27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 963 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2023

Conform de toezegging van de Minister van Defensie tijdens het commissiedebat over de veiligheidsinzet in Irak van 26 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 959), met in achtneming van de Kamerbrief van de Minister van Defensie over de veiligheidssituatie in Irak van 21 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 960) en tevens in antwoord op de vragen gesteld door de BBB-fractie van de Commissie Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer, informeren wij u mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid over de gevolgen van het conflict tussen Israël en Hamas voor de huidige en de geplande Nederlandse veiligheidsinzet in Irak.

Veiligheidssituatie in Irak

Op 13 november jl. is het dreigingsniveau voor drones en indirect vuur op Iraakse locaties met aanwezigheid van coalitietroepen verhoogd van significant naar hoog (Kamerstuk 27 925, nr. 960). Dit volgde op een reeks aanvallen van aan Iran gelieerde milities1 op verschillende coalitiebases (onder andere Ain Al Asad, al-Harir en Erbil air bases), waarbij in een aantal gevallen sprake was van beperkte materiële schade en lichte verwondingen.2 De dreiging tegen Westerse presentie in Irak door aan Iran gelieerde milities is toegenomen sinds het gewapend conflict tussen Israël en Hamas. Deze dreiging is primair gericht tegen de VS, omdat de aan Iran gelieerde milities de ontwikkelingen sinds 7 oktober aangrijpen om hun agenda tegen de aanwezigheid van de VS in Irak te bevorderen. Als gevolg van deze ontwikkelingen richt de dreiging zich ook op de coalitietroepen die de VS ondersteunen of nauw met hen samenwerken.

De Iraakse regering heeft bij monde van premier Sudani de drone- en raketaanvallen op coalitiebases meermaals veroordeeld. Ook Nederland veroordeelt deze aanvallen en kaart dit aan in gesprekken met de Iraakse autoriteiten. In bilaterale gesprekken met Nederlandse kabinetsleden heeft de Iraakse regering verzekerd dat zij haar verantwoordelijkheid neemt in het beschermen van buitenlandse troepen en diplomatieke posten. Irak en Nederland delen het belang van het voorkomen van regionale escalatie. Deze inzet heeft Irak ook besproken met de VS, Iran en andere regionale actoren.

De drone- en (ballistische) raketaanvallen op coalitiebases zijn voor de VS aanleiding geweest om luchtaanvallen uit te voeren tegen doelwitten van aan Iran gelieerde milities in Syrië en Irak. Zo voerde de VS op 22 november jl. luchtaanvallen uit op wapendepots van Kata’ib Hezbollah (KH) in Jurf al-Nasr ten zuidoosten van Bagdad, Irak, waarbij meerdere leden van deze militie omkwamen. De Iraakse regering heeft deze Amerikaanse tegenaanval veroordeeld op grond van een schending van de territoriale integriteit. Tegelijkertijd bevestigt zij de steun voor de aanwezigheid van buitenlandse troepen ter versterking van de Iraakse veiligheidssector. Het Nederlandse kabinet begrijpt de noodzaak van de VS tot bescherming van eigen personeel, en wijst tegelijkertijd op het belang van voorkomen van regionale escalatie.

Tijdens de op 23 november jl. aangekondigde tijdelijke humanitaire gevechtspauze tussen Israël en Hamas hebben geen aanvallen plaatsgevonden op Amerikaanse en coalitiebases in Irak door aan Iran gelieerde milities. Deze milities benadrukten dat een complete staking van de aanvallen onmogelijk is zolang Irak niet «bevrijd» is van de «bezettingstroepen». Intussen hebben de milities hun aanvallen op de Amerikaanse en coalitiebases hervat. De meest recente aanval vond plaats op 8 december jl. toen meerdere mortieren werden afgevuurd op de Amerikaanse ambassade in Bagdad. Premier Sudani veroordeelde de aanval op de ambassade en noemde het een terroristische daad die de stabiliteit, interne veiligheid en politieke reputatie ondermijnt. Ook gaf hij de opdracht dit incident te onderzoeken en de daders te berechten.

De ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden dragen in aanloop naar de provinciale verkiezingen in Irak op 18 december bij aan de bestaande politieke spanningen binnen de Iraakse regering over de aanwezigheid van Amerikaanse- en coalitietroepen. De Iraakse regering steunt deze aanwezigheid nog steeds openlijk, maar enkele politici en verschillende militiegroepen zijn uitgesproken tegenstander. Daarnaast lijkt tussen verschillende aan Iran gelieerde milities onenigheid te bestaan over de te volgen strategie. Enkele militiegroepen willen de aanvallen intensiveren, terwijl andere een voorzichtigere houding aannemen om verdere escalatie op Iraaks grondgebied te voorkomen.

Gevolgen huidige en geplande Nederlandse missie-inzet in Irak

Een aantal leden van de Eerste Kamer heeft op 28 november jl. verzocht om een nieuwe, grondige en uitgebreide risicoanalyse. Voor alle militaire missies geldt dat het Ministerie van Defensie de veiligheidssituatie in het missiegebied continu monitort en de impact van de veiligheidssituatie op de taakstelling doorlopend weegt. Ook de missies zelf wegen de veiligheidssituatie voortdurend. Nederland staat in nauw contact met de missies, de bondgenoten en het NAVO-hoofdkwartier over veiligheidsontwikkelingen en de implicaties daarvan voor het werk van de missies.

Vooralsnog noopt de veranderende veiligheidscontext niet tot aanpassing van de huidige en voorziene Nederlandse civiele en militaire inzet in Irak. Tevens heeft dit nog geen invloed op de presentie en de werkzaamheden van de ambassade in Bagdad en het consulaat-generaal in Erbil in de Koerdisch Autonome Regio.

NMI en OIR

De toegenomen weerstand, voornamelijk van aan Iran gelieerde milities, tegen aanwezigheid van Amerikaanse- en coalitie troepen en de daarmee gepaard gaande verslechterde veiligheidscontext heeft enkele gevolgen voor zowel de NAVO missie Irak (NMI) als Operation Inherent Resolve (OIR). NMI en OIR zijn op dezelfde bases gestationeerd, waarbij OIR zorg draagt voor de bescherming van de bases. Door de missies zijn aanvullende maatregelen getroffen voor de bescherming van het missiepersoneel. Er zijn onder andere aanvullende luchtafweersystemen ontplooid op de bases en militairen worden opgedragen persoonlijke beschermingsmiddelen (zoals een scherfwerende vest en een helm) te dragen. Deze maatregelen bieden vooralsnog afdoende bescherming voor het personeel en het materieel.

In de brief van 21 november jl. werd de Tweede Kamer geïnformeerd dat de VS niet-essentieel personeel heeft teruggetrokken uit de regio. Inmiddels heeft de VS besloten niet-essentieel personeel te laten terugkeren naar Irak en de werkzaamheden te hervatten.

Enkele leden van de Eerste Kamer vroegen naar de impact van de veiligheidsontwikkelingen op de doelstellingen van Nederland in de missies in Irak. Zoals bekend zal het zwaartepunt van de Nederlandse inzet vanaf januari 2024 verschuiven van OIR naar NMI (Tweede Kamerstuk 27 925, nr. 943 en 946). Op dit moment worden de oorspronkelijke doelstellingen van Nederland in NMI en OIR nog altijd haalbaar geacht. De veranderde omstandigheden hebben vooralsnog geen negatieve weerslag op het advieswerk van NMI. De missies zullen, indien daartoe aanleiding is, de activiteiten kunnen aanpassen en/of afschalen. Nederland en andere bondgenoten die actief zijn in de missies zien daartoe vooralsnog geen aanleiding.

EUAM Irak

Ook de Europese adviesmissie (EUAM) in Irak ondervindt vooralsnog beperkt gevolgen van de regionale ontwikkelingen en zet haar advieswerkzaamheden onverminderd voort. Ook voor EUAM geldt dat de dreiging niet direct tegen de missie is gericht en dat de Iraakse autoriteiten de aanwezigheid van de missie verwelkomen. De missie en de EU monitoren de situatie nauwgezet. Nederland houdt nauw contact met de EU, andere EU-lidstaten en de Nederlanders binnen de missie. Het kabinet ziet dan ook, net zoals andere EU-lidstaten, vooralsnog geen reden om de Nederlandse bijdrage aan EUAM aan te passen.

Zoals reeds benoemd wordt de veiligheidssituatie en de gevolgen voor de Nederlandse presentie nauwlettend in de gaten gehouden. Indien de veiligheidssituatie daartoe aanleiding geeft zullen gepaste maatregelen worden genomen en wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.

Combined Maritime Forces (CMF)

De Verenigde Staten starten een maritieme operatie, genaamd Prosperity Guardian, in de Rode Zee en de westelijke Golf van Aden onder leiding van de Combined Maritime Forces (CMF). CMF is een internationaal hoofdkwartier in Bahrein waar de marines uit 39 verschillende landen samenwerken. Vanuit dit hoofdkwartier worden vier operaties aangestuurd in respectievelijk de Perzische Golf, de Golf van Oman, de Arabische Zee, de Golf van Aden, de Rode Zee en de West-Indische Oceaan. Momenteel draagt Nederland drie stafofficieren bij aan het hoofdkwartier van CMF. De VS heeft Nederland verzocht een bijdrage te leveren aan Prosperity Guardian, die zich richt op het waarborgen van de vrije en veilige doorvaart in de Rode Zee en de westelijke Golf van Aden. Op 19 december jl. vond internationaal overleg plaats over de situatie in de Rode Zee en deze nieuwe maritieme operatie. De Minister van Defensie sloot hierbij aan. Verschillende landen, waaronder Nederland, oriënteren zich momenteel op een bijdrage met maritieme capaciteiten. Zoals gemeld in het schriftelijke overleg over de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 11 december 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2790) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2793), blijft het kabinet zich inzetten voor maritieme veiligheid in de Golfregio. Recente ontwikkelingen in de Rode Zee tonen onverminderd de kwetsbaarheid van maritieme veiligheid en transport en de relevantie van internationale militaire maritieme presentie aan.

Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over het besluit met maximaal twee stafofficieren extra bij te dragen aan de CMF ten behoeve van operatie Prosperity Guardian.

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

De aanvallen worden in vrijwel alle gevallen geclaimd door «al-Muqawama al-Islamiyah fil Iraq» (het Islamitische Verzet in Irak). Dit is geen daadwerkelijke militie, maar wordt gebruikt als een overkoepelende term voor verscheidene pro-Iraanse milities in Irak, waaronder Kata’ib Hezbollah, Ansar Allah al-Awfiya, Harakat Hezbollah al-Nujaba en Kata’ib Sayyid al-Shuhada.

X Noot
2

In totaal hebben er in de periode 18 oktober tot 12 december jl. ca. 117 aanvallen plaatsgevonden in Irak en Syrië. Circa 58 van deze aanvallen vonden plaats in Irak.

Naar boven