27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 728 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2020

Conform mijn toezegging om de Kamer te informeren over de beschikbare informatie over de wapeninzet in de nacht van 2 op 3 juni 2015 in Hawija, Irak, wijs ik u erop dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) heeft aangegeven informatie (gedeeltelijk) openbaar te maken, in het kader van een Wob-verzoek dat in behandeling is genomen rondom het onderwerp transparantie burgerslachtoffers. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid nam reeds op 17 februari 2020 een besluit over dit Wob-verzoek waar het de stukken betreft die onder dat departement berusten. Hierover is de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nrs. 682 en 705). In dat besluit werd tevens aangegeven dat het OM nog zelfstandig een besluit zou nemen indien er (aanvullende) stukken werden aangetroffen. Dit is het geval, en deze stukken zijn vandaag gepubliceerd op de website van het OM.

Door het OM onderzochte wapeninzetten

In de openbaar gemaakte stukken gaat het onder meer over het aantal door het OM onderzochte wapeninzetten. Uit een van de stukken blijkt dat door OM-medewerkers de vraag is gesteld waarom het Ministerie van Defensie in een tweetal Kamerbrieven sprak van twee onderzoeken, terwijl er op dat moment vier wapeninzetten door het OM werden onderzocht. De eerste brief waar naar wordt verwezen, betreft de beantwoording van feitelijke vragen over een aanvullende art. 100 brief inzake de strijd tegen ISIS (6 februari 2016, Kamerstuk 27 925, nr. 571). Daarin werd echter gevraagd naar hoeveel onderzoeken er door de anti-ISIS coalitie werden uitgevoerd. De tweede brief betreft de voortgangsrapportage Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS (29 april 20161, Kamerstuk 27 925, nr. 590) waarin wordt verwezen naar de eerstgenoemde brief.

In mei 2017 was er vervolgens, in het kader van beantwoording van Kamervragen en in aanloop naar de besloten technische briefing van 1 juni 2017, contact tussen de Directie Juridische Zaken van het ministerie en het OM over de OM-onderzoeken. Het OM gaf desgevraagd aan geen bezwaar te hebben om in de besloten technische briefing te melden dat er, naast de twee bij de Kamer reeds bekende wapeninzetten, sprake was van nog twee wapeninzetten waar het OM onderzoek naar deed. Op 13 juni 2017 werd in het algemeen overleg over de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 609) door de Minister van Defensie aangegeven dat de Kamer in het openbaar reeds was gemeld dat er onderzoek liep naar twee wapeninzetten, en dat in de besloten briefing van 1 juni 2017 melding was gemaakt van nog twee wapeninzetten waar het OM onderzoek naar deed.

Uitkomst van OM-onderzoeken

Daarnaast valt uit de door het OM openbaar gemaakte stukken op te maken dat er in december 2017 contact was tussen het ministerie en het OM over het feit dat het OM de vier onderzoeken had afgerond en de wens van de Minister van Defensie om het resultaat daarvan, conform toezegging, direct aan de Kamer te melden. Dit roept mogelijk de vraag op of destijds aan de Kamer is gemeld dat het OM de onderzoeken had afgerond. Dit heb ik gemeld in het algemeen overleg over de strijd tegen ISIS d.d. 14 december 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 626). Het ministerie werd vervolgens in februari 2018 door het OM op de hoogte gesteld van de uitkomst van de onderzoeken, zoals aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 27 925, nr. 637). Vervolgens is de Kamer op 13 april 2018 in de voortgangsrapportage van de Nederlandse inzet in de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 629) geïnformeerd over de in totaal vier wapeninzetten waar het OM feitenonderzoeken naar had ingesteld, inclusief de drie door Defensie onderzochte wapeninzetten.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

Deze Kamerbrief is op 29 april 2016 aan de Kamer aangeboden in plaats van 16 april 2016 zoals in de openbaar gemaakte stukken staat vermeld.

Naar boven