorderingen geldt enkel de jaren 2010–2012. Met het feit dat hier in latere jaren ontvangsten tegenover staan, is in de voor de begroting gebruikte cijfers rekening gehouden. Deze ontvangsten zijn evenwel niet voldoende om de andere, meer langlopende, oorzaken te compenseren.

Dit laat onverlet dat ik, in overleg met de Staatssecretaris van Financiën, er naar streef om de problematiek van te hoge voorschotten en de daarmee samenhangende terugvorderingen te beperken, zodat zo min mogelijk huishoudens met fluctuerende toeslagbedragen geconfronteerd worden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven