27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 771 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2021

Op vrijdag 16 april jl. informeerden wij uw Kamer met een aanvullende artikel 100- brief (Kamerstuk 27 925, nr. 769) dat het kabinet heeft besloten tot inzet van ca. 80 militairen ter versterking van de beveiligingscapaciteit in Train, Advise & Assist Command North (TAAC-N), Afghanistan.

Morgen voeren we daarover met uw Kamer een debat. Gepland was dat de militairen op 22 april zouden vertrekken naar Afghanistan. Door onvoorziene omstandigheden is vandaag gebleken dat de geplande vlucht geen doorgang kan vinden. Op het laatste moment is voor de oorspronkelijke datum van de vlucht geen overvliegvergunning verleend. Er is samen met bondgenoten met de grootste spoed gezocht naar alternatieven, maar er waren geen andere vluchten of toestellen beschikbaar die de garantie konden bieden dat de militairen tijdig inzetgereed zouden zijn in het missiegebied. Dit brengt het risico met zich mee dat niet tijdig voldaan zou kunnen worden aan het verzoek van Commandant TAAC-N. Met het oog op de dreiging waarover uw Kamer is geïnformeerd en de veiligheid van onze troepen, is het belangrijk dat de militairen op korte termijn vertrekken.

Helaas was er hierdoor geen andere mogelijkheid dan het transport vanavond te laten plaatsvinden. Wij betreuren ten zeerste dat de militairen daardoor al in Afghanistan zijn voordat het debat over deze aanvullende inzet zal zijn afgerond. We hebben opdracht gegeven dat de militairen niet eerder worden ingezet dan na de afronding van het debat met uw Kamer. De militairen zullen uiterlijk 30 april 2021 hun werkzaamheden aanvangen, zoals reeds aan uw Kamer gecommuniceerd in de aanvullende artikel 100-brief (Kamerstuk 27 925, nr. 796).

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven