Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2010
Tijdens de behandeling van de begroting van mijn departement heb ik uw Kamer toegezegd om schriftelijk nader in te gaan op
de in de begroting opgenomen bezuiniging op de huurtoeslag. Het kabinet is zich ten volle bewust dat ingrepen in de huurtoeslag
gevoelig liggen en deze voor de huurtoeslagontvanger ingrijpende consequenties kunnen hebben. De totale omvang van de huurtoeslag
blijft in deze kabinetsperiode gehandhaafd. Dat laat onverlet dat in deze periode overschrijdingen moeten worden opgevangen
binnen de begroting. Er is geen extra geld. Over de exacte invulling van deze bezuinigingen kom ik later evenwel met u te
spreken. Ik bezie de verschillende mogelijkheden voor deze invulling en ben van plan u hierover in het voorjaar van 2011 nader
in te lichten.
Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling ga ik graag nader in op de achtergrond van de noodzaak
van de bezuinigingen en de hieraan ten grondslag liggende tegenvallers in het huurtoeslagbudget. Daarbij moet onderscheiden
worden tussen de tijdelijke en structurele oorzaken van de tegenvallende ontwikkeling van het huurtoeslagbudget.
Bij de voorbereiding van de begroting 2011 bleek dat vanaf 2012 een oplopend tekort op het budget huurtoeslag zou optreden,
vooral vanwege een hogere inflatie (en daarmee een hogere huurstijging) dan waar in de vorige begroting rekening mee was gehouden.
Deze tegenvaller is de oorzaak van het volledige tekort op het huurtoeslagbudget vanaf 2013, zoals in de begroting 2011 is
opgenomen.
Bijstellingen in de inflatieverwachting werken door in (te compenseren) mee- of tegenvallers voor het huurtoeslagbudget. Dat
werkt niet per definitie ongunstig uit. In eerdere begrotingsopstellingen (bijvoorbeeld 2010 en 2008) bleek een tegenvaller
in het huurtoeslagbudget beperkter uit te vallen door de destijds meevallende inflatie-ontwikkeling.
Deze oorzaak noodzaakt, gezien de al sinds jaren gehanteerde afspraak dat tegenvallers binnen de eigen begroting moeten worden
opgevangen, op zichzelf al tot de voorgenomen structurele bezuiniging op het huurtoeslagbudget.
Het feit dat in de begroting 2011 ook al in 2010 en 2011 een overschrijding van het huurtoeslagbudget laat zien, heeft te
maken met de meer tijdelijke oorzaak waar ik met u over heb gesproken. De voorschotten die aan huurtoeslagontvangers worden
toegekend, blijken vaak achteraf te hoog te zijn. De hieruit voortvloeiende terugvorderingen blijken voorts met meer vertraging
dan verwacht binnen te komen. Zoals gezegd betreft dit een meer tijdelijke problematiek. Naar huidig inzicht, zoals opgenomen
in de begroting 2011, is vanaf 2012 geen sprake meer van tegenvallers vanuit deze oorzaak. Vanaf dat jaar liggen aan de tegenvallers
de hiervoor genoemde, meer structurele oorzaken ten grondslag.
Het huurtoeslagbudget wordt al enige jaren geconfronteerd met tegenvallers. Deze tegenvallers hebben lange tijd niet tot ingrepen
in de huurtoeslag zelf geleid mede vanwege de mogelijkheid die er was om tegen en meevallers binnen het budget te salderen.
Gezien het huidige budgettaire beeld is dit evenwel niet meer te vermijden, al besef ik dat de gevolgen voor de huurtoeslagontvanger
pijnlijk kunnen zijn. Uitgangspunt is dat tekorten binnen de eigen begroting worden opgevangen; dat gold voor het vorige kabinet
en het huidige. De meer tijdelijke oorzaak van (te) hoge voorschotten en vertraagde terugvorderingen geldt enkel de jaren
2010–2012. Met het feit dat hier in latere jaren ontvangsten tegenover staan, is in de voor de begroting gebruikte cijfers
rekening gehouden. Deze ontvangsten zijn evenwel niet voldoende om de andere, meer langlopende, oorzaken te compenseren.
Dit laat onverlet dat ik, in overleg met de Staatssecretaris van Financiën, er naar streef om de problematiek van te hoge
voorschotten en de daarmee samenhangende terugvorderingen te beperken, zodat zo min mogelijk huishoudens met fluctuerende
toeslagbedragen geconfronteerd worden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner