27 926
Huurbeleid

29 764
Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

nr. 109
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2006

In deze brief informeer ik Uw Kamer over een aantal verschillende onderwerpen met betrekking tot de huurtoeslag. Hiermee kom ik tegemoet aan de toezeggingen die ik heb gedaan in (onder meer) het AO marginale druk huurtoeslag d.d. 9 februari jl. (kamerstuk 29 764, nr. 46) en het daaropvolgende VAO d.d. 21 maart jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006, nr. 60, blz. 3856–3860), voor zover aan deze toezeggingen niet al eerder gevolg is gegeven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

• het corrigeren van de huursubsidietoekenning bij gewijzigde maximale huurprijzen door het afschaffen van de verouderingsaftrek;

• de gevolgen van een stijging van het inkomen gedurende het berekeningsjaar op de hoogte van de huurtoeslag;

• overige toezeggingen in relatie tot de uitvoering van de huurtoeslag.

Het corrigeren van de huursubsidietoekenning bij gewijzigde maximale huurprijzen door het afschaffen van de verouderingsaftrek

In december 2005 heeft de heer Depla in Kamervragen aandacht gevraagd voor het niet aanpassen van de maximale huurprijzen van particuliere huurders ingeval van huursubsidie. Door het tussen 1 juli 2002 en 1 juli 2004 stapsgewijs afschaffen van de verouderingsaftrek kan de maximaal toegestane huur stijgen. Deze verhoging kan gevolgen hebben voor de huursubsidie, indien voor het berekenen van de huursubsidie als rekenhuur niet de overeengekomen huur wordt gehanteerd, maar de maximale huurprijsgrens volgens het woningwaarderingsstelsel.

In mijn antwoord d.d. 19 januari 2006 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2005–2006, nr. 748) op deze vragen heb ik aangegeven dat ik nader onderzoek zal laten instellen naar de omvang van de problematiek, waarna ik – met inachtneming van de uitvoeringsconsequenties – een beslissing zal nemen over een eventuele ambtshalve correctie van de desbetreffende toekenningen. Dit onderzoek is inmiddels afgerond. Gebleken is dat in ca. 700 gevallen huurders gedurende een of meer subsidietijdvakken een te lage huursubsidie hebben ontvangen ten gevolge van het afschaffen van de verouderingsaftrek. Gemiddeld gaat het om een correctie over twee tijdvakken per geval. Dit is aanmerkelijk minder dan het aantal dat aanvankelijk werd verondersteld (ca. 1300). De oorzaak hiervan is vermoedelijk dat verhuurders na een verklaring van de voorzitter van de Huurcommissie dat de overeengekomen huurprijs hoger is dan de maximale huurprijsgrens, de overeengekomen huurprijs vaak verlagen, hetzij vrijwillig, hetzij na een bindende uitspraak terzake van de Huurcommissie. Een globale inschatting van het met de correctie gemoeide bedrag aan te weinig uitgekeerde subsidies komt op ca. € 100 000 tot € 200 000 in totaal.

Met de correctie zijn naar schatting voorts ca. 600 mensuren gemoeid, bij het secretariaat van de Huurcommissies en bij de VROM-uitvoeringsorganisatie huursubsidie.

Hoewel de problematiek derhalve beperkt van omvang is, heb ik besloten toch tot ambtshalve correctie over te gaan indien te weinig huursubsidie is uitgekeerd. Hierbij heb ik in overweging genomen dat specifieke voorlichting over het afschaffen van de verouderingsaftrek en met name over de mogelijke gevolgen daarvan voor hoogte van de huursubsidie, indertijd niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor hebben slechts weinig huurders zelf bezwaar gemaakt tegen de te lage huursubsidietoekenning. Voorts zullen de gecorrigeerde huurgegevens van huurders die ook in het laatste halfjaar van 2005 huursubsidie ontvingen, worden doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen, zodat waar nodig ook de toekenningen huurtoeslag kunnen worden aangepast.

Gevolgen van een inkomensstijging gedurende het berekeningsjaar op de hoogte van de huurtoeslag

Tijdens het AO van 9 februari jl. heeft mw. Sterk gevraagd of het effect van de overgang naar het inkomen van jaar t kan zijn, dat een kleine wijziging in het inkomen in de loop van het jaar tot een forse terugbetaling van huurtoeslag leidt.

Met de inwerkingtreding van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen geldt als toetsingsinkomen voor (onder meer) de huurtoeslag het verzamelinkomen of belastbaar loon in het berekeningsjaar, dat wil zeggen het jaar t. Omdat bij aanvang van jaar t uiteraard het verzamelinkomen nog niet bekend is, moet voor de voorschotverstrekking worden uitgegaan van een schatting van het inkomen in dat jaar. Een niet voorziene stijging of daling van het inkomen in de loop van het jaar kan dan inderdaad tot gevolg hebben, dat het aanvankelijk vastgestelde voorschot huurtoeslag te hoog dan wel te laag blijkt te zijn. Indien de belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen meteen op de hoogte stelt van een dergelijke wijziging van het geschatte inkomen, kan het toegekende voorschot huurtoeslag daaraan worden aangepast. Op die manier kan zo veel mogelijk worden vermeden dat achteraf, bij de definitieve vaststelling van de huurtoeslag aan de hand van het definitieve inkomen in het berekeningsjaar, te veel betaalde huurtoeslag moet worden teruggevorderd of verrekend.

Overigens is de marginale druk binnen de huurtoeslag niet zo hoog, dat zelfs een kleine toename van het inkomen gedurende het jaar al leidt tot een forse verlaging verlies aan huurtoeslag. Het is zelfs mogelijk dat het inkomen ook na de stijging blijft vallen binnen de dezelfde inkomensklasse van de basishuurtabel, waardoor in het geheel geen verlaging van de toeslag optreedt.

Ik wijs er voorts op dat door de voor 1 januari 2008 geplande overschakeling van de basishuurtabellen naar een formule (zoals aangekondigd in mijn brief van 2 februari jl. (kamerstuk 27 926, nr. 93)), de schoksgewijze toe- of afname van de hoogte van de huurtoeslag als gevolg van een wijziging van het inkomen, aanmerkelijk zal afvlakken.

Overige toezeggingen

Tijdens het AO marginale druk is tevens een aantal uitvoeringsgerelateerde onderwerpen aan de orde geweest. Het ging daarbij om de stand van zaken van de uitvoering van de huurtoeslag, de toepassing van de zogeheten hardheidsclausule en de voorlichting daaromtrent, en om het aantal inspecteurs dat de Belastingdienst Toeslagen inzet bij de fraudebestrijding.

Over de uitvoering van (onder meer) de huurtoeslag en over specifieke aspecten daarvan zoals de uitvoering van de hardheidsclausule, bent u inmiddels bij diverse gelegenheden schriftelijk en mondeling geïnformeerd door de Staatssecretaris van Financiën. Zoals ook is uiteengezet in mijn brief d.d. 11 april 2006 (II, 2005–2006, 29 764, nr. 47) is deze staatssecretaris immers de verantwoordelijke bewindsman voor de uitvoering van de huurtoeslag. Mijn verantwoordelijkheid betreft primair het huurtoeslagbeleid en de daarvoor beschikbare begrotingsgelden. Vanwege de onderlinge verwevenheid van beleid en uitvoering is er uiteraard een voortdurende uitwisseling van informatie over beide aspecten van de huurtoeslag tussen mijn ministerie en dat van Financiën.

Ten slotte ga ik in op mijn toezegging, gedaan in het VAO marginale druk, dat ik zo veel mogelijk zal bevorderen dat verhuurders de mogelijkheid van verrekening van de huurtoeslag in de huren aan hun huurders aanbieden. Ook hier gaat het om een onderwerp dat is gerelateerd aan de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. Daarom is in het informatiebulletin dat de Belastingdienst/Toeslagen uitgeeft ten behoeve van organisaties die bij de toeslagen zijn betrokken, waaronder de verhuurders, onlangs uitvoerig aandacht besteed aan het geclusterd betalen. Sinds de overgang van de uitvoering naar de Belastingdienst/Toeslagen is het aantal verhuurders dat deelneemt aan het geclusterd betalen nagenoeg ongewijzigd gebleven. Nog steeds wordt voor een groot gedeelte van de huurders de huurtoeslag door de verhuurder verrekend met de huur. Dat neemt niet weg dat ik ook bij toekomstige gelegenheden de verhuurders zal blijven attenderen op de voordelen van deze wijze van uitbetaling van de huurtoeslag.

Ik hoop U hiermee voldoende te hebben ingelicht.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven