27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 724 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2020

Op 14 mei jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 71, item 9) werd de motie van het lid Belhaj aangenomen (Kamerstuk 27 925, nr. 714), die de regering verzoekt «de Onderzoeksraad voor Veiligheid te verzoeken op korte termijn onderzoek in te stellen naar de luchtaanval op Hawija, gericht op de vraag hoe bij deze aanval burgerslachtoffers konden zijn gevallen evenals welke lessen voor de toekomst naar aanleiding hiervan te trekken zijn». Dit betreft de wapeninzet in de nacht van 2 op 3 juni 2015 te Hawija, Irak.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) gaf diezelfde dag reeds aan dat, op basis van de Rijkswet op de OVV, voorvallen in een situatie van oorlog of gewapend conflict of tijdens een operatie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde zijn uitgesloten van onderzoek.

Gezien de brede steun in de Kamer voor deze motie ben ik echter met de voorzitter van de OVV in overleg getreden over de vraag of er mogelijkheden van onderzoek bestaan waarbij er een rol voor de OVV is weggelegd. Vandaag heeft de voorzitter mij per brief geïnformeerd dat de Onderzoeksraad in haar vergadering van 16 juni heeft besloten dit onderzoek niet ter hand te nemen. De overwegingen die de voorzitter daarbij aangeeft zien op de wettelijke beperkingen die voortvloeien uit de Rijkswet op de OVV en op de op dit moment beschikbare financiële ruimte.

Ik neem dit oordeel nu in beraad en zal u op een later moment nader informeren over de uitvoering van deze motie.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven